ECLI:NL:RBGEL:2013:6185

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 december 2013
Publicatiedatum
3 januari 2014
Zaaknummer
05/720335-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kropman
  • A. Gilhuis
  • O. de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een mes in de hals door een psychisch zieke verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 31 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 september 2013 in Ermelo met een mes heeft gestoken naar een verpleegkundige. De rechtbank achtte poging tot doodslag bewezen, maar verklaarde de verdachte niet strafbaar vanwege zijn volledige ontoerekeningsvatbaarheid als gevolg van een ernstige geestelijke stoornis, namelijk schizofrenie. De verdachte had op de dag van het voorval een psychose en was niet in staat om de gevolgen van zijn handelen te overzien. De rechtbank baseerde haar oordeel op rapportages van psychologen en psychiaters die de verdachte hadden onderzocht. De rechtbank legde de maatregel op van opname in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, omdat het strafbare feit niet aan de verdachte kon worden toegerekend. De rechtbank benadrukte dat de verdachte gevaarlijk was voor zichzelf en voor de algemene veiligheid van personen, en dat hij psychiatrische hulp nodig had. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 37, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/720335-13
Uitspraak d.d.: 31 december 2013
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Raadsman: mr. Boeve, advocaat te Putten.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
17 december 2013.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 september 2013 te Ermelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemd slachtoffer met een mes meermalen, althans eenmaal in haar nek en/of hals en/of haar been, in elk geval haar lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 02 september 2013 te Ermelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemd slachtoffer met een mes meermalen althans eenmaal in haar nek en/of hals en/of been, in elk geval haar lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 2 september 2013 is verdachte vrijwillig opgenomen op de gesloten afdeling van [instelling] in Ermelo. Hij zou diezelfde avond met een mes hebben ingestoken op een verpleegkundige.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen verder opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat vaststaat dat verdachte heeft gestoken met een mes. Er is echter geen sprake geweest van opzettelijk handelen, nu verdachte vanwege de psychose waarin hij zich bevond geen enkel inzicht had in de draagwijdte van zijn gedragingen en de gevolgen daarvan. Verdachte kon niet inzien dat het steken met het mes zou kunnen leiden tot letsel of mogelijk tot de dood. Er dient dan ook vrijspraak te volgen.
Voor zover de rechtbank dit niet volgt, dient vrijspraak te volgen omdat geen sprake is van een poging tot doodslag dan wel een poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft gestoken met een bot mes en daarnaast is het de vraag of hij met kracht heeft gestoken, nu dit niet blijkt uit de verklaring van aangeefster over het incident dan wel uit de letselrapportage.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard [2] dat zij op 2 september 2013 aan het werk was bij [instelling] in Ermelo. Zij zag dat een nieuwe patiënt, wiens naam zij niet kende, een broodmes pakte. Hij liep eerst de kamer uit, maar kort daarna kwam hij weer terug. Aangeefster zag dat de man zijn hand in een vuist had met daartussen het handvat van het mes geklemd. Hij had zijn hand ter hoogte van zijn hoofd, aldus aangeefster. De man kwam direct op aangeefster aflopen en zij zag en voelde dat de man haar met het mes in de linkerzijde van haar hals stak. Aangeefster heeft zich vervolgens in de bank laten zakken, waarna de man haar nog twee keer in haar rechter onderbeen stak. Aangeefster heeft verklaard dat zij een steekwond in haar hals en twee steekwonden in haar rechter onderbeen heeft. Het mes was erg bot, aldus aangeefster. Omdat zij pijn heeft met slikken en de wond in haar hals zo diep is, moet het steken volgens aangeefster wel met veel kracht zijn gegaan.
Getuige [getuige] heeft verklaard [3] dat zij op 2 september 2013 samen met verpleegkundige [slachtoffer] op de bank in de woonkamer van [instelling] in Ermelo zat. Zij zag dat een man een mes pakte uit één van de lades in de keuken. De jongen liep in de richting van getuige en [slachtoffer], waarbij hij niets zei. De jongen had het mes ter hoogte van zijn gezicht in zijn rechterhand en deze had hij tot een vuist gemaakt. [getuige] zag dat de jongen van bovenaf een steekbeweging maakte met het mes richting de hals van [slachtoffer] en haar ook raakte. [getuige] heeft daarnaast verklaard dat [slachtoffer] ook snij/steekwonden in haar been had, maar zij heeft niet gezien hoe dat was gebeurd.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verklaard [4] dat zij op 2 september 2013 omstreeks 21:32 uur de melding kregen dat een patiënt van [instelling] een verpleegkundige had gestoken met een mes. De veldwachter, [naam], heeft verbalisanten verzocht naar de hoofdingang van [instelling] te gaan, waar de verdachte zich zou bevinden. Verbalisanten troffen [naam] op die plek aan, die vertelde dat hij een verpleegkundige in de richting van het NS-station had zien rennen, waarbij zij riep: “Daar loopt hij en hij heeft een mes”. [naam] zag een man in de bosjes zitten met een mes in zijn handen. Op verzoek van [naam] heeft de man het mes weggegooid. [naam] en de verpleegkundige zijn vervolgens met de man naar [instelling] gelopen. Verbalisanten zijn naar de man toegelopen, die op een bankje bij de verpleegkundige zat, en hebben verdachte aangehouden.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer] op 2 september 2013 in Ermelo meermalen heeft gestoken met een mes.
Vervolgens dient de rechtbank zich uit te laten over de vraag of het handelen van verdachte zou hebben kunnen leiden tot de dood van aangeefster dan wel tot zwaar lichamelijk letsel.
Er is op 5 september 2013 een letselrapportage opgemaakt [5] door [geneeskundige], forensisch geneeskundige, waarin over de verwonding in de linker hals regio is opgemerkt dat deze is toegebracht door een scherp voorwerp (eten(s)/keukenmes) dat de huid over een lengte van ongeveer twee centimeter heeft opengesneden. De wondranden zijn niet rafelig en er is om de verwonding geen roodheid te zien. Het mag als een wonder worden beschouwd dat de onderliggende essentiële structuren niet zijn aangedaan. In deze regio liggen onder andere de slagader, zenuwen en spieren om het hoofd rechtop te houden en te bewegen. Over de diepte van de verwonding is niets te zeggen omdat de aangebrachte zwaluwstaartjes niet zijn verwijderd. Op het rechter onderbeen is een tweetal verwondingen aangebracht. Aan de voorkant heeft het scheenbeen een verder binnendringen weten te voorkomen. Aan de achterzijde zit een diepere verwonding, mede omdat in weke delen is doorgedrongen. Geconcludeerd kan worden dat de verwondingen door eenzelfde persoon in een staande houding zijn toegebracht. Het slachtoffer heeft zich bij de verwonding in de hals niet kunnen afweren. Zij mag van geluk spreken dat er vooralsnog geen essentiële onderliggende vaat/zenuw structuren zijn geraakt, waarbij het slachtoffer in levensgevaar zou hebben kunnen raken nu het gevaar op een slagaderlijke bloeding in de nabije omgeving van de verwonding zeer waarschijnlijk mag worden geacht.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte, te weten het steken met een mes in de halsstreek, had kunnen leiden tot de dood van aangeefster.
Ten aanzien van de vraag of bij verdachte opzet heeft bestaan op het doden van aangeefster overweegt de rechtbank, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 9 december 2008 (LJN BD2775), als volgt. In het geval waarin met een beroep op een ernstige geestelijke stoornis bij de verdachte het opzet wordt bestreden, moet worden vooropgesteld dat zo'n stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken. Van die situatie zal slechts bij uitzondering sprake zijn.
In het onderhavige geval is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een geval zoals door de Hoge Raad bedoeld. Immers, van het ontbreken van ieder inzicht in zijn handelen is bij verdachte, ondanks zijn psychose, geen sprake geweest, nu hij heeft verklaard al bij binnenkomst in [instelling] te hebben bedacht om iemand aan te vallen omdat hij onvrede voelde en zo snel mogelijk weg wilde [6] . Ook ter zitting heeft verdachte verklaard te hebben gestoken omdat hij weg wilde [7] . De rechtbank acht de opzet dan ook bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 2 september 2013 te Ermelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemd slachtoffer met een mes eenmaal in haar nek en/of hals heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Naar de persoon van de verdachte is psychologisch en psychiatrisch onderzoek verricht.
In het rapport van [psycholoog], gezondheidszorgpsycholoog, van 3 november 2013 is geconcludeerd dat sprake is van een ziekelijke stoornis bij verdachte, in de vorm van schizofrenie, paranoïde type, en van alcoholmisbruik. Volgens de rapporteur was verdachte, als gevolg van zijn ernstige en chronische psychiatrische ziekte, niet in staat om op een bewuste en realistische manier keuzes te maken en de gevolgen van zijn handelingen te overzien. Het is zeer waarschijnlijk dat het denken en handelen van verdachte op het moment van het hem ten laste gelegde feit werden aangestuurd vanuit zijn psychotisch toestandsbeeld. Bovendien werd op dat moment het oordeels- en kritiekvermogen zeer waarschijnlijk negatief beïnvloed door het schizofrene proces. Dit gebeurde in volledige mate. Vanuit gedragskundig oogpunt acht de rapporteur het aangewezen verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren.
In het rapport van [psychiater], psychiater, van 11 november 2013 is geconcludeerd dat verdachte lijdt aan schizofrenie. Daardoor heeft hij psychotische periodes met akoestische hallucinaties en wanen. De akoestische hallucinaties zijn zowel kwaadsprekend als imperatief. Bij de imperatieve hallucinaties kan verdachte zich niet onttrekken aan de opdrachten van de stemmen. Hij heeft betrekkingswanen, achtervolgingswanen en grootheidswanen. De rapporteur geeft aan dat verdachte tijdens het tenlastegelegde heeft gehandeld vanuit zijn akoestische hallucinaties en zijn psychotische wanen en dat het tenlastegelegde niet was gebeurd als verdachte niet psychotisch was geweest. Hij had geen keuzevrijheid voor wat betreft zijn handelingen omdat zijn handelen werd gestuurd door zijn psychose, aldus de rapporteur, die adviseert om verdachte ontoerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank sluit zich bij de bevindingen van de deskundigen aan en zal, gelet op het voorgaande, de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwen. Verdachte is dan ook niet strafbaar.
Oplegging van een maatregel
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat opname in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van één jaar passend en geboden is.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte een normale jongen is, zonder eerdere contacten met politie en justitie. Verdachte kan zich vinden in het advies van de deskundigen om hem te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis. Hij wil zelf graag in het [kliniek] in Amsterdam geplaatst worden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door een willekeurige persoon met een mes in de nek/hals te steken. Door aldus te handelen heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De omstandigheid dat het slachtoffer niet dodelijk is geraakt, is te danken aan een gelukkig toeval en niet aan verdachtes handelen.
Gelet op verdachtes ontoerekeningsvatbaarheid kan aan hem geen straf, maar uitsluitend een maatregel worden opgelegd.
In het rapport van [psycholoog] is geconcludeerd dat de kans op herhaling van vergelijkbaar delictgedrag klein is wanneer verdachte goed wordt ingesteld c.q. ingesteld blijft op medicatie en hij de behandeling accepteert die nodig is. Een goed signaleringsplan is hierbij essentieel zodat verdachte een psychose voortijdig leert herkennen om er op die manier zo snel mogelijk op in te kunnen grijpen. Wanneer een adequate behandeling achterwege blijft dan wel wanneer verdachte zich hieraan onttrekt, en hij opnieuw psychotisch decompenseert is er, vanuit zijn psychose, wel degelijk een verhoogd risico op onvoorspelbaar agressief gedrag. De rapporteur adviseert verdachte in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor maximaal een jaar verplicht te laten opnemen in een psychiatrische instelling. Na de klinische opname zijn nazorg en ambulante begeleiding geïndiceerd.
In het rapport van [psychiater] is vermeld dat de kans op herhaling afhankelijk is van de kans op herhaling van een psychose en de kans daarop is weer afhankelijk van de medicatietrouw en behandelbaarheid van verdachte. Het risico wordt verhoogd door het geringe ziekte-inzicht met de kans dat verdachte de behandeling stopt, het gebrek aan vaste structuur en het gebruik van alcohol. Het risico wordt verkleind doordat verdachte goed reageert op medicatie, geen last van bijwerkingen heeft en alle steun krijgt van zijn moeder en stiefvader. Een maat voor het risico op recidive kan niet worden gegeven. De rapporteur adviseert verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal - alles overwegende - deze adviezen volgen en de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar gelasten, nu het strafbare feit wegens een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet aan verdachte kan worden toegerekend. Daarnaast is verdachte gevaarlijk voor zichzelf en voor de algemene veiligheid van personen. Uit voorgaande overwegingen blijkt dat verdachte psychiatrische hulp nodig heeft. De rechtbank overweegt dat verdachte ook gemotiveerd lijkt te zijn behandeling te ondergaan en ervan doordrongen is dat het van cruciaal belang is dat hij (zolang als hij kampt met zijn ziekelijke stoornis) medicatietrouw zal moeten zijn en blijven.
De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde zogenaamde artikel 37- plaatsing dan ook noodzakelijk. Na de periode van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis zijn er, indien nodig, civielrechtelijke maatregelen om (eventuele verdere) gedwongen behandeling van verdachte te waarborgen. Gelet op de bekendheid van het [kliniek] met verdachte geniet plaatsing van verdachte aldaar de voorkeur.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 37, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
poging tot doodslag;
 verklaart verdachte
niet strafbaaren ontslaat verdachte voor het primair ten laste gelegde van alle rechtsvervolging;
 gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis, bij voorkeur bij het [kliniek], zal worden geplaatst voor een termijn van één (1) jaar.
Aldus gewezen door mrs. Kropman, voorzitter, Gilhuis en O. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 december 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0612 2013119691, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, team Ermelo-Putten, gesloten en ondertekend op 5 september 2013.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 28
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 41
4.Proces-verbaal van aanhouding, pagina 17
5.Letselrapportage van mevrouw [slachtoffer], pagina 61
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 59
7.Proces-verbaal van de terechtzitting van 17 december 2013