2meer subsidiair
Medeverdachte(n) op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 augustus
2013 tot en met 26 augustus 2013 te Steenbergen (gemeente Steenbergen) en/of Genemuiden
(gemeente Zwartewaterland), althans (telkens) te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, (de volgende slachtoffers:)
- [benadeelde 6] en/of [benadeelde 8] (eigenaar van een Renault Twingo,
[kenteken 6])) en/of
- [benadeelde 7] (eigenaar van een Mini Cooper, [kenteken 7]) en/of (telkens) heeft/hebben bewogen tot de afgifte van één of meer personenauto’s
(Renault Twingo [kenteken 6], aangever [benadeelde 6] en/of
Mini Cooper [kenteken 7], eigenaar [benadeelde 7]),
in elk geval (telkens) van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zijn/hun interesse in bovengenoemde personenauto’s kenbaar gemaakt en/of
(vervolgens)
- een aankoopbedrag (van 5600 euro voor de Renault van aangever [benadeelde 6] en/of 6000 euro voor de Mini Cooper van aangever [benadeelde 7]) overeengekomen en/of afgesproken en/of (vervolgens)
- het aankoopbedrag (5600 euro aan [benadeelde 6] en/of 6000 euro aan [benadeelde 7]) middels tele-/internetbankieren over te maken en/of (vervolgens)
- aangegeven dat het aankoopbedrag (5600 euro aan [benadeelde 6] en/of 6000 euro aan [benadeelde 7]), is overgeschreven en/of overgemaakt (op het rekeningnummer van [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7])
waardoor de verschillende (eerdergenoemde) benadeelde partijen ([benadeelde 6] en/of [benadeelde 7])
(telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 augustus 2013 tot en met 26 augustus 2013 te Steenbergen (gemeente Steenbergen) en/of Genemuiden (gemeente Zwartewaterland), althans (telkens) te Nederland
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- als chauffeur op te treden voor [naam 1] en/of medeverdachte(n) en/of
- zijn bankrekening ter beschikking te stellen
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 48 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
In de periode van juli 2013 tot en met augustus 2013 zijn er landelijk aangiftes gedaan ter zake van oplichting. Hierop is een onderzoek gestart, waaruit onder meer verdachte, zijn vriendin en [naam 1] als verdachten naar voren zijn gekomen. Verdachte is op 28 augustus 2013 aangehouden en in verzekering gesteld.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft zij in haar schriftelijk requisitoir de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft - kort gezegd - vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, een en ander zoals verwoord in zijn overgelegde pleitnota en nader toegelicht ter terechtzitting.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het dossier blijkt van de volgende bewijsmiddelen, waarvan de inhoud het feit betreft waarop deze bewijsmiddelen kennelijk betrekking hebben.
- Relatie verdachte - [autobedrijf 1]
heeft als eenmanszaak ingeschreven gestaan bij de Kamer van Koophandel met mevrouw [naam 2] (verdachtes vrouw / aanvulling rechtbank) als eigenaar. De startdatum van de onderneming was 25 oktober 2011. Op
21 februari 2013 is de inschrijving wegens opheffing van de onderneming ambtshalve doorgehaald.
Verdachte heeft over dit bedrijf bij de politie op 28 augustus 2013 verklaard dat [autobedrijf 1] drie a vier maanden is uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel en dat zij zich nog opnieuw moeten laten inschrijven. Met betrekking tot de uitschrijving heeft verdachte verklaard dat zij zich hebben laten uitschrijven omdat ze in die periode gingen verhuizen naar een recreatiewoning. Een overschrijving naar een adres van een recreatiewoning is niet mogelijk. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ook na de doorhaling van de onderneming handel op naam van de onderneming is blijven drijven.
-
Fiat 500 van aangeefster [benadeelde 1]
Op 17 augustus 2013 heeft [benadeelde 1] aangifte gedaan van oplichting. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven dat zij woonachtig is in Haelen. Zij was eigenaar van een Fiat, type 500, met het kenteken [kenteken 1]. Op 1 augustus 2013 heeft zij de auto te koop gezet op Marktplaats. Vanaf 5 augustus 2013 had zij via de e-mail contact met [naam 1]. [naam 1] en [benadeelde 1] kwamen overeen met de prijs en er werd een afspraak gemaakt voor 17 augustus 2013 bij [benadeelde 1] thuis. Er kwamen vier personen op de afspraak en zij maakten zich bekend als [naam 1], de zoon [naam 3], de vriendin of vrouw van [naam 3] en hun zoontje van bijna een jaar. De auto zou voor de vriendin zijn en [naam 3] maakte een proefrit. Na de proefrit zijn ook [benadeelde 1] en [naam 3] de woning binnen gegaan. De vriendin heeft via de laptop het afgesproken bedrag van
€ 8.500,- naar de rekening van [benadeelde 1] overgemaakt. [benadeelde 1] zag dat van de ING bankrekeningnummer [nummer] ten name van [autobedrijf 1] € 8.500,- werd overgemaakt naar haar bankrekening. [benadeelde 1] dacht dat het geld naar haar rekening was overgemaakt en dat het in orde was. Daarna is [benadeelde 1] met de mensen naar het postkantoor gereden om de auto over te schrijven. Thuis gekomen zag [benadeelde 1] dat het bedrag van € 8.500,- niet was bijgeschreven op haar rekening. Op de print screen van de overschrijving zag [benadeelde 1] dat de overschrijving was geweigerd. Zij heeft tevergeefs geprobeerd contact op te nemen met [naam 1]. [benadeelde 1] werd gebeld door de vriendin, die zich bekend maakte als [naam 2]. [naam 2] vertelde [benadeelde 1] dat zij € 200,- te weinig op haar rekening zou hebben staan waardoor de overschrijving niet was gelukt. [naam 2] zou dit regelen.
In het dossier bevindt zich een print screen van een geweigerde transactie van [autobedrijf 1] aan [benadeelde 1] ten bedrage van € 8.500,- met onderaan de vermelding “betaling fiat, reden onvoldoende saldo.”
Uit gegevens van het Rijksdienst voor Wegverkeer komt naar voren dat de Fiat 500 met het kenteken [kenteken 1] op 17 augustus 2013 op naam is gezet van [naam 1].
-
Renault Twingo van aangeefster [benadeelde 2]
Op 29 juli 2013 heeft [benadeelde 2] aangifte gedaan van oplichting, gepleegd tussen 12 juli 2013 en 29 juli 2013. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij woonachtig is in Harderwijk. Zij was in het bezit van een Renault Twingo met het kenteken [kenteken 2]. Via een medeflatbewoonster is zij in contact gekomen met een jongeman die zichzelf voorstelde als [naam 3]. [naam 3] kwam bij [benadeelde 2] thuis en hij vertelde dat hij iemand wist die haar auto heel graag wilde kopen. [naam 3] vertelde haar dat de persoon die haar auto wilde kopen nu in zijn auto reed en dat zij dus snel een beslissing moest nemen of zij de auto wilde verkopen. [benadeelde 2] heeft vervolgens [naam 3] de auto meegegeven om deze te verkopen. Er werd een bedrag van € 6.000,- afgesproken. Zodra de auto was verkocht zou [naam 3] het geld naar haar overmaken. Zij kreeg van [naam 3] een factuur van [autobedrijf 1], gevestigd aan de [adres 1] te Ermelo. Omdat [benadeelde 2] geen geld kreeg, is zij naar het opgegeven adres gegaan. Daar bevond zich echter niet [autobedrijf 1], maar een sloopbedrijf. Zij zag daar een man lopen die zij heeft aangesproken. De man vertelde haar dat het om [verdachte] ging, die wel meer mensen had opgelicht met zijn autohandel. De man vertelde haar ook dat hij wel wist waar haar auto te koop stond. Zij is met de man naar Voorthuizen gereden en zag dat haar auto te koop stond bij [autobedrijf 2] te Voorthuizen. Zij is ook nog met de man naar het adres van [verdachte] gereden en heeft hem gevraagd naar geld. Hierop heeft hij niet gereageerd. Zij had op het moment van aangifte nog geen geld ontvangen.In het dossier bevindt zich een kopie van de factuur van [autobedrijf 1], gevestigd aan de [adres 1] in Ermelo, opgemaakt op 12 juli 2013, betreffende een gele Renault Twingo met kenteken [kenteken 2].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de persoon is geweest die de auto van [benadeelde 2] heeft meegenomen om te verkopen en haar de factuur heeft overhandigd.
-
Toyota Aygo van aangever [benadeelde 3]
Op 15 augustus 2013 heeft [benadeelde 3] namens zijn vriendin, [benadeelde 9], aangifte van oplichting gedaan. Zij zijn woonachtig in Harderwijk. [benadeelde 3] heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij op 7 augustus 2013 hun auto, een Toyota Aygo met het kenteken [kenteken 3], op de website www.autoscout.nl heeft geplaatst om te verkopen. Op 7 augustus 2013 ontving hij een bod van € 5.100,- van een koper. De koper deed zich voor als [naam 1] ([naam 1]). [benadeelde 3] ging akkoord met het bod en op 9 augustus 2013 kreeg hij bezoek van de koper die zich voorstelde als [naam 1]. Er was nog een man aanwezig. De kopers keken naar de auto en controleerden de motor. Ze zijn in de auto gaan zitten. [naam 1] vertelde dat hij de auto voor een klant wilde kopen. [naam 1] ging weg voor overleg met de klant en kwam die dag weer terug. [benadeelde 3] zag dat [naam 1] via de laptop van [benadeelde 3] het geld via internetbankieren overmaakte naar de rekening van [benadeelde 3]. [benadeelde 3] zag in beeld dat de opdracht was verwerkt en verzonden. [benadeelde 3] heeft [naam 1] en de andere man alle kentekenpapieren meegegeven, zodat [naam 1] en de ander man de auto konden overschrijven. Vanaf 12 augustus 2013 heeft [benadeelde 3] ongeveer twintig keer geprobeerd telefonisch contact met [naam 1] te krijgen. [benadeelde 3] heeft de auto op 14 augustus 2013 te koop zien staan bij het bedrijf [autobedrijf 2]. De verkoper van het bedrijf vertelde dat hij de auto op 13 augustus 2013 had gekocht van [naam 1].Op 15 augustus had [benadeelde 3] het geld nog altijd niet ontvangen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de persoon is geweest die die dag met [naam 1] bij [benadeelde 3] is geweest.
-
Ford Ka van aangever [benadeelde 4]
Op 31 juli 2013 heeft [benadeelde 4] aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij woonachtig is in Gorredijk. Omstreeks 21 juli 2013 heeft hij zijn Ford Ka met het kenteken [kenteken 4] te koop aangeboden op de website van Autoscout. Op 23 juli 2013 heeft [naam 1] een bod uitgebracht van € 6.000,-. Uiteindelijk zijn zij een bedrag van € 6.250,- overeengekomen. Op 24 juli 2013 deelde [naam 1] mee dat hij al € 250,- had overgemaakt op de rekening van [benadeelde 4]. [benadeelde 4] zag het bedrag op zijn rekening staan. Op 25 juli 2013 kwam [naam 1] de auto met nog een man en een vrouw ophalen. De ene man stelde zich voor als [naam 1]. De andere man stelde zich voor als [verdachte] en de vrouw als [naam 2]. [naam 2] maakte op de laptop van [benadeelde 4] het bedrag van € 6.000,- over op het bankrekeningnummer van [benadeelde 4]. Uit de print screen bleek dat het bedrag afkomstig was van rekeningnummer [nummer] ten name van [autobedrijf 1]. [benadeelde 4] ging met de drie personen naar het postkantoor. [benadeelde 4] ging met [naam 1] het postkantoor binnen en de auto werd op naam van [naam 1] gezet. [benadeelde 4] heeft geen geld ontvangen. Hij heeft tevergeefs geprobeerd contact te krijgen met [naam 1] en [verdachte] en [naam 2].
In het dossier bevindt zich een print screen van een geweigerde transactie van [autobedrijf 1] aan familie [benadeelde 4] ten bedrage van € 6.000,- met onderaan de vermelding “betaling ord ka, reden onvoldoende saldo.”
Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat hij die dag met [naam 1] en zijn (verdachtes) vrouw bij [benadeelde 4] is geweest.
-
Renault Twingo van aangever [benadeelde 5]
Op 14 augustus 2013 heeft aangever [benadeelde 5] aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij woonachtig is in Bunschoten-Spakenburg. Hij was in het bezit was van een Renault Twingo met kenteken [kenteken 5]. Hij heeft op 6 augustus 2013 de auto te koop gezet op Marktplaats en Auto Scout. Op 9 augustus 2013 ontving hij via Auto Scout een e-mail. De afzender ondertekende de mail met [alias 1]. [benadeelde 5] heeft op deze e-mail gereageerd en hij kreeg een reactie van [emailadres 1]. De afzender was [naam 3]. Op 14 augustus 2013 kwam een man met een vrouw naar de woning van [benadeelde 5]. De man en de vrouw stelden zich voor als respectievelijk [naam 3] en [naam 2]. Zij kwamen een bedrag van € 4.300,- overeen voor de auto. De vrouw maakte op de iPad van [benadeelde 5] het geld over. Toen [naam 3] in de woning van [benadeelde 5] was belde hij met zijn collega en [benadeelde 5] hoorde dat de collega de telefoon opnam met “[autobedrijf 1]”. De auto werd overgeschreven, maar [benadeelde 5] zag dat het geld nog niet was bijgeschreven op zijn rekening. [benadeelde 5] heeft de koper verzocht om een print screen van de overschrijving. Toen het geld na dagen nog niet op zijn rekening stond, heeft de koper beloofd het alsnog voor elkaar te maken. Daarna heeft [benadeelde 5] niets meer gehoord van de koper. De koper reageerde niet meer op telefoon- en sms-berichten.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die dag samen met zijn vrouw bij [benadeelde 5] is geweest.
-
Renault Twingo van aangever [benadeelde 6]
Op 27 augustus 2013 heeft [benadeelde 6] aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij mede-eigenaar is van [benadeelde 8] te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland. Op 20 augustus 2013 heeft hij via de e-mail contact gehad met een [alias 2] over de koop van een auto. Het hotmailaccount was van [emailadres 2]. Op 21 augustus 2013 werd een bedrag van € 5.600,- overeengekomen voor de koop van een Renault Twingo met het kenteken [kenteken 6]. Er kwamen twee mannen bij de woning van [benadeelde 6]. De man met wie [benadeelde 6] telefonisch contact heeft gehad, stelde zich voor als [naam 1]. Deze man verklaarde dat hij een auto zocht voor een klant. De tweede man was een vriendelijke man van ongeveer 30 jaar oud. De sociale man maakte met [benadeelde 6] een proefrit in de auto. Toen [benadeelde 6] met de sociale man terugkwam van de proefrit vroeg [naam 1] aan de sociale man of de auto goed reed zodat ze hem konden kopen. Voor de betaling van de auto heeft [naam 1] de gebruik gemaakt van het internet op de computer van [benadeelde 6]. Terwijl [naam 1] bezig was met telebankieren, praatte de sociale man met [benadeelde 6] over allerlei zaken. [benadeelde 6] kon wel zien dat [naam 1] was ingelogd op de site van ABN AMRO. Hij had niet de precieze handelingen gezien vanwege privacy overwegingen. [benadeelde 6] vroeg om een bewijs van de overboeking van € 5.600,-. [naam 1] gaf aan dat dat wel goed zat. Ook de sociale man gaf aan dat dat wel goed kwam. [benadeelde 6] heeft [naam 1] een verkoopfactuur laten invullen. De auto werd vervolgens overgeschreven. De sociale man heeft de hele tijd met [benadeelde 6] gepraat.
Op 23 augustus 2013 ontdekte [benadeelde 6] dat het bedrag nog niet op de rekening stond. [benadeelde 6] heeft contact opgenomen met [naam 1]. [naam 1] gaf aan dat hij voor zijn werk in Hamburg zou zijn. [benadeelde 6] heeft meerdere keren telefonisch contact opgenomen met [naam 1]. Op 26 augustus 2013 had [benadeelde 6] nog geen geld ontvangen. [benadeelde 6] heeft zijn auto op de site van [autobedrijf 2] te koop zien staan.
In het dossier bevindt zich een kopie van de verkoopfactuur van [benadeelde 8].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de persoon is geweest die die dag met [naam 1] bij [benadeelde 6] is geweest.
-
Mini Cooper van aangever [benadeelde 7]
Op 31 augustus 2013 heeft [benadeelde 7] aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij woonachtig is in Steenbergen. Hij was eigenaar van de Mini Cooper met het kenteken [kenteken 7]. Op 20 augustus 2013 heeft hij de auto te koop aangeboden op Autoscout 24. [naam 1] heeft via de website een bod uitgebracht. Op 26 augustus 2013 kwam [naam 1] met een jongere man van ongeveer 35 jaar bij [benadeelde 7] thuis. [naam 1] heeft de laptop van [benadeelde 7] gebruikt om te internetbankieren. [benadeelde 7] zag dat [naam 1] een bankpasje in de random reader stopte en vervolgens iets intoetste. Hij ging ervan uit dat [naam 1] het bedrag van € 6.000,- heeft overgemaakt. Ondertussen maakte de andere man opmerkingen over het mooie huis van [benadeelde 7]. [naam 1] vertelde dat het geld was geregeld en dat het even kon duren dat het geld op de rekening van [benadeelde 7] zou staan. Vervolgens zijn zij naar het postkantoor gegaan om de auto op naam van [naam 1] te zetten. [benadeelde 7] heeft de autosleutels en autopapieren aan [naam 1] meegegeven. [benadeelde 7] heeft op 28 augustus 2013 zijn auto met een ander kenteken op Marktplaats zien staan. Hij heeft geen bedrag op zijn rekening ontvangen.
Verdachte heeft ter terechtzitting ook bevestigd dat hij de man is geweest die die dag met [naam 1] bij [benadeelde 7] is geweest.
- Verdere bewijsoverwegingen
De rechtbank neemt verder in aanmerking de volgende feiten en omstandigheden.
Aan de orde is de vraag of verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, de ten laste gelegde auto’s heeft gekocht met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over de goederen te verzekeren.
Verdachte heeft daarover (samengevat) aangevoerd dat hij slechts wel eens met [naam 1] meereed om een auto op te halen, maar dat [naam 1] de zakelijke kant regelde en hij daar niets mee te maken had. Ten aanzien van de overgeboekte bedragen heeft hij verklaard dat vanwege de uitkering van [naam 1] werd gebruik gemaakt van de bankrekening van [autobedrijf 1], maar dat hij niet wist dat er te weinig geld op de rekening stond. Voor wat betreft de auto van [benadeelde 2] heeft verdachte verklaard dat hij die auto nog moet betalen, maar dat geen afspraken waren gemaakt over de termijn waarop dat diende te gebeuren. Verdachte betwist derhalve dat hij het oogmerk heeft gehad om zich of een ander de beschikking over de auto’s te verzekeren. Het verweer van verdachte komt er verder op neer dat er in het uiterste geval slechts sprake is van wanprestatie, waarvoor alleen [naam 1] aansprakelijk is (op de auto van [benadeelde 2] na), en niet van een strafbaar feit. Verdachte stelt immers dat de betreffende auto’s (op een na) zijn gekocht door [naam 1], dat verdachte van niets wist en dus ook niet voor de wanbetaling verantwoordelijk is.
Anders dan door verdachte en zijn raadsman is aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak geen sprake is van slechts meerdere wanprestaties (civiele geschillen). Verdachte heeft zich wel degelijk schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten. Voor dat oordeel is het volgende van belang.
De rechtbank overweegt dat in de tenlastelegging zeven verschillende auto’s staan opgenomen. Vast staat dat verdachte bij al die auto’s bij de verkoop aanwezig is geweest, dat al die auto’s vervolgens zijn meegenomen door de “koper(s)” en dat geen van deze auto’s, ook niet na herhaalde aanmaningen van de zijde van de desbetreffende aangever, is betaald.In beginsel kan het oogmerk dat verdachte zich of een ander zonder betaling de beschikking over de auto’s heeft willen verzekeren, worden afgeleid uit het feit dat op verschillende tijdstippen goederen zijn gekocht, terwijl die goederen niet zijn betaald. Volgens de Hoge Raad zijn die feitelijkheden voldoende om daaruit het oogmerk af te leiden.
De rechtbank constateert verder dat blijkens de hierboven aangehaalde aangiftes in een korte periode zowel op 21 juli, 25 juli, 9 augustus, 14 augustus, 21 augustus en 26 augustus 2013 telkens in het bijzijn van aangevers overboekingen zijn gefingeerd. Deze overboekingen zijn ook allemaal om dezelfde reden geweigerd, namelijk onvoldoende saldo, terwijl telkens tegenover aangevers op gelijke wijze is gedaan alsof de transactie wel succesvol had plaatsgevonden. Deze overboekingen hebben niet alleen door [naam 1] in het bijzijn van verdachte en/of [naam 2] plaatsgevonden, maar ook [naam 2] heeft diverse malen het geld “overgeboekt.” Daarbij is enkele malen gebruik gemaakt van het rekeningnummer van het (doorgehaalde) [autobedrijf 1] van verdachte en zijn vrouw. Nu [naam 1] in andere gevallen zelf een bankrekeningnummer heeft gebruikt, wordt het verweer van verdachte dat het bankrekeningnummer van [autobedrijf 1] uitsluitend werd gebruikt op verzoek van [naam 1] omdat hij met zijn uitkering geen eigen bankrekening wilde gebruiken, verworpen.
De rechtbank leidt uit deze handelswijze af dat sprake is geweest van doelbewust misleiden van de aangevers, waarbij telkens in wisselende samenstelling en met wisselende rollen op gelijke wijze is gehandeld.
Voorts constateert de rechtbank dat verdachte nagenoeg alle keren een valse identiteit heeft opgegeven, namelijk [naam 3]. De verklaring van verdachte dat dit zijn tweede voornaam is en hij beide voornamen als roepnaam door elkaar gebruikt, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Immers, dan had het in de rede geleden dat verdachte zich had voorgesteld als [verdachte], terwijl hij zich in de gevallen waarin hij een achternaam gebruikte [naam 3] noemde.Voorts heeft [naam 1] verdachte bij aangever [benadeelde 1] op 17 augustus 2013 voorgesteld als zijn zoon [naam 3], wat feitelijk onjuist is.[naam 1] heeft verdachte daar, in verdachtes bijzijn, aangeduid met een andere naam en een andere positie, namelijk zijn zoon. Ook [naam 2] heeft tijdens een telefoongesprek met aangever over uitblijven van betalingen zichzelf van een andere naam voorzien, namelijk [alias 3].In het geval van [benadeelde 5] constateert de rechtbank dat verdachte gebruik maakt van het emailadres op naam van “[naam 4]”, terwijl verdachte helemaal niet (meer) in het bezit is van een bedrijf dat zou heet.Volgens verdachtes verklaring ter zitting heeft er overigens ook niemand met de naam [naam 3] gewerkt bij dat bedrijf. De rechtbank constateert dan ook dat betrokkenen zowel zichzelf als elkaar voorzien van valse namen en hoedanigheden.
Daarbij komt dat blijkens de aangiftes de rol van verdachte ook tijdens de verkoop niet als ondergeschikt kan worden aangemerkt. Zo beschrijft bijvoorbeeld [benadeelde 3] dat beide mannen samen naar de auto keken, deze controleerden en kochten.Daarnaast worden aangevers van onjuiste informatie voorzien. Zo wordt tegen [benadeelde 1] gezegd dat de auto wordt gekocht voor de vriendin van zoon [naam 3], terwijl de auto nog dezelfde dag op naam van [naam 1] is gezet.Ook wordt bij de overboekingen gebruik gemaakt van de naam van [autobedrijf 1], terwijl dit feitelijk een niet-bestaand bedrijf is.
Op grond van het bovenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte en zijn mededaders doelbewust en nauw hebben samengewerkt. De werkwijze, waarbij gebruik werd gemaakt van een niet (meer) bestaand bedrijf en valse namen, verliep als een goed geoliede machine en volgens een vast patroon. De taakverdeling van verdachte en zijn mededaders was voor hen duidelijk. Het kan niet anders dan dat dit een vooropgezet plan was. Dit betekent dat het verweer van verdachte dat hij van niets heeft geweten, door de rechtbank wordt verworpen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte én zijn mededaders telkens het oogmerk gehad om de auto’s zonder betaling zich of een ander toe te eigenen.
Ten aanzien van de verkoop van de Renault Twingo van [benadeelde 2] overweegt de rechtbank dat verdachte zich ook daar heeft voorgesteld als [naam 3], terwijl hij eveneens een factuur heeft uitgeschreven op naam van een niet bestaand bedrijf ([autobedrijf 1]) met onjuiste adresgegevens.Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat ook ten aanzien van deze auto geldt dat verdachte niet de intentie heeft gehad de auto te betalen. Dit wordt ook ondersteund door het feit dat verdachte deze auto, ondanks de verkoop van die auto, niet heeft betaald.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van herhaaldelijk welbewust kopen zonder betaling in een korte periode van enkele weken. Dit handelen van verdachte en zijn mededaders dient dan ook te worden aangemerkt als een door de pluraliteit van handelingen gevormde gewoonte, zodat sprake is van een gewoonte als bedoeld in artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van het medeplegen van flessentrekkerij door verdachte en zijn mededaders. Het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde wordt derhalve bewezen verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: