ECLI:NL:RBGEL:2013:5829

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
AWB 12/6115 en 13/1909
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in WOZ-zaak wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft verzoeker op 6 november 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. R.P. van Baaren, de rechter die betrokken is bij zijn WOZ-procedures. Verzoeker stelt dat de rechter de schijn van partijdigheid heeft gewekt door bepaalde opmerkingen in het proces-verbaal van de zitting van 4 november 2013. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking behandeld op 18 november 2013, waarbij verzoeker aanwezig was, maar de rechter niet. Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek toegelicht en verzocht om aanhouding van de behandeling, wat door de wrakingskamer is afgewezen.

De wrakingskamer overweegt dat wraking van een rechter alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank stelt vast dat verzoeker geen concrete feiten heeft aangedragen die objectief gerechtvaardigd zijn om te concluderen dat de rechter vooringenomen is. De stelling van verzoeker dat de rechter de schijn van partijdigheid heeft gewekt door te stellen dat zijn woning onverkoopbaar is, wordt verworpen. De rechter heeft deze opmerking niet als feit gepresenteerd, maar als een stelling van verzoeker.

Daarnaast wordt het argument van verzoeker dat de rechter niet alle relevante stukken heeft opgevraagd, eveneens afgewezen. Het is aan de rechter om te bepalen welke stukken aan het dossier worden toegevoegd. De wrakingskamer concludeert dat er geen grond is voor de vrees van verzoeker dat de rechter vooringenomen is. Het verzoek tot wraking wordt afgewezen, evenals de overige verzoeken van verzoeker, die buiten het wettelijk toetsingskader vallen. De procedures onder de zaaknummers AWB 12/6115 en 13/1909 zullen worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden op het moment van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Wrakingskamer
Zaaknummers: AWB 12/6115 en 13/1909
Beschikking van 18 november 2013
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats], verzoeker tot wraking,
tegen
mr. R.P. van Baaren, in zijn hoedanigheid van rechter in de zaak met bovenvermelde zaaknummers, verder te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1
Bij brief van 6 november 2013 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter. Bij brief van 12 november 2013 heeft verzoeker het wrakingsverzoek aangevuld.
1.2
Bij schrijven van 11 november 2013 heeft de rechter te kennen gegeven niet in de wraking te berusten en heeft hij zijn zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet.
1.3
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking behandeld ter zitting van
18 november 2013. Verzoeker is daarbij verschenen, de rechter met kennisgeving niet. Verzoeker heeft aan de hand van een notitie zijn wrakingsverzoek toegelicht. Tevens heeft verzoeker om aanhouding van de behandeling van zijn wrakingsverzoek gevraagd.
1.4
De wrakingskamer heeft na onderbreking, vervolgens hervatting en sluiting van de behandeling ter zitting van 18 november 2013 in bijzijn van verzoeker mondeling uitspraak gedaan en het verzoek tot aanhouding van de behandeling van het wrakingsverzoek alsmede het verzoek tot wraking en hetgeen verzoeker overigens had verzocht, afgewezen. Hieraan is, zakelijk weergegeven, de volgende motivering ten grondslag gelegd.

2.De beoordeling

2.1
Verzoeker is betrokken bij procedures betreffende de WOZ. Onder nummer AWB 12/6115 is aanhangig het door verzoeker ingestelde beroep tegen de beslissing op bezwaar aangaande de WOZ over 2012; onder nummer AWB 13/1909 is aanhangig het door verzoeker ingestelde beroep tegen het uitblijven van een beslissing aangaande de WOZ over 2013. De beroepen zijn (gelijktijdig) behandeld op de zitting van 2 oktober 2013, waar verzoeker niet is verschenen. Op 5 november 2013 heeft verzoeker het proces-verbaal (verzonden op 4 november 2013) van de zitting in beide zaken ontvangen. Naar aanleiding van dat proces-verbaal heeft verzoeker de rechter gewraakt.
Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker verzocht om aanhouding van de behandeling van het wrakingsverzoek. Verzoeker voert daartoe, zakelijk weergegeven, aan dat het noodzakelijk is dat de wrakingskamer de hoofdzaak inhoudelijk beoordeelt zodat finale financiële kwijting middels verrekening van wederzijds openstaande schulden kan worden verkregen.
Op hetgeen door verzoeker is aangevoerd, zal hierna voor zover van belang worden ingegaan.
2.2
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996, 484). Uit de artikelen 8:15 en 8:16 Algemene wet bestuursrecht en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is, objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
2.3
Het verzoek tot aanhouding van de behandeling van het wrakingsverzoek zal worden afgewezen. Het doel dat verzoeker daarmee voor ogen heeft en dat de kenmerken heeft van een vorm van finale geschillenbeslechting, valt naar het oordeel van de wrakingskamer buiten het kader van de wrakingsprocedure.
2.4
De stelling van verzoeker dat de rechter de schijn van partijdigheid heeft gewekt door in het (van de zitting van 4 november 2013 opgestelde) proces-verbaal te vermelden dat verzoekers woning onverkoopbaar is, en dit als feit te presenteren, berust op een onjuiste lezing van dat proces-verbaal. Uit dat proces-verbaal blijkt immers, zoals ook door de rechter bij verweerschrift van 11 november 2013 is toegelicht, dat de rechter de onverkoopbaarheid van de woning als stelling van verzoeker heeft willen benoemen. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat in deze wrakingsgrond geen grond gelegen is voor de aanwezigheid van vooringenomenheid dan wel dat vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is.
2.5
De wrakingsgrond dat verweerder (de gemeente) in de zaak die heeft geleid tot wraking van de rechter niet alle op de zaak betrekking hebbende, en volgens verzoeker relevant te achten, (originele) stukken heeft overgelegd en dat de rechter, door verweerder niet op te dragen deze stukken te overleggen, daarmee blijk heeft gegeven van partijdigheid dan wel daarmee de schijn van partijdigheid heeft gewekt, kan evenmin slagen. Het is immers aan de rechter, die nog een beslissing moet nemen in deze zaken, te bepalen welke stukken aan het dossier worden toegevoegd.
2.6
Ten aanzien van de wrakingsgrond dat de rechter blijkens het proces-verbaal ten onrechte heeft opgemerkt dat alleen de WOZ-waarde over 2012 in geschil is, overweegt de wrakingskamer dat, in aanmerking genomen dat het daar bedoelde bestreden besluit betrekking heeft op de WOZ-beschikking over 2012, de betreffende passage niet tot de conclusie kan leiden dat de rechter vooringenomen is of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
2.7
De wrakingskamer overweegt voorts dat niet valt in te zien hoe het besluit van de rechter om in het onderhavige geval het onderzoek ter zitting te sluiten de wraking kan rechtvaardigen. Dat geldt ook voor de door verzoeker opgeworpen vraag omtrent de volmacht.
2.8
Verzoeker heeft verder gesteld dat de rechter ten onrechte niet de door Ernst & Young opgestelde nota/berekening heeft opgenomen en dat de rechter nalaat de rechtmatigheid van het door verweerder gevoerde financieel beleid te toetsen. Het vorenstaande betreft de inhoudelijke beoordeling van de zaak en houdt naar het oordeel van de wrakingskamer geen verband met de (schijn van) partijdigheid van de rechter. Hetzelfde geldt voor verzoekers verwijt dat de rechter niet bereid is een nieuwe zitting te plannen om verweerder ertoe te bewegen alle ontbrekende plantekeningen te laten overleggen en dat de rechter heeft nagelaten zelf een verrekening te maken van de bestaande wederzijdse schulden of een tussenvonnis te wijzen. Ook deze verwijten ziet de wrakingskamer als samenhangend met de inhoud van de zaak. Deze gronden kunnen de wraking evenmin rechtvaardigen.
2.9
Het bovenstaande, zelfstandig en in samenhang bezien, leidt ertoe dat er geen grond is voor het oordeel dat sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.1
Gelet op het vorenstaande dient het verzoek tot wraking te worden afgewezen.
2.11
De overige door verzoeker gedane verzoeken zoals het vernietigen van diverse stukken en beschikkingen, het toewijzen aan verzoeker van een bedrag van (afgerond)
€ 600.000,- (of het geven van een verklaring voor recht ter zake), het aanwijzen van een taxateur en het uitspreken van een kostenveroordeling, vallen buiten het wettelijk toetsingskader van de wrakingskamer, zodat deze verzoeken zullen worden afgewezen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst af het verzoek om aanhouding van de behandeling van het wrakingsverzoek in de onderhavige procedures;
- wijst af het verzoek tot wraking van de rechter in de onderhavige procedures;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
- bepaalt dat de procedures, bij de rechtbank bekend onder zaaknummer AWB 12/6115 en 13/1909, zullen worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd ingediend.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. van der Mei, voorzitter, F.M.T. Quaadvliet en J.Th. van Belzen, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van
mr. R. Barzilay, griffier op 18 november 2013.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.