In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte, geboren in 1962 in Marokko, werd ervan beschuldigd op 25 januari 2013 in Ede, door middel van geweld en andere feitelijkheden, de aangeefster te hebben gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster in het trappenhuis van hun flat heeft gezoend en haar op ongepaste wijze heeft betast. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uren. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de aangeefster het initiatief had genomen tot de zoen en dat de verdachte geen seksuele gevoelens had door zijn ziekte. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar waren en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op, alsmede een werkstraf van 120 uren. De rechtbank overwoog dat de verdachte onvoldoende respect had getoond voor de waardigheid van de aangeefster en dat zijn handelen bijdroeg aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde de sancties op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.