ECLI:NL:RBGEL:2013:5808

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
05/700531-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een begeleider wegens ontucht met een minderjarige

Op 18 december 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 52-jarige man, die als begeleider werkzaam was in de jeugdzorg. De man werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, die aan hem was toevertrouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 27 september 2011 ontucht heeft gepleegd met het slachtoffer, dat lijdt aan borderlineproblematiek en een laag IQ heeft. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer, getuigen en DNA-onderzoek. Het DNA van de verdachte matchte met het sperma dat op het lichaam van het slachtoffer was aangetroffen, wat leidde tot een hoge bewijskracht van de aanklacht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van eerdere ontuchtige handelingen, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf op van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uur. Daarnaast werd de verdachte voor vijf jaar ontzet uit het recht om een beroep in de jeugdzorg of jeugdhulpverlening uit te oefenen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding van € 6.000,00 gevorderd, maar de rechtbank wees de vordering gedeeltelijk toe en legde een schadevergoedingsmaatregel op van € 1.000,00. De uitspraak benadrukt de ernst van ontucht met minderjarigen en de verantwoordelijkheden van begeleiders in de jeugdzorg.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/700531-12
Data zittingen : 23 augustus 2013, 18 september 2013, 04 december 2013
Datum uitspraak : 18 december 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [1961] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsvrouw : mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat te Deventer.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte is verweten dat hij in september 2011 ontucht heeft gepleegd met een minderjarige die aan hem was toevertrouwd.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 04 december 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat te Deventer.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
[slachtoffer].
De officier van justitie, mr. A.C.J. Nettenbreijers, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [2]
Ten aanzien van feit 1:
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van het feit dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] en [betrokkene] als onbetrouwbaar dienen te worden aangemerkt. De verklaring van verdachte kan als consistent worden aangemerkt en is in overeenstemming met de verklaring van [getuige].
Uit het NFI-rapport d.d. 1 oktober 2012 en de toelichting van de deskundige [deskundige 1] ter terechtzitting volgt dat er mannelijk DNA is aangetroffen in de schaamstreek van [slachtoffer]. Bij het isoleren van het DNA is de differentiële lysistechniek toegepast. Het mannelijke DNA is in de stringente lysisfractie aangetroffen en niet in de milde lysisfractie. Op grond van de toelichting van deskundige [deskundige 1] acht de rechtbank aannemelijk dat het gaat om mannelijk DNA afkomstig uit spermacellen. Uit de vergelijking van het DNA dat op 28 september 2011 in de schaamstreek van [slachtoffer] is aangetroffen met DNA-profielen uit de Nederlandse DNA-databank is een match met het DNA-profiel van verdachte gevolgd. Ondanks de mogelijkheid van verwisseling van de bemonsteringen ZAAC0183NL#02 en ZAAC0183NL#03 en de abusievelijk opgenomen cijfers bij vulva externa en interna, bestaat over deze match als zodanig geen discussie. Uit het NFI-rapport en de toelichting van de deskundige [deskundige 1] volgt voorts dat de matchkans tussen het DNA-spoor en een willekeurig individu kleiner is dan één op één miljard. Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat er sperma in de schaamstreek van [slachtoffer] is aangetroffen en dat dit sperma afkomstig is van verdachte. Aan dit bewijsmiddel komt naar het oordeel van de rechtbank een hoge bewijskracht toe, onder andere gezien de matchkans.
Over de aanwezigheid van zijn sperma op het lichaam van [slachtoffer] heeft verdachte slechts verklaard dat dit onmogelijk is. Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van zijn sperma in de schaamstreek van [slachtoffer] gegeven.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] ten aanzien van de ontuchtige handelingen op 27 september 2011 in voldoende mate wordt ondersteund door de DNA-match om tot een bewezenverklaring te komen. Zelfs als de rechtbank ervan uit gaat dat de verklaring van [getuige] - inhoudende dat [slachtoffer] die nacht bij hem was - op waarheid berust, is deze verklaring niet strijdig met de verklaring van [slachtoffer]. [getuige] heeft immers verklaard dat hij op 27 september 2011 om 05:30 uur naar zijn eigen kamer is gegaan, terwijl [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 27 september 2011 tussen 07:30 en 07:45 uur seks heeft gehad met verdachte.
Aan verdachte is niet alleen ontucht gepleegd op 27 september 2011 tenlastegelegd, hij zou zich in de periode daaraan voorafgaand vaker aan ontuchtige handelingen jegens [slachtoffer] schuldig hebben gemaakt. De rechtbank ziet in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs hiervoor. Daarbij weegt mee dat de gezinsvoogd die namens [slachtoffer] aangifte heeft gedaan en pedagogisch medewerker [naam] allebei verklaren dat [slachtoffer] zeker niet altijd de waarheid spreekt en dat zij manipulatief kan zijn. Op grond hiervan komt de rechtbank tot een vrijspraak van de in de periode voorafgaand aan 27 september 2011 tenlastegelegde handelingen.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat nader onderzoek dient te worden verricht. Daarbij dient naar de mening van de verdediging door een tweede deskundige onderzoek te worden gedaan naar het DNA, waarbij ook de kleding van [slachtoffer] zou kunnen worden betrokken. Voorts acht de verdediging het wenselijk om de getuige [getuige] ter terechtzitting te horen. De rechtbank acht deze verzoeken van de verdediging onvoldoende onderbouwd en zal deze wegens gebrek aan noodzaak afwijzen. Dit geldt te meer nu de verdediging de deskundigheid van de deskundigen [deskundige 1] en [deskundige 2] niet heeft betwist.
Conclusie
Bewezen is ten aanzien van verdachte dat:
hij op 27 september 2011 te Dieren, gemeente Rheden, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] ([slachtoffer]), geboren op [geboortedatum], hierin bestaande dat hij, verdachte, - zakelijk weergegeven -:
- een of meermalen voornoemde [slachtoffer] heeft gezoend en
- een of meermalen over de borsten van voornoemde [slachtoffer] heeft gewreven, en
- zijn penis in de vagina van voornoemde [slachtoffer] heeft gebracht en vervolgens op en neer gaande bewegingen heeft gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Ontucht plegen met een aan zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en zal worden ontzet uit enig ambt in het kader van de jeugdzorg voor de duur van tien jaar. Gelet op de aard en de ernst van het feit heeft de officier van justitie aansluiting gezocht bij de richtlijnen voor verkrachting.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 18 november 2013 en een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 13 augustus 2013, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat op grond van het voorhanden zijnde bewijsmateriaal aan verdachte geen verkrachting tenlastegelegd kon worden. Wel heeft hij gevorderd dat de rechtbank bij de strafoplegging aansluiting zoekt bij de oriëntatiepunten voor verkrachting. Het feit dat aan verdachte ten laste is gelegd en dat bewezen is verklaard, heeft een aanzienlijk lager strafmaximum dan verkrachting (6 i.p.v. 12 jaar). Daarom zal de rechtbank geen aansluiting zoeken bij de landelijke oriëntatiepunten voor het delict verkrachting.
Verdachte had ten tijde van het feit de leeftijd van 50 jaar bereikt. Daarbij was aan verdachte als begeleider de zorg en waakzaamheid van onder meer [slachtoffer] toevertrouwd. Gelet op de borderlineproblematiek en het lage IQ van [slachtoffer] is zij als een kwetsbaar persoon aan te merken. Daarbij heeft verdachte ondanks zijn verantwoordelijkheid misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem als begeleider was gesteld en seksuele handelingen met [slachtoffer] verricht. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Op grond van het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de ernst van het tenlastegelegde in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank is echter van oordeel dat de wijze en de voortvarendheid waarop het opsporingsonderzoek heeft plaatsgevonden niet past bij de ernst van het feit. De rechtbank acht hierbij de volgende gegevens van belang:
  • Het feit is op 27 september 2011 gepleegd.
  • Op 28 september 2011 is er een intakegesprek gehouden met [slachtoffer] en de medewerkster van zorginstelling Vivence, waarna op 11 oktober 2011 aangifte tegen verdachte gedaan. Op dezelfde dag heeft een forensisch arts het slachtoffer onderzocht.
  • De laatste getuige is op 6 december 2011 gehoord.
  • [slachtoffer] is op 13 oktober 2011 in een studio verhoord en de inhoud van het verhoor is in een proces-verbaal van bevindingen weergegeven. Pas op 2 april 2012 is dit verhoor volledig uitgewerkt.
  • Verdachte is op 30 januari 2012 voor het eerst verhoord. Op 2 februari 2012 is hij voor het laatst verhoord. Na dit verhoor is hij in vrijheid gesteld.
  • Het stamproces-verbaal wordt op 26 maart 2012 gesloten.
  • De zedenkit die op 28 september 2011 is afgenomen, is pas op 27 augustus 2012 - bijna een jaar later - voor onderzoek naar het NFI gezonden.
  • Het NFI heeft op 1 oktober 2012 gerapporteerd.
  • De zaak heeft op 23 augustus 2013 voor het eerst op zitting gestaan. Op 18 december 2013 heeft de rechtbank uitspraak gedaan.
Verdachte werd van een ernstig strafbaar feit verdacht. Desondanks is er zowel bij de politie als bij het openbaar ministerie sprake van langere periodes van totale inactiviteit. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het niet meer passend om verdachte bijna twee jaar nadat hij is heengezonden, te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank merkt hierbij op dat de manier waarop deze zaak door politie en openbaar ministerie is behandeld, niet past bij een verkrachtingszaak. De vergelijking die de officier van justitie bij zijn requisitoir heeft gemaakt, gaat ook om deze reden niet op.
Om te voorkomen dat verdachte zich aan soortgelijke feiten schuldig maakt, zal de rechtbank verdachte voor de duur van vijf jaren ontzetten uit het recht om een beroep in de jeugdzorg of jeugdhulpverlening uit te oefenen. Voorts zal, naast de maximale werkstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 6.000,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] door het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank voor de hoogte van de immateriële schade gebruik maakt van haar schattingsbevoegdheid en de vordering voor deze hoogte toewijst.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en zich daarom op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 28, 31, 32, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 183 (honderd drieëntachtig) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 180 (honderdtachtig) dagen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
En voorts:
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderdtwintig) dagen.
Bepaalt dat verdachte voor de duur van vijf jaren wordt ontzet uit zijn recht tot de uitoefening van een beroep in de jeugdzorg en/of jeugdhulpverlening.
Daarbij is veroordeelde verplicht medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 32 Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving door de veroordeelde van de ontzetting van het recht om een ambt in de jeugdzorg te bekleden en het recht om dit beroep uit te oefenen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 1.000,00 (duizend euro).
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. R.M. Maanicus (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. J.M. Klep, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2013.
BIJLAGE Ι
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september
2011 tot en met 27 september 2011 te Dieren, gemeente Rheden, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] ([slachtoffer]), geboren op [geboortedatum],
hierin bestaande dat hij, verdachte, - zakelijk weergegeven - :
- een of meermalen over de billen van voornoemde [slachtoffer] heeft
gewreven, althans de de billen van voornoemde [slachtoffer] heeft
aangeraakt en/of
- een of meermalen voornoemde [slachtoffer] heeft gezoend en/of
- een of meermalen over de borsten van voornoemde [slachtoffer] heeft
gewreven, althans de borsten van voornoemde [slachtoffer] heeft aangeraakt
en/of
- voornoemde [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis heeft laten vastpakken
en/of (vervolgens) zich door voornoemde [slachtoffer] heeft laten aftrekken
en/of
- zich heeft afgetrokken in de nabijheid van voornoemde [slachtoffer] en/of
- zijn penis in de vagina van voornoemde [slachtoffer] heeft gebracht
en/of (vervolgens) op en neer gaande bewegingen heeft gemaakt.
BIJLAGE ІΙ
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Het bewijs is terug te vinden in:
  • het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, divisie recherche, unit opsporing opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2011112084, gesloten op 30 maart 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld;
  • het NFI rapport betreffende een onderzoek naar de biologische sporen en DNA-onderzoek d.d. 1 oktober 2012.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2011, p. 57:
[verdachte] had op 27 september 2011 voor de tweede keer seks met mij.
Het proces-verbaal betreffende het studioverhoor van [slachtoffer], p. 1, 9, 10, 31 en 33 (nummering verhoor):
[slachtoffer], geboren op [geboortedatum] en wonende te Dieren. (…) Op 27 september 2011 pakte hij mij vast en duwde mij met een aai op bed. (…) Hij raakt me op mijn borsten en gezicht aan en heeft zijn penis in mijn vagina gedaan. (…) Het aanraken bestond uit het wrijven en strelen met zijn handen. (…) In mijn vagina ging hij met zijn penis heen en weer. (…) Het klopt dat dit 27 september 2011 tussen half 8 en kwart voor 8 was. (…)
Er is bij de tweede keer seks ook gezoend. (…) Op 27 september 2011 is hij ook klaargekomen op mijn vagina.
Het NFI-rapport met betrekking tot onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek d.d. 1 oktober 2012, p. 5, 7 en 8 (nummering rapport):
Bemonstering
Aanwijzing voor spermavloeistof
Voor DNA-onderzoek veiliggesteld als
Vulva interna
Ja
ZAAC0183NL#02
Vagina Venusheuvel
Nee
ZAAC0183NL#03
(…)
SIN
Beschrijving DNA-profiel
Berekende frequentie of matchkans DNA-profiel
Toelichting
ZAAC0183NL#03
DNA-profiel van een man (…)
Kleiner dan 1 op 1 miljard (…)
2 (…)
Op grond van de resultaten van het DNA-onderzoek wordt daarom geconcludeerd dat de bemonstering ZAAC0183#03 spermacellen heeft bevat. (…)
Bij de vergelijking van het celmateriaal in de stringente lysisfractie van de bemonstering ZAAC0183NL#03 van de venusheuvel en DNA-profielen in de databank is een match gevonden met het DNA-profiel van [verdachte]. (…)
Op grond van de gecombineerde resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek kan niet worden uitgesloten dat tijdens het onderzoek de bemonsteringen ZAAC0183NL#02 en ZAAC0183NL#03 zijn verwisseld.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 november 2013, blad 1:
Op 28 september 2011 is Medisch Forensisch Onderzoek verricht bij [slachtoffer]. Daarbij werd gebruik gemaakt van een “onderzoeksset zedendelicten”. (…) Deze bemonsteringen zijn door mij voorzien van SIN: ZAAC0183NL.
De verklaring van de deskundige [deskundige 1] ter terechtzitting d.d. 4 december 2013:
De differentiële lysistechniek is erop gericht om spermacellen te scheiden van de overige typen cellen. (…) Op het moment dat in de stringente lysisfractie mannelijk DNA wordt aangetroffen kan het niet anders zijn dan dat het spermacellen betreft. (…) De matchkans tussen de bemonstering en een willekeurig individu met hetzelfde DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 4 december 2013, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 27 september 2011 groepsleider was bij Vivence te Dieren: een instelling voor licht verstandelijke gehandicapte jongeren. (…) [slachtoffer] verbleef in deze instelling. Zij leed aan borderline. (…) Er wordt gevraagd of er 27 september 2011 sperma op het laken dan wel bed kan hebben gezeten waar [slachtoffer] op lag. Ik heb mezelf die ochtend niet bevredigd. Ik heb niets op het laken of bed gezien.

Voetnoten

1.In bijlage І is een tenlastelegging opgenomen.
2.Het bewijs is terug te vinden in bijlage ΙΙ.