In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, ging het om een geschil tussen de besloten vennootschap RT/Raiffeisen Touristic Netherlands B.V. en een gedaagde partij over de toepassing van een boetebeding in een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter had eerder in een tussenvonnis op 4 oktober 2013 geoordeeld dat de gedaagde partij het geheimhoudingsbeding had geschonden, maar dat het boetebeding op grond van artikel 7:651 BW nietig was. Dit leidde tot een verdere beoordeling van de vordering van RT, waarbij de kantonrechter de mogelijkheid gaf aan beide partijen om hun standpunten te verduidelijken.
RT stelde dat er geen sprake was van nietigheid van het boetebeding en dat zij recht had op zowel de boete als een schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde echter dat het boetebeding nietig was, omdat het recht op schadevergoeding slechts bestond voor zover de schade het boetebedrag oversteeg. De kantonrechter concludeerde dat de boete als gefixeerde schadevergoeding moest worden gezien, wat betekende dat de gedaagde partij niet tegelijkertijd een boete en schadevergoeding verschuldigd was.
De kantonrechter beoordeelde vervolgens de hoogte van de boete en kwam tot de conclusie dat de gevorderde boete van € 454,00 per dag over een periode van 373 dagen, die door RT was ingeroepen, niet in verhouding stond tot het salaris van de gedaagde partij. De kantonrechter matigde de boete tot € 2.500,00, te vermeerderen met wettelijke rente, en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis werd uitgesproken door de kantonrechter mr. B.J. Engberts op 13 december 2013.