ECLI:NL:RBGEL:2013:5277

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 december 2013
Publicatiedatum
5 december 2013
Zaaknummer
253755 KZ KV 13-317
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen de eerste wrakingskamer van de rechtbank Gelderland

Op 3 december 2013 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker had op 24 oktober 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter mr. J.T.G. Roovers, die belast was met de beoordeling van een eerder aanhangig gemaakte kantonzaak. Na een schorsing van de procedure en een tweede wrakingsverzoek op 7 november 2013 tegen de eerste wrakingskamer, bestaande uit mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek, mr. M.C. van der Mei en mr. J.T. van Belzen, werd de zaak behandeld op 25 november 2013. Verzoeker stelde dat de bezetting van de wrakingskamer door rechters van hetzelfde gerecht als de gewraakte rechter de onpartijdigheid in gevaar zou brengen. De rechtbank oordeelde dat de wrakingsgronden van verzoeker niet specifiek genoeg waren en dat de rechters van de eerste wrakingskamer niet op basis van de aangevoerde argumenten gewraakt konden worden. De rechtbank benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank verklaarde het wrakingsverzoek ongegrond en bepaalde dat de procedure voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing op 7 november 2013.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: 253755 KZ KV 13-317
Beslissing van 3 december 2013 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Gelderland op het verzoek van:
[verzoeker]
wonende te [plaats] (Andorra),
verzoeker tot wraking, hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot wraking van:
1. mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek,
2. mr. M.C. van der Mei,
3. mr. J.T. van Belzen,
allen rechters in deze rechtbank, hierna gezamenlijk te noemen: de eerste wrakingskamer.

1.De procedure en de ter zitting gegeven beslissing

1.1.
Op 24 oktober 2013 heeft verzoeker mr. J.T.G. Roovers gewraakt (hierna te noemen: de kantonrechter), rechter in deze rechtbank en belast met de beoordeling van de door verzoeker op 14 februari 2013 aanhangig gemaakte kantonzaak met procedurenummer 512547 CV EXPL 13-576 waarin op 15 oktober 2013 een zitting heeft plaatsgevonden. Bij faxbericht van 25 oktober 2013 heeft verzoeker zijn verzoekschrift nader toegelicht. In afwachting van de behandeling van het wrakingsverzoek (procedurenummer 253117 KZKV 13-295) is de kantonzaak geschorst.
1.2.
Nadat de rechtbank verzoeker bij brief van 31 oktober 2013 had uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van zijn wrakingsverzoek op 11 november 2013, heeft verzoeker bij faxbericht van 7 november 2013 de eerste wrakingskamer gewraakt. In verband met dat wrakingsverzoek is de behandeling van het wrakingsverzoek van 24 oktober 2013 geschorst, als gevolg waarvan de mondelinge behandeling daarvan op 11 november 2013 geen doorgang heeft gevonden.
1.3.
De rechters van de eerste wrakingskamer hebben op 13 november 2013 in een gezamenlijk verweerschrift verklaard niet te berusten in het tegen hen gerichte verzoek tot wraking en aangegeven dat mr. Vrendenbarg en mr. van der Mei ter zitting van de wrakingskamer zullen verschijnen en dat mr. Van Belzen niet zal verschijnen.
1.4.
Het verzoek tot wraking van de eerste wrakingskamer is behandeld ter zitting van 25 november 2013. Bij die zitting is, naast de twee onder 1.3 genoemde rechters, verzoeker verschenen.

2.Beoordeling van het verzoek tot wraking van de eerste wrakingskamer

2.1.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking van de eerste wrakingskamer ten grondslag gelegd dat de bezetting van de wrakingskamer door rechters van hetzelfde gerecht als de rechter tegen wie het wrakingsverzoek is ingediend de collegiale verhoudingen tussen de rechters binnen een gerecht onderling onder druk kan zetten. Hij stelt dat de afstand tussen de rechter tegen wie een wrakingsverzoek is ingediend en de rechters die beslissen over dit verzoek, groter zou moeten worden door rechters van andere gerechten te betrekken in de wrakingskamer. Verzoeker zoekt voor zijn standpunt aansluiting bij een punt dat in het kader van de evaluatie van een strafzaak naar voren kwam bij de Raad voor de Rechtspraak en bij bezorgdheid die in de politiek is geuit en onder meer blijkt uit een motie van de Tweede Kamer over de beoordeling van wrakingsverzoeken. De onpartijdigheid en de onafhankelijkheid van rechters bij de beoordeling van wrakingsverzoeken is onvoldoende gewaarborgd bij een wrakingskamer die is samengesteld uit rechters van hetzelfde gerecht. Dat geldt in deze zaak temeer nu de kantonrechter deel heeft uitgemaakt van dezelfde combinatie als de rechters van de eerste wrakingskamer waartegen het onderhavige wrakingsverzoek zich richt.
Verzoeker is in zijn wrakingsverzoek daarnaast ingegaan op hetgeen is voorgevallen tijdens de zitting van 15 oktober 2013 en de vooringenomenheid van de kantonrechter die daaruit volgens hem blijkt. De wrakingskamer constateert dat deze stellingen ten grondslag liggen aan de wraking van de kantonrechter. Aangezien thans de wraking van de eerste wrakingskamer – en niet die van de kantonrechter – aan de orde is, zullen deze stellingen hier onbesproken blijven en in de (van de onderhavige zaak afzonderlijk te behandelen) wrakingszaak van de kantonrechter aan de orde komen.
2.2.
Ingevolge artikel 36 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.3. Het tegen de eerste wrakingskamer gerichte wrakingsverzoek komt neer op een verzoek tot wraking van de rechters van de rechtbank Gelderland in het algemeen. De door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden zijn immers geen specifiek voor de leden van de eerste wrakingskamer geldende feiten of omstandigheden maar de voor alle rechters van de rechtbank Gelderland geldende omstandigheid dat zij werkzaam zijn bij deze rechtbank en aldus directe collega’s zijn van de kantonrechter. Een wrakingsverzoek dat zich uitstrekt tot alle rechters van de rechtbank, zonder op de persoon van de rechters betrekking hebbende feiten of omstandigheden die een bezwaar opleveren tegen de behandeling door die rechters, kan niet slagen vanwege het onder 2.2. geformuleerde criterium. De omstandigheid dat de kantonrechter bovendien in het verleden zelf met leden van de eerste wrakingskamer van eenzelfde combinatie deel heeft uitgemaakt, maakt dat niet anders. Ook deze grond is onvoldoende concreet om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat de rechterlijke onpartijdigheid van de rechters van de eerste wrakingskamer schade zou kunnen lijden. Aan het voorgaande doet niet af dat thans sprake is van (politieke) ontwikkelingen die in de toekomst mogelijk ertoe leiden dat wrakingsverzoeken door rechters van andere gerechten zullen worden beoordeeld. Gelet op het op 2 april 2013 vastgestelde “Wrakingsprotocol rechtbank Gelderland” dat is gebaseerd op de (landelijke) “Aanbeveling inzake afhandeling wrakingsverzoeken van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak van 23 januari 2001”, is de huidige regeling nog steeds zodanig dat wrakingsverzoeken in beginsel worden beoordeeld door een wrakingskamer die is samengesteld uit rechters van hetzelfde gerecht als de gewraakte rechter.
2.4.
Het voorgaande brengt mee dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen. Dit betekent dat de eerste wrakingskamer de behandeling van het inleidende wrakingsverzoek zal voortzetten in de stand waarin het geding zich bevond ten tijde van de schorsing op 7 november 2013.
2.5.
Gelet op het vorenstaande wordt beslist als volgt.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het wrakingsverzoek van 7 november 2013, gericht tegen de eerste wrakingskamer, ongegrond;
- bepaalt dat de procedure (de behandeling van het wrakingsverzoek van 24 oktober 2013) wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing op 7 november 2013.
Deze beslissing is gegeven door mrs. C.M.J. Peters, voorzitter, I.C.J.I.M. van Dorp, J.A.M. Strens-Meulemeester, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Oostveen-Out, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2013.