ECLI:NL:RBGEL:2013:5274

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2013
Publicatiedatum
5 december 2013
Zaaknummer
AWB-13_766
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslagen en verzuimboetes belasting zware motorrijtuigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] VOF, eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie, verweerder. De zaak betreft de naheffingsaanslagen en verzuimboetes opgelegd aan eiseres voor het niet tijdig betalen van de belasting zware motorrijtuigen (BZM) bij gebruik van de autosnelweg. Eiseres heeft op verschillende data gebruik gemaakt van de autosnelweg met vrachtauto's, maar heeft de verschuldigde BZM niet op aangifte voldaan. Verweerder heeft in totaal acht verzuimboetes van € 246 opgelegd, welke eiseres betwistte op grond van het evenredigheidsbeginsel en de stelling dat er geen meerdaadse samenloop was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzuimboetes terecht zijn opgelegd, aangezien eiseres herhaaldelijk één voorschrift heeft overtreden. De rechtbank oordeelde dat de enkele constatering van het verzuim om de belasting te betalen voldoende is voor het opleggen van de boetes, en dat er geen sprake was van verzachtende omstandigheden die tot matiging van de boetes zouden moeten leiden. Eiseres heeft niet aangetoond dat haar financiële situatie dermate slecht was dat dit een reden voor matiging zou zijn. De rechtbank heeft de beroepen van eiseres ongegrond verklaard en de opgelegde boetes als passend en geboden beschouwd.

De uitspraak is gedaan door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, en mr. R.W.H. van Brandenburg, griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 oktober 2013. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na de verzenddatum.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummers: AWB 13/766, AWB 13/768, AWB 13/769, AWB 13/771, AWB 13/773, AWB 13/774, AWB 13/775 en AWB 13/777
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 1 oktober 2013
inzake
[X] VOF, gevestigd te [Z], eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie, kantoor Apeldoorn,verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres de volgende naheffingsaanslagen belasting zware motorrijtuigen (hierna: BZM) en verzuimboetes opgelegd:
- met dagtekening 7 december 2012 (aanslagnummer [000].Z.20013.8) een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- met dagtekening 7 december 2012 (aanslagnummer [000].Z.20014.8) een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- met dagtekening 7 december 2012 (aanslagnummer [000].Z.20015.8) een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- met dagtekening 7 december 2012 (aanslagnummer [000].Z.20016.8) een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- met dagtekening 7 december 2012 (aanslagnummer [000].Z.20017.8) een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- met dagtekening 7 december 2012 (aanslagnummer [000].Z.20018.8) een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- met dagtekening 7 december 2012 (aanslagnummer [000].Z.20019.8) een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- met dagtekening 7 december 2012 (aanslagnummer [000].Z.20020.8) een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 23 januari 2013 de naheffingsaanslagen BZM en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 6 februari 2013, ontvangen door de rechtbank op 8 februari 2013, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2013 te Arnhem. Namens eiseres is verschenen mevrouw [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen mevrouw [gemachtigde].

2.Feiten

2.1
Op 18 september 2012, 25 september 2012, 27 september 2012, 28 september 2012 en 29 september 2012 is tijdens controles geconstateerd dat met een vrachtauto met het kenteken [AA-BB-00] waarvan eiseres op dat moment volgens de kentekenregistratie houder was, in Nederland op vijf verschillende dagen gebruik is gemaakt van de autosnelweg. Eiseres heeft niet vóór aanvang van het gebruik van de autosnelweg de verschuldigde BZM op aangifte voldaan.
2.2
Op 24 september 2012, 25 september 2012 en 29 september 2012 is tijdens controles geconstateerd dat met een vrachtauto met het kenteken [AA-BB-01] waarvan eiseres op dat moment volgens de kentekenregistratie houder was, in Nederland op drie verschillende dagen gebruik is gemaakt van de autosnelweg. Eiseres heeft niet vóór aanvang van het gebruik van de autosnelweg de verschuldigde BZM op aangifte voldaan.
2.3
In dat verband zijn aan eiseres de voormelde naheffingsaanslagen opgelegd. Tegelijkertijd zijn op de voet van artikel 13 van de Wet belasting zware motorrijtuigen (hierna: Wet BZM) in verbinding met paragraaf 36 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB) verzuimboetes aan eiseres opgelegd van elk € 246 wegens het niet betalen van de verschuldigde belasting.

3.Geschil

In geschil is of verweerder de verzuimboetes terecht aan eiseres heeft opgelegd.

4.Beoordeling van het geschil

Wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 2 van de Wet BZM wordt ter zake van het gebruik van de autosnelweg met een zwaar motorrijtuig in Nederland ‘belasting zware motorrijtuigen’ geheven.
4.2
Ingevolge artikel 11, eerste en tweede lid, van de Wet BZM moet de belasting, in afwijking van artikel 19 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), op aangifte worden voldaan en moet de belasting worden betaald vóór aanvang van het gebruik van de autosnelweg.
4.3
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Wet BZM kan de inspecteur, indien wordt geconstateerd dat de verschuldigde belasting niet, niet tijdig of niet geheel is betaald, in afwijking van de artikelen 67b, 67c en 67f van de AWR, een bestuurlijke boete van ten hoogste € 4.920 opleggen aan de houder.
4.4
Paragraaf 36, derde lid, van het BBBB bepaalt dat, indien wordt geconstateerd dat de verschuldigde belasting inzake de Wet BZM niet, gedeeltelijk niet of niet binnen de termijn is betaald, dit een verzuim vormt ter zake waarvan de inspecteur een verzuimboete kan opleggen van 5 procent van het wettelijk maximum van artikel 13 van de Wet BZM (€ 246).
Met betrekking tot de verzuimboetes
4.5
Eiseres heeft aangevoerd dat, gezien het aantal en de hoogte van de opgelegde
boetes, sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel. Anders dan eiseres stelt is geen sprake van een meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 5:8 van de Awb. Daarvan is sprake als twee of meer voorschriften zijn overtreden. Eiseres heeft echter meerdere keren één voorschrift overtreden.
4.6
Voor het opleggen van de onderhavige boetes is niet vereist dat sprake is van schuld of opzet bij eiseres. De enkele constatering van het verzuim om de verschuldigde belasting te betalen, is voldoende. Dat is slechts anders indien sprake is van afwezigheid van alle schuld. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan geen sprake. Eiseres mag als transportondernemer bekend worden verondersteld met (het systeem van heffing van) de BZM. Ook over eerdere jaren zijn meerdere naheffingsaanslagen met verzuimboetes aan haar opgelegd. Desondanks heeft zij verzuimd de verschuldigde belasting op aangifte te voldoen. Dat een personeelslid (chauffeur) van eiseres heeft verzuimd om een eurovignet aan te vragen, voordat hij met zijn vrachtwagen komende vanuit het buitenland gebruik maakt van de Nederlandse autosnelwegen, doet aan het voorgaande niet af. Het is immers de verantwoordelijkheid van eiseres om zo nodig dagelijks te controleren of alle benodigde papieren bij de vrachtauto’s in orde zijn, zodat de verschuldigde BZM tijdig wordt afgedragen. De boetes zijn derhalve terecht aan eiseres opgelegd.
4.7
Eiseres heeft ten slotte nog betoogd dat de verzuimen conform paragraaf 36, tweede lid, van het BBBB per maand getotaliseerd dienen te worden aangezien zij via internet aangifte doet. Die stelling is evenwel onjuist. Paragraaf 36, tweede lid, van het BBBB luidt, voor zover thans van belang, als volgt: “De aangifte kan ook via internet worden gedaan, na het sluiten van een daartoe strekkende overeenkomst met de inspecteur. De internetaangiften worden op de website bijgehouden en per kalendermaand getotaliseerd. Het totaalbedrag wordt na afloop van deze maand via automatische incasso geïnd. Indien de automatische incasso niet leidt tot een (tijdige) betaling van de verschuldigde belasting, wordt dit aangemerkt als een verzuim. Betalingsverzuimen met betrekking tot deze per kalendermaand getotaliseerde internetaangiften worden voor de toepassing van deze paragraaf aangemerkt als één verzuim.” Deze bepaling ziet derhalve op gevallen waarin wel aangifte is gedaan, maar de automatische incasso niet leidt tot (tijdige) betaling. In de onderhavige gevallen is de verschuldigde BZM niet aangegeven. Van een betalingsverzuim als bedoeld in even vermeld artikel is dan geen sprake.
4.8
Gelet op de expliciete keuze van de wetgever voor een gering tarief per dag en de mogelijkheid om per dag te betalen, is een relatief hoge boete gerechtvaardigd om de nakoming van die fiscale verplichtingen af te dwingen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een boete van € 246 per verzuim niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
4.9
Aan het voorgaande doet niet af dat er enige tijd tussen de overtredingen en het opleggen van de naheffingsaanslagen en verzuimboetes zit. De BZM is een belasting die eiseres op eigen initiatief dient aan te geven en te betalen. De naheffingsaanslagen en boetes zijn niet bedoeld als signaleringssysteem.
4.1
De rechtbank zal evenwel moeten beoordelen of de opgelegde boetes passend en geboden zijn en of sprake is van omstandigheden die dienen te leiden tot matiging van de boetes. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de boetes worden gematigd indien er meer dan zeventig naheffingsaanslagen zijn opgelegd of meer dan zes naheffingsaanslagen per kenteken en het betalingsgedrag inmiddels is verbeterd. Aan eiseres kan worden toegegeven dat het aantal naheffingsaanslagen in 2013 inmiddels dusdanig lager is dat gesproken kan worden van een verbetering van het betalingsgedrag van eiseres. Ter zitting is evenwel komen vast te staan dat eiseres niet aan de voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor beleidsmatige matiging van de boetes. De rechtbank ziet geen aanleiding hierover anders te oordelen.
4.11
Eiseres heeft gesteld dat zij in 2012 slechts door het behalen van incidentele baten een positief resultaat heeft behaald van circa € 14.000. Met haar transportactiviteiten heeft zij in 2012 verlies geleden. Hiermee heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat haar financiële omstandigheden dermate slecht zijn dat deze zouden moeten leiden tot een matiging van de boetes. De rechtbank acht de opgelegde boetes dan ook passend en geboden.
4.12
De beroepen van eiseres dienen ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R.W.H. van Brandenburg, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 1 oktober 2013
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.