ECLI:NL:RBGEL:2013:4888

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 november 2013
Publicatiedatum
28 november 2013
Zaaknummer
05/800423-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige door verdachte

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 25 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1988, werd ervan beschuldigd in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 13 september 2009 in Dieren, gemeente Rheden, meermalen ontuchtige handelingen te hebben gepleegd met een jongen die op dat moment 13 jaar oud was. De tenlastelegging omvatte onder andere het zoenen, het zich laten aftrekken en het pijpen van het slachtoffer. De zaak kwam aan het licht toen boswachters op 13 september 2009 de verdachte en het slachtoffer in een tent aantroffen, wat leidde tot een politieonderzoek.

Tijdens de zittingen, die plaatsvonden op 13 mei en 11 november 2013, werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.K. Ruperti. De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de ontuchtige handelingen. De militaire kamer oordeelde echter dat de verklaring van het slachtoffer, ondersteund door andere bewijsmiddelen zoals chatgesprekken en getuigenverklaringen, voldoende bewijs bood voor de ontuchtige handelingen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het tenlastegelegde feit en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.143,60 aan het slachtoffer, ter compensatie van de geleden schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de zaak, gezien het grote leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer, en de mogelijke psychische gevolgen voor het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/800423-12
Data zittingen : 13 mei 2013 en 11 november 2013
Datum uitspraak : 25 november 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de militaire kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats 1]
raadsman : mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Amersfoort

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot en met 13 september 2009 te Dieren, gemeente Rheden, althans in Nederland,(telkens) met [slachtoffer], geb. [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het zoenen en/of tongzoenen van/met die [slachtoffer] en/of
- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of pijpen en/of
- het likken van zijn, verdachtes, geslachtsdeel door die [slachtoffer] en/of
- het (naakt) gaan liggen op die [slachtoffer] en/of
- het likken van het geslachtsdeel van die [slachtoffer].

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 11 november 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Amersfoort.
Als benadeelde partij is ter zitting verschenen: dhr. [slachtoffer]. Als gemachtigde van de benadeelde partij is verschenen dhr.[gemachtigde bp].
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit, gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, met dien verstande dat de periode bewijsbaar is vanaf 1 augustus 2009. De verklaring van aangever is consistent en wordt in voldoende mate onderbouwd door overige bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het tenlastegelegde feit. Er is onvoldoende bewijs dat de ontuchtige handelingen zoals tenlastegelegd daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Het contact tussen verdachte en aangever was slechts vriendschappelijk en zonder enig seksueel contact. Wat betreft de seksuele handelingen is er slechts één bron en dat is de verklaring van aangever. Deze verklaring moet, gelet op de persoon van aangever, met voorzichtigheid gelezen worden. De moeder van aangever verklaart naar aanleiding van wat ze van aangever heeft gehoord. De vader van aangever is niet zeker van zijn bron betreffende de seksuele handelingen. Daar komt bij dat verdachte niet wist dat aangever 13 jaar oud was. Dat hoefde hij ook niet te weten, immers aangever heeft gedurende het contact volgehouden dat hij 17 jaar oud was.
Beoordeling door de militaire kamer
Zedenzaken kenmerken zich door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Wanneer dan de veronderstelde dader de seksuele handelingen ontkent, zoals ook in deze zaak - verdachte verklaart dat het contact dat hij had met aangever enkel vriendschappelijk was -, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als direct bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342 van het wetboek van strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige (het veronderstelde slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in de zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
In deze zaak verklaart aangever in grote lijnen dat verdachte de in de tenlastelegging seksuele omschreven handelingen heeft verricht. Bij de beoordeling van deze zaak is het dus van belang vast te stellen in hoeverre deze verklaring steun vindt in ander bewijsmateriaal. De militaire kamer acht hiertoe het navolgende van belang.
De opbouw van het contact
Aangever verklaarde in zijn aangifte dat hij verdachte kende van de site [site naam], een site voor homo’s. [2] Aangever verklaarde: ‘Alles was nieuw, ik was nieuwsgierig. (..) Ik was denk ik 12 jaar toen ik aan mijn ouders vertelde dat ik homo was. (..) Ik was nieuwsgierig naar andere homo’s. (..) Ik kreeg eerst contact met [verdachte] (militaire kamer: verdachte) via de chatsite, toen via de e-mail en toen via MSN en de telefoon. (..) [verdachte] vertelde dat hij iets bij de Marine of Landmacht deed. (..) We hebben veel contact gehad. Toen ik vertelde dat ik naar de Efteling ging, zei [verdachte] dat dat dichtbij was en dat we daar konden afspreken. (..) Ik was toen 13 jaar oud. (..) Hij is daarheen gekomen.’ [3]
Verdachte heeft verklaard hoe hij normaliter contacten opbouwde: ‘(..) Voor het maken van contacten had ik andere sites (..) [site naam]. (..) De vriendschap ontwikkelt zich via de computer. (..) Dan komt er meestal de webcam of foto’s bij en na verloop van tijd spreek ik af om elkaar te ontmoeten. (..) Leeftijden waarmee ik seksueel contact heb gehad is 16-30.’ [4]
Ook verklaarde verdachte over een seksueel contact met een 16 jarige jongen dat hij eerder had, toen hij zelf overigens ook nog 17 of 18 was: ‘Ik heb hem leren kennen via internet, berichten heen en weer, gebeld en toen een afspraak gemaakt. Ik weet niet meer hoelang ik die jongen toen al kende maar dat gaat maanden overheen.’ [5]
De militaire kamer stelt vast dat hieruit blijkt dat verdachte vaker contact zocht met soms minderjarige jongens. Hierbij hanteerde hij ogenschijnlijk een vaste werkwijze: contact via de computer (chat en webcam), telefonisch contact en vervolgens fysiek afspreken. Dit stemt overeen met hetgeen aangever heeft verklaard over de opbouw van het contact tussen hem en verdachte.
Aangever heeft verklaard dat hij op MSN chatte met verdachte. [6] De vader van aangever heeft verklaard dat hij deze gesprekken (buiten wetenschap van aangever om) heeft opgeslagen. De vader van aangever heeft verklaard: ‘Ik weet wel dat de politiemensen mij het advies gaven om dingen digitaal op te slaan. Dit waren de contacten die aangever had en de chatgesprekken. Dit heb ik bewaard en in een mapje gedaan.’ [7] Deze stukken zijn aan het dossier toegevoegd (dossierpagina 140-206).
Verdachte heeft, na confrontatie met deze stukken, gesteld dat deze gesprekken niet authentiek zijn en dat de inhoud is aangepast.
De militaire kamer ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de vader van aangever hieromtrent, mede gelet op het feit dat aangever, bij confrontatie met deze stukken, de gesprekken herkende als zijn gesprekken. Tevens herkende hij het e-mail adres van verdachte. Aangever verklaarde hieromtrent: ‘Dit is mijn geschiedenis van de MSN. (..) Ja dat is zijn e-mailadres. (..) Dit is [verdachte], [e-mailadres]. Ik herken het chatgesprek tussen [e-mailadres] en [slachtoffer].’ [8]
Verdachte heeft bij de KMar verklaard dat hij het e-mailadres
[e-mailadres]als zijn eigen e-mail adres herkent en bevestigt het gebruik daarvan. [9] Dat verdachte op een later moment ontkende dat hij dit email-adres gebruikte, acht de militaire kamer gelet op vorenstaande, ongeloofwaardig. De militaire kamer is gesterkt in haar overtuiging door het feit dat uit onderzoek aan de laptop van verdachte is gebleken dat hij als Skypenaam [skypenaam]’ gebruikte. [10] De militaire kamer ziet derhalve geen reden om het overzicht van de chatgesprekken niet als bewijs te bezigen.
Door verdachte (vanuit het e-mail adres:
[e-mailadres]) werd meermalen berichten naar aangever verstuurd via de chat. De militaire kamer acht in elk geval de navolgende berichten redengevend:
‘Maar lijkt je dat niet onwijs lkker om met iemand in bed te liggen en dan alleen boxers aan ofsow en dan knuffele’
(..)
‘Lkker zo beetje op elkaar liggen’
(..)
‘Kusjes geven’
(..)
‘Stevig vasthouden enzow’
(..)
‘Miss kom ik binnenkort serieus kamperen bij jou in de buurt’ [11]
De militaire kamer stelt vast dat uit de chatgesprekken tussen verdachte en aangever blijkt dat het contact verder ging dan enkel vriendschappelijke gesprekken. De militaire kamer concludeert uit bovenstaande berichten dat verdachte bezig was om een fysieke afspraak met aangever te bewerkstelligen.
Ook was er sms contact tussen verdachte en aangever. Verdachte heeft verklaard dat zijn telefoonnummer[nummer]was. [12] In aangevers telefoon stond dit nummer ook opgeslagen op naam van ‘[verdachte].’ [13] [verdachte] stuurde meerdere sms-berichten naar aangever, waaronder:
‘Lieve [slachtoffer] khoop da je nu doorslaapt. Klig net in bedje. kheb al de hele avond aan je gedacht! Je bent zo mooi en lief ik kan t nie met woorden beschrijve.’
‘Wow lieverdje je kan weer smse! Wat een superlieve smsjes stuurde je! Ik zal je straks nog wel ff bellen! Kvin je ook echt leuk, je bent een prachtmannetje x j’ [14]
De verklaring van verdachte dat hij slechts vriendschappelijk contact had met aangever, acht de militaire kamer gelet op vorenstaande berichten ongeloofwaardig.
De ontmoetingen
Aangever verklaarde over de eerste ontmoeting tussen hem en verdachte: ‘Wij zaten in de Efteling in een café of restaurant ofzo. (..) Hij was ouder dus ik keek wel tegen hem op. (..) Ik was heel nerveus. (..) Hij had een zwarte [auto merk]. (..) Ik dacht dat hij 21 was. (..) Ik was al wel verliefd op hem voordat ik hem in het echt had gezien. Dat werd sterker toen ik hem bij de Efteling zag. (..) Tussen het 1e en 2e contact bij de [speelplaats] in Dieren zat maximaal twee weken. (..) Ik denk dat we bij de [speelplaats] hadden afgesproken omdat het daar heel rustig was. Hij wilde niet bij mij thuis afspreken (..) [verdachte] zei dat dat niet slim was. (..) Bij de tweede ontmoeting was hij met de auto van zijn ouders. (..) We hebben eerst een hele poos in zijn auto gezeten met de auto open. Hij had toen ook een soort kleedje bij zich. (..) Daar hebben we toen op dat kleedje gelegen. (..) We lagen alle twee met onze ruggen op de grond en we lagen met de schouders tegen elkaar aan. (..) We hebben volgens mij de 2e keer gezoend. (..) We hebben toen gezoend en getongzoend (..)’ [15]
Bij de rechter-commissaris bevestigde aangever dat hij en verdachte bij de tweede ontmoeting gezoend hadden: ‘We hebben 1 keer in een tent gelegen (militaire kamer: derde afspraak) en een keer op een matje.(..) De keer op het matje is gezoend.’ [16]
Ten aanzien van de vervolgafspraken merkt de militaire kamer op dat aangever bij de KMar heeft verklaard over twee ontmoetingen in een tent. Bij de rechter-commissaris heeft aangever echter verklaard dat de derde en vierde ontmoeting ook één ontmoeting kan zijn geweest. [17] De militaire kamer zal wat betreft dit aspect uitgaan van de verklaring door aangever afgelegd bij de rechter-commissaris, inhoudende één ontmoeting in de tent. Dit doet naar het oordeel van de militaire kamer niet af aan de feitelijk gepleegde seksuele handelingen die tijdens de laatste ontmoeting hebben plaatsgevonden.
Aangever verklaarde over de laatste ontmoeting: ‘(..) We zijn toen in de tent gegaan met de slaapzak over ons heen. We hebben toen alle twee al onze kleding uitgedaan. [verdachte] kwam toen boven op mijn liggen. We zijn gaan zoenen en tongzoenen. [verdachte] is mij toen gaan pijpen en aftrekken. Hij ging toen naast mij liggen op zijn rug. Hij vroeg toen of ik op hem kwam liggen. (..) Ik ben toen op hem gaan liggen. Daarna vroeg hij of ik hem wilde aftrekken. Dit wilde ik wel en dit heb ik ook gedaan. Daarna vroeg hij ook of ik hem wilde pijpen. (..) Ik heb hem toen ook gepijpt. (..) [verdachte] was mij toen weer aan het pijpen toen er iemand aan de tent schudde. De mensen zeiden toen of we eruit wilde komen. [verdachte] zei dat we ons eerste wilden aankleden. [verdachte] was als eerste aangekleed en zei dat ik in de tent moest blijven. Hij zei dat hij het zou regelen. (..) [verdachte] stapte uit de tent en deed die weer dicht.’ [18]
De militaire kamer stelt vast dat aangever gedetailleerd verklaard heeft. Zo heeft hij verklaard over een kleurverschil op het geslachtsdeel van verdachte. Verdachte heeft dit bevestigd; hij heeft een pigmentvlek van zijn navel tot op zijn geslachtsdeel. [19] Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring afgelegd over hoe aangever deze wetenschap kan hebben.
Aangever heeft over de afspraak met verdachte gesproken met een vriendin genaamd [vriendin slachtoffer]. [20] [vriendin slachtoffer] verklaarde hierover bij de KMar: ‘(..) Die jongen had geloof ik ook iets bij hem gedaan. (..) Ze hadden afgesproken ergens buiten en die vriend wilde iets bij hem doen. Maar dat wilde [slachtoffer] niet.’ [21]
Ook in een later verhoor bij de rechter-commissaris verklaarde [vriendin slachtoffer]: ‘(..) Ik heb hem niet precies gevraagd naar details. (..) Het ging verder dan zoenen. Daar is wel over gesproken maar ik weet niet meer wat hij precies aan mij verteld heeft. (..) [slachtoffer] heeft mij wel verteld dat er iets is gebeurd en dat [verdachte] iets geprobeerd heeft wat [slachtoffer] niet wilde.’ [22]
Tijdens de laatste afspraak van verdachte en aangever in de [speelplaats] in Dieren, werden ze volgens de verklaring van aangever -zoals hierboven weergegeven- op enig moment verzocht uit de tent te komen.
Uit onderzoek van verbalisant [verbalisant] bleek dat op 13 september 2009 16:50 uur boswachters [boswachter 1] en [boswachter 2] assistentie hebben gevraagd in verband met het aantreffen van een tentje waarin zich 2 personen zouden bevinden [23] , naar later bleek verdachte en aangever [24] . Boswachter [boswachter 1] verklaarde over dit moment: ‘Wij kregen een melding dat er een tentje zou staan op de Dierense Hoogte. (..) Toen we bij de tent aankwamen hoorden we wat geroezemoes. Daarop heb ik aangeroepen of degene in de tent naar buiten wilde komen. Toen kregen we een reactie van “ik moet eerst wat aantrekken”. Toen kwam er een jonge man van in de twintig naar buiten. (..) Ik vroeg toen of de tweede persoon ook uit de tent wilde komen. (..) Toen kwam er een jong knulletje uit de tent. Mijn collega en ik keken elkaar aan en dachten ‘dat klopt niet’, we zagen direct dat die jongen 13-14 jaar was. (..) De oudere jongen had een T-shirt en een spijkerbroek aan. (..) Ik weet nog wel dat zijn gulp open stond.’ [25]
De boswachters deden hierop een melding bij de politie en verbalisant [verbalisant] kwam ter plaatse. Ook hij zag dat de gulp van verdachte open stond. [26]
De militaire kamer concludeert dat ook vorenstaande bevindingen niet in overeenstemming zijn met hetgeen verdachte heeft verklaard. Immers verdachte verklaard dat hij en aangever aan het ‘chillen’ waren.
Gelet op hetgeen hiervoor overwogen, kan de militaire kamer niet anders dan concluderen dat de verklaring van aangever in ruim voldoende mate steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De verklaring van verdachte wordt op meerdere punten weersproken. Verdachte heeft hiervoor geen aannemelijke verklaring gegeven.
De militaire kamer acht op basis van de verklaring van aangever, zoals dat wordt ondersteund door het hiervoor aangehaalde overige bewijsmateriaal, het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder nader omschreven.
De rechtbank overweegt dat aangever niet expliciet spreekt over dat verdachte zijn geslachtsdeel heeft gelikt. Hij verklaart wel expliciet dat verdachte hem tweemaal heeft gepijpt. Dit impliceert naar het oordeel van de militaire kamer dat verdachte zijn geslachtsdeel heeft gelikt zodat ook dit onderdeel bewezen is.
Ten aanzien van de vraag of verdachte wist of in elk geval had moeten weten dat aangever minderjarig was, overweegt de militaire kamer dat dit voor de beoordeling van de vraag of het tenlastegelegde bewezen is van geen belang is. De leeftijd van het slachtoffer is immers een geobjectiveerd bestanddeel, opzet of schuld daaromtrent is niet vereist (HR 15 februari 1949, NJ 1949, 275)
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat uit meerdere verklaringen in het dossier blijkt dat duidelijk te zien was dat het om een jonge jongen ging. Boswachter [boswachter 1] verklaarde: ‘(..) We zagen direct dat die jongen 13-14 jaar was.’ [27] Ook verbalisant [verbalisant], merkte dit meteen op. [28]
Hier komt bij dat verdachte, na de betrapping door de boswachters, berichten stuurde naar aangever waarin stond dat hij, dus aangever, tegen niemand, niet tegen de politie of zijn ouders, mocht vertellen wat er gebeurd was. Ook belde verdachte, aangever op. Hij zei dat aangever moest beloven dat hij niets zou vertellen. Anders zou verdachte de gevangenis in moeten en zou hij zijn baan kwijtraken. Verdachte vertelde dat hij had overgegeven van de stress. [29] Verdachte maakte zich kennelijk zorgen. Gelet op de angst voor de consequenties bij betrapping, concludeert de militaire kamer dat verdachte minimaal een vermoeden had van de jonge leeftijd van aangever. Aansluiting voor dit vermoeden, vindt de militaire kamer bij de inhoud van de chatgesprekken. De onderwerpen die aangever in de gesprekken tussen hem en verdachte aanhaalde -pestkoppen op school en regels van ouders- hadden verdachte op zijn minst moeten doen vermoeden dat het een jonge jongen betrof.
De militaire kamer overweegt dat het chatgesprek van 21 juli 2009 waarin aangever vertelde dat zijn telefoon was afgepakt door de leraar en dat hij toen het raam moest schoonkrabben [30] hiertoe een treffend voorbeeld is.
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 13 september 2009 te Dieren, telkens met [slachtoffer], geb. [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, bestaande uit
- het zoenen en tongzoenen met die [slachtoffer] en/of
- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en pijpen en- het (naakt) gaan liggen op die [slachtoffer] en
- het likken van het geslachtsdeel van die [slachtoffer];
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd’
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, waarvan 4 (vier) maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaat verweer gevoerd.
Beoordeling door de militaire kamer
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 17 april 2013; en
 een voorlichtingsrapportage van Stichting Reclassering Nederland, d.d. 16 maart 2013, betreffende verdachte.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte, destijds 25 jaar oud, heeft ontuchtige handelingen gepleegd met een jongen van destijds 13 jaar oud waaronder het zich door die jongen laten pijpen en het likken (pijpen) van het geslachtsdeel van die jongen. Aan deze seksuele handelingen is een periode voorafgegaan waarbij eerst is gechat, beelden zijn uitgewisseld en geheime afspraken zijn gemaakt. Verdachte moet daarbij op de hoogte zijn geraakt van het grote leeftijdsverschil tussen hem en die jongen, en dit tenminste hebben vermoed. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later nadelige, psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden een ontmoeting te plannen en de seksuele handelingen te verrichten. Verdachte, die alleen al vanwege het grote leeftijdsverschil een groot overwicht moet hebben gehad op het jonge slachtoffer, heeft hem achteraf meermalen verzocht om niets te vertellen en geen aangifte te doen. Verdachte heeft daarbij enkel oog gehad voor zijn eigen belang. De militaire kamer rekent verdachte het vorenstaande zwaar aan en acht voor dergelijke handelen geen andere straf dan een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend.
Temeer nu verdachte geeft in het geheel geen blijk van enig inzicht in zijn grensoverschrijdende gedrag acht de militaire kamer voorts een substantieel voorwaardelijk strafdeel met een proeftijd van 3 jaar van belang, teneinde verdachte van het opnieuw plegen van degelijke feiten te weerhouden.
Gelet daarop en nu de militaire kamer ten voordele van verdachte in haar overweging meeweegt dat het een ouder feit betreft en dat verdachte niet eerder met justitie en politie in aanraking is gekomen, acht de militaire kamer een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 voorwaardelijk, dus met een groter voorwaardelijk deel dan geëist, passend en geboden..
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.407,62 waarvan € 3.000,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot betaling van het bedrag van € 3.407,62 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 44 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij. Niet is gebleken dat de psychische problemen zijn ontstaan als direct gevolg van het bewezenverklaarde feit.
Beoordeling door de militaire kamer
Ten aanzien van de ingediende vordering benadeelde partij overweegt de militaire kamer dat vast is komen te staan dat het slachtoffer schade heeft opgelopen door het bewezenverklaarde feit. Het enkele feit dat het slachtoffer aangifte tegen verdachte heeft gedaan, is daarvoor al voldoende onderbouwing. Volgens het rapport van de behandelend psycholoog (dossierpagina 52) waren er op dát moment (in 2012) geen trauma’s bij aangever ten gevolge van de ontucht. Dit laat naar het oordeel van de militaire kamer onverlet dat aangever zoals namens hem aangevoerd in de jaren na het voorval daardoor grote psychische problemen had. De militaire kamer oordeelt derhalve dat een geldelijke compensatie hiervoor passend is. Hoewel voor de exacte hoogte van de immateriële nadere onderbouwing en bewijsvoering nodig is, hetgeen een onevenredige belasting van het strafproces zou betekenen, schat de militaire kamer deze schade op tenminste € 1.000,-. Dit deel van de gevorderde immateriële schade zal worden toegewezen en voor het meerdere zal de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ten aanzien van het materieel gevorderde schadebedrag overweegt de militaire kamer dat de post van reiskosten voor slachtofferhulp integraal zal worden toegewezen. Ten aanzien van de kosten voor de psycholoog overweegt de militaire kamer dat deze bezoeken volgens het rapport van de behandelaar mede samenhangen met andere klachten en dus niet integraal voor rekening van verdachte dienen te komen.
De militaire kamer stelt het deel van de kosten die het gevolg zijn van het handelen van verdachte schattenderwijs op tenminste één derde, € 132,01, welk bedrag zal worden toegewezen. Om te kunnen vaststellen of een groter deel van die vordering aan verdachte toe te rekenen zou zijn is een nadere onderbouwing/bewijslevering nodig. Dit zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit maakt het totaalbedrag van het materieel gevorderde bedrag € 143,60.
De militaire kamer zal de totale vordering tot een bedrag van € 1.143,60 toewijzen. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de militaire kamer tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 13 september 2009.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 1.143,60 (zegge: elfhonderdendrieënveertig euro en zestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 1.143,60 (zegge: elfhonderdendrieënveertig euro en zestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen (rechter) en kol mr. J. Wiersma (militair lid), in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door[opperwachtmeester], opperwachtmeester en[adjudant], adjudant onderofficier der Kon. Marechaussee, van de Koninklijke Marechaussee, District Landelijke en Buitenlandse Eenheden, Brigade Recherche, dossiernummer PL27QR/12-005921, gesloten op 19 november 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal verhoor aangever, p. 26 (één na laatste alinea).
3.Proces-verbaal verhoor aangever, p. 26-28, voor zover hiervoor weergegeven.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 83-84, voor zover hiervoor weergegeven.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 88, voor zover hiervoor weergegeven.
6.Proces-verbaal verhoor aangever, p. 28 (regel 2).
7.Proces-verbaal verhoor getuige[gemachtigde bp], p. 59 (alinea 5).
8.Proces-verbaal verhoor aangever, p. 40, voor zover hiervoor weergegeven.
9.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 101 (vier na laatste alinea).
10.Proces-verbaal van bevindingen bij onderzoek aan een gegevensdrager, p. 212 (regel 6).
11.Een schriftelijk bescheid, zijnde een overzicht van gevoerde chatgesprekken, p. 180-181, voor zover hiervoor weergegeven.
12.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 107 (alinea 2).
13.Een schriftelijk bescheid, zijnde een overzicht van de contacten uit de telefoon van aangever, p. 120, onder het kopje ‘[verdachte]’.
14.Een schriftelijk bescheid, zijnde de historie van de uitgelezen telefoon van aangever, p. 123-124, voor zover hiervoor weergegeven.
15.Proces-verbaal verhoor aangever, p. 26- 31 voor zover hiervoor weergegeven.
16.Proces-verbaal verhoor aangever d.d. 3 september 2013, afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 2, voor zover hiervoor weergegeven.
17.Proces-verbaal verhoor aangever d.d. 3 september 2013, afgelegd bij de rechter-commissaris, p. 2 (alinea 4).
18.Proces-verbaal verhoor aangever, p. 31-35, voor zover hiervoor weergeven.
19.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 110 (alinea 13, regel 3).
20.Proces-verbaal verhoor aangever, p. 35 (alinea 5, regel 1-2).
21.Proces-verbaal verhoor getuige[vriendin slachtoffer], p. 55, voor zover hiervoor weergegeven.
22.Proces-verbaal verhoor getuige[vriendin slachtoffer] d.d. 4 september 2013 p. 2, afgelegd bij de rechter-commissaris, voor zover hiervoor weergegeven.
23.Proces-verbaal van bevindingen p. 114 (alinea 3).
24.Proces-verbaal van bevindingen p. 115 (zesde tekstblok).
25.Proces-verbaal verhoor getuige [boswachter 1], d.d. 4 september 2013, p. 2, afgelegd bij de rechter-commissaris, voor zover hiervoor weergegeven.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 114 (alinea 4, regel 9-10).
27.Proces-verbaal verhoor getuige [boswachter 1], d.d. 4 september 2013, p. 2, afgelegd bij de rechter-commissaris, voor zover hiervoor weergegeven.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 115 (regel 2-4).
29.Proces-verbaal verhoor aangever, p. 35 (alinea 8, regel 5-10).
30.Een schriftelijk bescheid, zijnde een overzicht van gevoerde chatgesprekken, d.d. 21 juli 2009, p. 148 (11e regel van onder) en p. 149 (regel 18 en 17 van onder).