4.Eisers betogen dat verweerder bij de berekening van het ammoniakemissieplafond in strijd met het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (hierna: Besluit huisvesting) heeft gehandeld. Verweerder stelt zich volgens eisers ten onrechte op het standpunt dat de in bijlage 1 bij het Besluit huisvesting voor legkippen aangegeven maximale emissiewaarde op grond van artikel 2, derde lid, van het Besluit huisvesting niet van toepassing is. Volgens eisers is geen sprake van een bestaand Groen-Labelstalsysteem als bedoeld in die bepaling.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet ammoniak en veehouderij betrekt het bevoegd gezag bij beslissingen inzake de omgevingsvergunning voor de oprichting of verandering van een veehouderij de gevolgen van ammoniakemissie uit de tot de veehouderij behorende dierverblijven uitsluitend op de wijze die is aangegeven bij of krachtens de artikelen 4 tot en met 7.
Ingevolge het derde lid geldt het eerste lid niet voor het weigeren van de omgevingsvergunning op de grond dat door verlening daarvan niet aan artikel 2.14, eerste lid, onder c, onder 1°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan worden voldaan en voor voorschriften die met toepassing van het bepaalde krachtens artikel 2.22, derde lid, van die wet of artikel 1.3c of 8.40 van de Wet milieubeheer worden gesteld om te bereiken dat in de veehouderij ten minste de voor de veehouderij in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Daarbij geldt dat de vergunningverlening wordt beoordeeld naar de overeenstemming van de som van de ammoniakemissies uit de tot de inrichting behorende dierverblijven met de som van de ammoniakemissies die zijn toegestaan bij een beoordeling per afzonderlijk huisvestingssysteem, met dien verstande dat een huisvestingssysteem dat op 1 januari 2007 nog niet in de veehouderij aanwezig was, afzonderlijk aan de voorschriften voldoet (…).
Ingevolge artikel 2.14, onder c, onder 1°, van de Wet milieubeheer neemt het bevoegd gezag bij de beslissing op de aanvraag in ieder geval in acht dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken moeten worden toegepast.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van het Besluit huisvesting wordt in dit besluit onder Groen-Labelstalsysteem verstaan: huisvestingssysteem dat voldoet aan de omschrijving van een stalsysteem waarvoor een Groen Label als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van het Convenant Groen Label (Stcrt. 1993, 21) is verleend.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, worden, indien in een veehouderij dieren worden gehuisvest van een diercategorie waarvoor in bijlage 1 een maximale emissiewaarde is aangegeven, voor die dieren geen huisvestingssysteem toegepast met een emissiefactor die hoger is dan deze maximale emissiewaarde.
Ingevolge het derde lid geldt, in afwijking van het eerste lid, ten aanzien van een bestaand Groen-Labelstalsysteem waarvan de emissiefactor hoger is dan de maximale emissiewaarde bedoeld in het eerste lid en waarvoor vergunning of, indien geen vergunning vereist was, een bouwvergunning is verleend voor 8 mei 2002, die emissiefactor als maximale emissiewaarde.
In de toelichting bij artikel 1, eerste lid, van het Besluit huisvesting (NvT, p. 42; Stb. 2005, 675) is ten aanzien van het begrip Groen-Labelstalsysteem het volgende vermeld:
“Een huisvestingssysteem dat is gebouwd overeenkomstig het ontwerp van een stalsysteem waarvoor een Groen Label is afgegeven, wordt in dit besluit aangemerkt als een Groen-Labelstalsysteem.
In dit verband wordt erop gewezen dat het daarbij moet gaan om een Groen Label dat op het moment van vergunningverlening nog geldig was. Van een aantal stalsystemen is het Groen Label namelijk ingetrokken naar aanleiding van de verlaging van de grenswaarden voor kraamzeugen, opfokhennen en leghennen (Stcrt. 1999, 60). Indien een milieuvergunning dan wel een bouwvergunning is verleend voor een huisvestingssysteem dat overeenkomt met een stalsysteem waarvan op het moment van vergunningverlening het Groen Label was ingetrokken, kan dat systeem niet als een Groen-Labelstalsysteem worden aangemerkt.”
Zoals blijkt uit eindnoot 4 van de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij is het Groen Label voor een mestbandbatterij voor natte mest met afvoer naar een gesloten opslag (minimaal 2 maal per week ontmesten) (voormalig Groen Label BB 93.06.007) per 1 juli 1999 ingetrokken. Blijkens de stukken is op 25 juli 2000 een wijzigingsvergunning verleend voor toepassing van dit stalsysteem. Nu het Groen Label op dat moment al was ingetrokken, kan, gelet op de hiervoor weergegeven toelichting bij artikel 1, eerste lid, van het Besluit huisvesting, het toegepaste huisvestingssysteem niet worden aangemerkt als Groen-Labelstalsysteem als bedoeld in het Besluit huisvesting. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 22 mei 2013 met zaaknummer 201109010/1/A4 (www.raadvanstate.nl).
Dat het stalsysteem beweerdelijk feitelijk al eerder is gerealiseerd op basis van een op 26 november 1996 verleende revisievergunning, leidt niet tot een ander oordeel, omdat die vergunning bij uitspraak van de Afdeling van 27 mei 1999 met zaaknummer E03.96.1795 is vernietigd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de vernietiging van de in 1996 verleende vergunning terugwerkende kracht heeft. Artikel 2, derde lid, van het Besluit huisvesting is derhalve niet van toepassing. De ter zitting genoemde uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2013 met zaaknummer 201106656/1/A4 maakt het vorenstaande niet anders.
Niet in geschil is dat niet wordt voldaan aan de toepasselijke emissiewaarde in bijlage 1 bij het Besluit huisvesting. Verweerder heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat wordt voldaan aan het Besluit huisvesting. Wat verder in de toelichting van het Besluit huisvesting en met name met betrekking tot artikel 2, derde (voorheen tweede) lid, is vermeld, biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Gelet hierop is het bestreden besluit in zoverre genomen in strijd met artikel 2.14, eerste lid, onder c, onder 1°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het betoog van eisers slaagt.
Nu niet gezegd kan worden dat de ammoniakregelgeving kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van de Stichting, kan, anders dan verweerder heeft gesteld, het bepaalde in artikel 8:69a van de Awb er niet aan in de weg staan dat de bestuursrechter het bestreden besluit op deze grond vernietigt en kan thans buiten beoordeling blijven of de ammoniakregelgeving kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van de andere eisers.