ECLI:NL:RBGEL:2013:4849

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
05/800310-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair wegens ontuchtige handelingen met een minderjarige en bezit van kinderpornografisch materiaal

Op 25 november 2013 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 29-jarige militair die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een 15-jarige en het bezit, vervaardigen en verspreiden van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het seksueel binnendringen van de minderjarige en het in bezit hebben van afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij minderjarigen betrokken waren. De feiten vonden plaats tussen juni 2010 en januari 2011 in Lelystad en Baarn. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank hield rekening met de vrijwilligheid van de seksuele handelingen, maar benadrukte dat dit niet afdeed aan de ernst van de feiten en de schade die de minderjarige had geleden. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank besloot tot een lichtere straf vanwege de rehabilitatie-inspanningen van de verdachte en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De benadeelde partij, de minderjarige, kreeg een schadevergoeding van € 1.100,- toegewezen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/800310-12
Data zittingen : 5 augustus 2013 en 11 november 2013
Datum uitspraak : 25 november 2013
Tegenspraak
Vonnis van de militaire kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [1984] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. G.A.E.M. van Zinnicq Bergmann, advocaat te Soest.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de militaire kamer ter terechtzitting van 11 november 2013 toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 juni 2010 tot en met 31 augustus 2010 te Lelystad en/of Baarn en/of Biddinghuizen, althans in Nederland met [slachtoffer], geboortedatum [geboortedatum],
handelingen heeft gepleegd mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het brengen en/of steken van een (of meerdere) vinger/vingers (vingeren) in haar vagina en/of - het door zich door voornoemde [slachtoffer] laten pijpen en/of aftrekken en/of
- het inbrengen/duwen van zijn verdachtes penis in de vagina van voornoemde [slachtoffer] en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes, penis in de vagina van voornoemde [slachtoffer] op en neer gaande bewegingen te maken
terwijl die [slachtoffer], toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt;
2.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2010 tot en met 15 januari 2011 te Baarn en/of Wezep en/of Lelystad, althans in Nederland, (één of meermalen)(telkens)
(in totaal) ruim/circa 5, althans een aantal afbeeldingen/multimediafiles te weten filmfragmenten dan wel (een) gegevensdrager(s) (te weten een desktopcomputer, merkloos, met harde schijf merk Seagate en/of een geheugenkaart type XD behorende bij een digitale camera merk Olympus) van (telkens) (een) seksuele gedraging(en) waarbij (een) persoon/personen is/zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, die (kennelijk) de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt
welke afgebeelde seksuele gedraging(en) in algemene zin (telkens) bestaat/bestaan uit (een) geheel en/of (een) gedeeltelijk ontkle(e)d(e) minderjarige(n)
in zijn bezit heeft gehad en/of
heeft vervaardigd en/of verspreid
waarbij de voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren (met een penis en/of een mond/tong en/of een vinger en/of een voorwerp) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van een lichaam van een persoon door iemand die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met een penis en/of een mond/tong en/of een vinger en/of een voorwerp)
meer specifiek: een volwassen man ligt op een bed op zijn rug. Hij draagt alleen een t-shirt.
Het is de verdachte [verdachte]. Een geheel naakt meisje komt naast hem zitten/liggen en neemt de stijve penis van [verdachte] in haar mond. Zij pijpt hem. Tevens trekt zij hem af. De borstjes van het meisje zijn ook in beeld (volgnummer 01/02, blz 29)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met een penis en/of een vinger/hand en/of een voorwerp(en) en/of de mond/tong en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon door iemand die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met een penis en/of een vinger/hand en/of een voorwerp(en) en/of de mond/tong
meer specifiek: een meisje waarvan bekend is dat het de 15 jarige …. is, zit met ontbloot onderlichaam op de passagiersstoel van een auto. Zij draagt een groen t-shirt. Het meisje vingert zichzelf. Hier wordt duidelijk op ingezoomd. Ook haar t-shirt is omhoog geschoven waardoor haar borsten zichtbaar zijn, ook hier wordt op ingezoomd. (Volgnummer 02/02, blz 29 pv);

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 11 november 2013 opnieuw aangevangen en ter terechtzitting onderzocht.
Verdachte is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.A.E.M. van Zinnicq Bergmann voornoemd.
Als benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]).
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft rond juli/augustus 2010 twee keer seks gehad met [slachtoffer] [2] (geboren op
[geboortedatum] [3] ).
De eerste keer zijn zij samen naar de [straat] in Lelystad gereden, waar verdachte zijn vingers in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht, zich door haar heeft laten pijpen en haar heeft gepenetreerd door zijn penis in haar vagina te brengen. [4]
Verdachte heeft met een fotocamera onder meer gefilmd dat hij door [slachtoffer] gepijpt werd en dat zij zichzelf gevingerd heeft. [5] Verdachte heeft [slachtoffer] deze filmpjes toegezonden via MSN. [6]
Onder verdachte is, op 16 maart 2011 in zijn woning te Baarn, een digitale fotocamera, merk Olympus, in beslag genomen. [7] Op de geheugenkaart, type XD, van deze fotocamera zijn vier, eerder verwijderde, multimediabestanden aangetroffen die nader zijn onderzocht, te weten:
  • [bestand 1]
  • [bestand 2]
  • [bestand 3]
  • [bestand 4].
Twee van de geselecteerde multimediafiles worden als volgt omschreven:
“Volgnummer 01/02
(…)
Soort multimedia Film
Naam multimediafile [bestand 1]
(…)
Leeftijd afgebeelde kennelijk tussen de 14-16 jaar oud
(…)
Beschrijving afbeelding. Een volwassen man ligt op een bed op zijn rug. Hij draagt alleen een t-shirt. Het is de verdachte [verdachte]. Een geheel naakt meisje komt naast hem liggen/zitten en neemt de stijve penis van [verdachte] in haar mond. Ze pijpt hem. Tevens trekt ze hem af. De borstjes van het meisje zijn ook in beeld.
(…)
Volgnummer 02/02
(…)
Soort multimedia Film
Naam multimediafile [bestand 4]
(…)
Leeftijd afgebeelde kennelijk tussen de 14-16 jaar oud
(…)
Beschrijving afbeelding. Een meisje, waarvan bekend is dat het de 15 jarige … is, zit met ontbloot onderlichaam op de passagiersstoel van een auto. Ze draagt een groen t-shirt. Het meisje vingert zichzelf. Hier wordt duidelijk op ingezoomd. Ook haar t-shirt is omhoog geschoven waardoor haar borsten zichtbaar zijn, ook hier wordt op ingezoomd.” [9]
De overige multimediafiles zijn filmbestanden betreffende hetzelfde meisje als in volgnummer 02/02, te weten [slachtoffer]. In deze filmbestanden is te zien dat zij een jongen pijpt. [10]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten 1 en 2. Ten aanzien van feit 2 is zij van mening dat zowel het bezit, vervaardigen, als verspreiden (naar [slachtoffer] en een ander) bewezen kan worden geacht. De stelling dat verdachte over het verspreiden van filmpjes naar een vriendin van [slachtoffer] onjuist heeft verklaard omdat hij tijdens zijn verhoor onder druk is gezet, en hij de filmpjes slechts naar [slachtoffer] heeft gestuurd, acht de officier van justitie niet geloofwaardig.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden. Ten aanzien van feit 1 heeft hij daartoe opgemerkt dat artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht er naar zijn mening niet toe strekt de seksuele integriteit van [slachtoffer] in het onderhavige geval te beschermen. Vanwege uiteenlopende feiten en omstandigheden ontbreekt volgens de raadsman het ontuchtige karakter van de onder feit 1 ten laste gelegde handelingen. Verder heeft de raadsman van verdachte ten aanzien van feit 2 betoogd dat geen sprake is van “kinderporno”, dat artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht niet geschreven is voor situaties als de onderhavige en dat verdachte nimmer (voorwaardelijk) opzet heeft gehad kinderporno te produceren. Ook kan naar zijn mening niet bewezen worden geacht dat verdachte filmpjes heeft verspreid nu niet is gebleken dat hij deze naar anderen dan [slachtoffer], waarmee hij de filmpjes heeft gemaakt, heeft gezonden.
Beoordeling door de militaire kamer
Ten aanzien van feit 1
Vast staat dat verdachte in juli/augustus 2010 tweemaal seksueel contact heeft gehad met de destijds 15-jarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]) en dat hij bij de eerste keer, in Lelystad, vingers in haar vagina heeft gebracht, zich door haar heeft laten pijpen en met zijn penis haar vagina heeft gepenetreerd.
Het betoog van de raadsman van verdachte dat geen sprake is van “ontuchtig handelen” in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, slaagt naar het oordeel van de militaire kamer - ondanks dat de seks vrijwillig heeft plaatsgevonden - niet. Daartoe acht de militaire kamer van belang dat, anders dan de raadsman van verdachte heeft betoogd, geen sprake is van twee personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Verdachte was op het moment van het seksuele contact 26 jaar en [slachtoffer] 15 jaar. Voorts is gebleken dat geen sprake is geweest van een langdurige affectieve relatie, maar van een korte “relatie” die gericht was op seksuele activiteit en waarbij verdachte – in de wetenschap dat [slachtoffer] minderjarig was – het initiatief heeft genomen. De militaire kamer leidt dit af uit de verklaringen van zowel [slachtoffer] als verdachte. [slachtoffer] verklaart onder meer dat zij niet zo heel lang een relatie met verdachte heeft gehad en zij weinig over hem weet omdat hij niet zoveel over zichzelf wilde vertellen.
Zij weet niet waar hij woont en weet ook niets over zijn familie. [11] Als verdachte ermee wordt geconfronteerd dat hij wordt verdacht van seks met een minderjarige zegt hij in eerste instantie dat “zij” 15 jaar was en hij niet weet hoe zij heet.
Later - als hem is verteld dat het om [slachtoffer] gaat - verklaart hij dat hij met [slachtoffer] via de chat heeft gepraat over seks, dat hij toen al wist dat [slachtoffer] minderjarig was, dat hij heeft voorgesteld om wat af te spreken, dat ze elkaar twee maal in persoon hebben gezien, dat hij met het idee kwam om seks te hebben en dat ze toen seks hebben gehad. Ook verklaart verdachte dat hij misschien een paar maanden MSN-contact met haar heeft gehad, maar dat hij haar heeft verwijderd. [12]
De militaire kamer is gelet op het voorgaande van oordeel dat sprake is van seksuele handelingen, bestaande uit het seksueel binnendringen van [slachtoffer], in strijd met de sociaal-ethische norm en komt om die reden tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder feit 1.
Ten aanzien van feit 2
Op de geheugenkaart van de fotocamera die op 16 maart 2011 onder verdachte in Baarn in beslag is genomen, zijn een viertal eerder verwijderde filmfragmenten aangetroffen van seksuele gedragingen waarbij personen zijn betrokken die (kennelijk) de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt en in drie filmpjes komt [slachtoffer] voor. Verdachte heeft deze gegevensdrager en filmfragmenten in zijn bezit gehad. Vast staat ook dat verdachte de filmfragmenten waarin [slachtoffer] voorkomt, in juli/augustus 2010 in Lelystad heeft gemaakt en deze aan [slachtoffer] heeft toegezonden.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat niet kan worden gezegd dat de in de tenlastelegging genoemde filmfragmenten “kinderpornografisch” zijn, zodat artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing is. De militaire kamer stelt voorop dat de delictsomschrijving in voornoemde strafbepaling louter vereist dat sprake is van “een afbeelding - of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding - van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken”. Het gaat, anders dan de raadsman van verdachte veronderstelt, niet om de vraag of sprake is van een jeugdige die in staat is zijn/haar wil te bepalen en tot uitdrukking te brengen. Enkel de (kennelijke) leeftijd en het feit dat sprake is van seksuele handelingen, is voldoende. In dit geval, waarbij het gaat om filmfragmenten die zien op pijpen en vingeren door (kennelijk) een minderjarige, is naar het oordeel van de militaire kamer duidelijk dat het gaat om kinderpornografie en niet om, zoals de raadsman van verdachte het omschrijft, “onschuldige naaktfoto’s”.
Voorts volgt de militaire kamer de stelling van de raadsman van verdachte dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet aan de zijde van verdachte, niet. Daartoe overweegt de militaire kamer dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij foto’s en filmpjes van de sekscontacten met [slachtoffer] heeft gemaakt omdat hij dat toen leuk, geil, spannend vond en het hem opwond [13] , waarmee het opzet op het maken en bezit van de filmpjes gegeven is. Voorts verklaart hij dat hij, voordat hij seksuele handelingen van [slachtoffer] heeft gefilmd, wist dat [slachtoffer] 15 jaar was [14] , nog daargelaten dat dit bestanddeel onttrokken is aan het schuldverband (HR 21 april 1998, NJ 1998,782. Verdachte heeft daarnaast ook kenbaar gemaakt dat hij weet dat de filmpjes die hij heeft gemaakt kinderpornografisch zijn [15] .
Het voorgaande in aanmerking genomen, acht de militaire kamer bewezen dat verdachte vier kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad, waarvan hij er (in ieder geval) drie - die waarop [slachtoffer] staat - in de tenlastegelegde periode heeft vervaardigd. Van het vierde filmpje, waarop mogelijk een zekere “[betrokkene 1]” staat, een meisje van volgens verdachte rond de
15 jaar van wie verdachte heeft verklaard dat hij met haar ook seks heeft gehad en daarvan foto’s en een filmpje heeft gemaakt, kan niet worden vastgesteld wanneer dat zou zijn vervaardigd en of dat in de tenlastegelegde periode viel.
De vraag die voorts aan de orde is of ook bewezen kan worden verklaard dat verdachte één of meer van deze afbeeldingen heeft verspreid. De militaire kamer beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt dat zij bewezen acht dat verdachte in ieder geval één filmpje van [slachtoffer] niet slechts aan [slachtoffer] maar tevens aan een derde heeft gezonden.
[slachtoffer] heeft verklaard dat [betrokkene 2] heeft gezegd dat verdachte de filmpjes aan haar heeft gestuurd. [16] Verdachte zelf heeft verklaard dat hij een filmpje heeft gestuurd naar een vriendin van [slachtoffer]. [17] De stelling van verdachte ter terechtzitting, dat hij erg zenuwachtig was, maakt dit niet anders. De militaire kamer acht ongeloofwaardig dat verdachte door zenuwen een voor hem belastende verklaring ad hoc heeft verzonnen. Temeer nu deze verklaring ook past bij voornoemde verklaring van [slachtoffer] en de militaire kamer geen reden heeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van Vermeers verklaring. Dat verdachte onder druk is gezet en om die reden heeft verklaard dat hij tevens een filmpje heeft gestuurd aan een ander dan [slachtoffer], wordt door de verdediging niet nader onderbouwd en blijkt evenmin uit de vraagstelling zoals deze in het proces-verbaal van het verhoor van verdachte is gerelateerd.
Deze stelling slaagt naar het oordeel van de militaire kamer dan ook niet.
ConclusieDe militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1 en 2 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 juni 2010 tot en met 31 augustus 2010 te Lelystad en/of Nederland met [slachtoffer], geboortedatum [geboortedatum],
handelingen heeft gepleegd mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het brengen en/of steken van een (of meerdere) vinger/vingers (vingeren) in haar vagina en
- het door zich door voornoemde [slachtoffer] laten pijpen en
- het inbrengen/duwen van zijn verdachtes penis in de vagina van voornoemde [slachtoffer] en (vervolgens) met zijn, verdachtes, penis in de vagina van voornoemde [slachtoffer] op en neer gaande bewegingen te maken
terwijl die [slachtoffer], toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt;
2.
hij in de periode van 1 juni 2010 tot en met 15 januari 2011 te Baarn en/of Lelystad en/of in Nederland, (één of meermalen)(telkens) (in totaal) 4, afbeeldingen/multimediafiles te weten filmfragmenten dan wel een gegevensdrager te weten een geheugenkaart type XD behorende bij een digitale camera merk Olympus van (telkens) (een) seksuele gedraging(en) waarbij een persoon is betrokken of schijnbaar zijn betrokken, die (kennelijk) de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
welke afgebeelde seksuele gedraging(en) in algemene zin (telkens) bestaat/bestaan uit een geheel of een gedeeltelijk ontkleed minderjarige
in zijn bezit heeft gehad en/of
heeft vervaardigd en/of verspreid
waarbij de voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het oraal en penetreren met een penis van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en
meer specifiek: een volwassen man ligt op een bed op zijn rug. Hij draagt alleen een t-shirt. Het is de verdachte [verdachte]. Een geheel naakt meisje komt naast hem zitten/liggen en neemt de stijve penis van [verdachte] in haar mond. Zij pijpt hem. Tevens trekt zij hem af. De borstjes van het meisje zijn ook in beeld (volgnummer 01/02, blz 29)
en
het betasten en aanraken van de geslachtdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met een vinger/hand en
het betasten en aanraken van de geslachtdelen van een persoon door iemand die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met een vinger/hand
meer specifiek: een meisje waarvan bekend is dat het de 15 jarige …. is, zit met ontbloot onderlichaam op de passagiersstoel van een auto. Zij draagt een groen t-shirt. Het meisje vingert zichzelf. Hier wordt duidelijk op ingezoomd. Ook haar t-shirt is omhoog geschoven waardoor haar borsten zichtbaar zijn, ook hier wordt op ingezoomd. (Volgnummer 02/02, blz 29 pv).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Ten aanzien van feit 2:
Een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
en
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts is zij van mening dat verdachte de bijzondere voorwaarde moet worden opgelegd dat hij zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat betekent dat hij zich moet laten behandelen bij [kliniek].
De officier van justitie heeft bij de strafeis rekening gehouden met het feit dat het seksuele contact met [slachtoffer] op vrijwillige basis heeft plaatsgevonden en zij daar geen spijt van heeft, maar dat het (tegen haar wil) verspreiden van de filmpjes grote gevolgen voor haar heeft gehad. Daarnaast heeft zij meegewogen dat verdachte hulpverlening heeft ingeschakeld, hij een first-offender is en zijn baan bij Defensie heeft opgezegd. Oplegging van voornoemde bijzondere voorwaarde acht zij van belang vanwege de houding van verdachte ter terechtzitting, die naar haar mening niet past bij de onverholen en spijt betuigende houding ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat, ook een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke, gevangenisstraf in dit geval ongepast is. Hij heeft daartoe opgemerkt dat het de vraag is of verdachte “dom” heeft gehandeld als sprake is van personen die van elkaar houden. Daarnaast heeft hij opgemerkt dat verdachte heeft ingezien dat hij beter anders had kunnen handelen, hij in verband daarmee een behandeling heeft gevolgd en sinds het gebeuren in 2010 niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest. Volgens de raadsman heeft het geen enkel nut verdachte te belasten met aanwijzingen van de reclassering als niet duidelijk is wat dit zal inhouden. Temeer nu in het reclasseringsrapport staat vermeld dat verdachte met goed gevolg een behandeling bij [kliniek] heeft afgerond.
Beoordeling door de militaire kamer
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij mede is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 22 oktober 2013; en
 een advies van Reclassering Nederland Adviesunit Arnhem-Nijmegen betreffende verdachte, gedateerd 13 november 2012; en
 een brief van GZ-psycholoog Drs. [psycholoog] van 6 mei 2013.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. In het voordeel van verdachte houdt de militaire kamer er rekening mee dat de betreffende minderjarige bijna 16 jaar oud was, zij uit vrije wil seks met verdachte heeft gehad en zij ook nog ter zitting, drie jaar later, heeft verklaard daar geen spijt van te hebben. Niettemin heeft verdachte zich moeten realiseren dat seksuele handelingen met een minderjarige, ook in dit specifieke geval, in strijd zijn met de sociaal-ethische norm en had hij zich daarvan dienen te onthouden.
Des te kwalijker is het dat verdachte van enkele van voornoemde seksuele gedragingen ook nog filmfragmenten heeft gemaakt, daar (ten minste) één van heeft verspreid, en ook nog een ander kinderpornografisch filmfragment in zijn bezit heeft gehad.
Het bezit, vervaardigen en verspreiden van kinderpornografisch materiaal is niet zonder reden bij wet verboden. Verdachte heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van kinderporno, en daarmee aan de productie van afbeeldingen waarbij kinderen op aangrijpende wijze seksueel worden misbruikt door volwassenen die hen tegen dit soort handelen in bescherming behoren te nemen. Het behoeft geen betoog dat kinderen van dit misbruik psychische, emotionele en lichamelijke schade kunnen ondervinden.
Daarnaast heeft verdachte de persoon die hij tijdens haar seksuele handelingen heeft gefilmd, aanzienlijke schade toegebracht. Een uiterst intiem filmfragment is tegen haar wil in omloop geraakt en heeft ook scholieren van haar school bereikt, waardoor haar privacy ernstig is geschonden. Uit haar slachtofferverklaring blijkt dat ze maandenlang heeft gespijbeld omdat ze zich, zelfs tegenover haar vriendinnen, schaamde en dat ze er niet meer door kon eten en slapen. De wetenschap dat de filmpjes op het internet circuleren doen haar veel verdriet en zij wordt in Almere nog steeds af en toe op onprettige wijze daarover aangesproken. Welk doel verdachte heeft gehad bij het verspreiden van het filmfragment is onduidelijk, maar het getuigt van weinig respect en van een gebrek aan inlevingsvermogen.
Kennelijk heeft hij zich niet gerealiseerd dat de persoon, die op het filmpje bovendien haar naam, woonplaats en leeftijd noemt, mogelijk de rest van haar leven door verspreiding van dit filmpje zal worden achtervolgd en gehinderd.
De militaire kamer is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelet op de ernst van de feiten passend is. Dit volgt ook uit de landelijke oriëntatiepunten, die als uitgangspunt voor het vervaardigen van kinderporno het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren vermelden.
De militaire kamer houdt er echter rekening mee dat verdachte zich op advies van reclassering in november 2012 voor behandeling heeft gemeld bij forensische polikliniek [kliniek] en dat hij blijkens de brief van GZ-psycholoog [psycholoog] van [kliniek] zich goed heeft ingezet, een intensieve behandeling van 24 afspraken met succes heeft afgerond, daarbij de leerdoelen heeft behaald, een goed “terugvalpreventieplan” heeft opgesteld en aansluitend in lagere frequentie vervolggesprekken blijft voeren. Nu voorts de ten laste gelegde feiten gedateerd zijn en verdachte niet eerder voor soortelijke feiten in aanraking is geweest met justitie zal de militaire kamer evenwel volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met de maximaal op te leggen werkstraf. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn bij de afdoening van deze strafzaak ziet de militaire kamer bovendien aanleiding de voorwaardelijke gevangenisstraf met één maand te verkorten.
Het voorgaande leidt ertoe dat de militaire kamer verdachte een werkstraf voor de duur van
240 uren zal opleggen en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Nu verdachte zich vrijwillig heeft laten behandelen bij [kliniek] en hij deze behandeling met goed gevolg heeft afgerond, ziet de militaire kamer - anders dan de officier van justitie - geen aanleiding om verdachte in het kader van het voorwaardelijke deel van zijn straf bijzondere voorwaarden op te leggen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde onder de feiten 1 en 2. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.100,- ter zake van immateriële schade, met wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Ook wordt toepassing van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft opgemerkt dat zij de vordering van de benadeelde partij redelijk acht en heeft verzocht deze volledig toe te wijzen, met wettelijke rente en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair betoogd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte van de hem ten laste gelegde feiten 1 en 2 dient te worden vrijgesproken en het schadebedrag bovendien niet eenvoudig vast te stellen is. Naar de mening van de raadsman van verdachte is niet gebleken van psychische schade, veroorzaakt door verdachte. Daartoe heeft hij erop gewezen dat de gestelde psychische schade niet met een rapport van een psycholoog en/of psychiater is onderbouwd, hetgeen volgens hem logisch is nu sprake was van vrijwillig seksueel contact.
Subsidiair heeft de raadsman van verdachte zich op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen dient te worden. Naar zijn mening is de vordering bovenmatig en kan niet worden volstaan met een verwijzing naar een vonnis van de rechtbank Zutphen. Naar zijn mening is het “vervelend” dat de filmpjes op internet staan, maar zal al gauw niemand er meer over spreken.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer overweegt dat indien een benadeelde partij zich in het strafproces voegt, schade die rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaring in aanmerking komt voor vergoeding. In dit geval is naar het oordeel van de militaire kamer reëel dat [slachtoffer] psychische schade heeft geleden, en nog steeds lijdt, van het bewezenverklaarde onder feit 2. Voor de vaststelling hiervan, en het aannemen van een causaal verband, acht de militaire kamer een rapportage van een deskundige in dit geval niet nodig. Voorts treft de stelling van de verdediging dat de gestelde schade bovenmatig is naar het oordeel van de militaire kamer, wegens het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing daarvan, geen doel. De enkele opmerking dat de raadsman van verdachte verwacht dat al gauw niet meer over het filmpje zal worden gesproken, acht de militaire kamer ontoereikend. Niet alleen is hierbij sprake van speculatie, ook gaat de raadsman daarmee voorbij aan de negatieve gevolgen die [slachtoffer] reeds door toedoen van verdachte heeft ondervonden.
Gelet op het voorgaande zal de militaire kamer de geleden schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.100,- en de verzochte schadevergoeding aldus geheel toewijzen. Tevens zal zij voor dat bedrag een schadevergoedingsmaatregel opleggen als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en de gevorderde wettelijke rente toewijzen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 240b en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaartbewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaartverdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaaltdat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveeltdat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Steltdeze
vervangende hechtenis vast op 120 (honderdtwintig) dagen.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tevens tot
een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.
Bepaaltdat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenheeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
8a. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 1.100,- (duizendenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 1.100,- (duizendenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2011tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 (eenentwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
Mr. T.P.E.E. van Groeningen, voorzitter, mr. J.M.J.M. Doon, rechter, en kolonel
mr. J. Wiersma, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M.W.M. Heutinck, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, District Noord-Oost, Brigade Recherche & Informatie opgemaakte (stam) proces-verbaal, dossiernummer PL27NR/11-002050, gesloten op 16 september 2011 en in de bijbehorende in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 53, regel 10-18 en p. 54, regel 20-21, en het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], p. 14, regel 1-3, p. 15, regel 21-22 en p. 16, regel 17-18 en 21-22.
3.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], p. 11, regel 9.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2013 en het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], p. 15, regel 1-4, 11-13 en 16-20.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2013 en het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], p. 15, regel 21-22 en p. 16, regel 15-17.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2013 en het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], p. 15, regel 38 en p. 17, regel 36-37.
7.Een schriftelijk bescheid inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming algemeen, p. 67 en 68.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 44 en 45.
9.Het proces-verbaal van bevindingen (multimedia), p. 29.
10.Het proces-verbaal van bevindingen (multimedia), p. 29, regel 46-48.
11.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], p. 14, regel 2-5.
12.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 52, regel 29-41 en p. 53, regel 1-2, 21-23, 25-30, 34-36.
13.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 53 regel 44-45 en p. 55 regel 28-29.
14.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2013 en het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], p. 16, regel 34 en 37.
15.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 54, regel 26-28 en 33-41.
16.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], p. 16, regel 2-5 en 12 en 13.
17.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 56, regel 8-9.