ECLI:NL:RBGEL:2013:4847

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
05/820661-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bestuurder voor verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 27 november 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 22-jarige man uit Beuningen, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 10 februari 2013. De verdachte reed met zijn auto op de Leigraaf en heeft daarbij een voetganger aangereden, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende oplettendheid en voorzichtigheid heeft betracht, wat leidde tot het ongeval. De verdediging voerde aan dat het rijgedrag van de verdachte mogelijk te wijten was aan een epileptisch insult, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank concludeerde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, en dat hij niet in staat was om de vereiste handelingen uit te voeren tijdens het rijden.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een werkstraf van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij recent werk had gevonden en een blanco strafblad had. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank vond de mate van schuld van de verdachte minder ernstig dan door de officier van justitie werd gesteld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820661-13
Datum zitting : 13 november 2013
Datum uitspraak : 27 november 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [1991] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. B.J. Driessen, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte wordt verweten dat door zijn schuld een verkeersongeval is ontstaan waardoor een ander letsel heeft opgelopen, dan wel dat hij gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt of niet voldoende rechts heeft gereden waarbij schade of letsel is toegebracht.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 13 november 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B.J. Driessen, advocaat te Nijmegen.
Als slachtoffer is ter terechtzitting verschenen: [slachtoffer].
De officier van justitie, mr. A.M. Vloedbeld, heeft de veroordeling van verdachte gevorderd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [2]
Ten aanzien van feit 1:
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het rijgedrag van verdachte zou kunnen worden verklaard door een epileptisch insult. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de verdediging een brief overgelegd van het CBR van 13 juni 2013. In deze brief wordt als reden voor de schorsing van verdachtes rijbewijs genoemd dat de keurend neuroloog niet kan uitsluiten dat verdachte op 10 februari 2013 een complex-partieel insult heeft gehad.
Het verkeersongeval kan verdachte daarom in mindere mate worden verweten met als gevolg dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt:
Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat na de aanrijding aan verdachte is gevraagd of hij last heeft gehad van black outs, waarop verdachte heeft verklaard dat hij een aantal jaar geleden een epileptische aanval heeft gehad en van de dokter weer mocht rijden.
De getuige [getuige 1] de vader van verdachte, heeft direct na het ongeluk zijn zoon gesproken. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn zoon tegen hem heeft gezegd dat het ongeluk heeft plaatsgevonden omdat hij was afgeleid doordat hij tijdens het rijden peuken wilde pakken. Verdachte, geconfronteerd met de verklaring van zijn vader, heeft verklaard wat onder de handrem vandaan te hebben gepakt. Verdachte kon zich niet meer herinneren of het om sigaretten ging.
Ondanks dat verbalisanten expliciet hebben gevraagd of verdachte een black-out heeft gehad, heeft verdachte niet direct na het ongeval gemeld dat hij –mogelijk- een insult heeft gehad. Daarnaast volgt uit de verklaring van zowel verdachte als zijn vader een meer voor de hand liggende oorzaak voor het ongeluk. Verdachtes aandacht was immers gericht op het zoeken/pakken van sigaretten die onder de handrem lagen. Daarom acht de rechtbank niet aannemelijk dat verdachte voor en/of ten tijde van de aanrijding een insult heeft gehad.
Op grond van het voorgaande in onderlinge samenhang met de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Ten aanzien van het letsel van [slachtoffer] is de rechtbank op grond de aard van het letsel, de duur van het herstel en de noodzaak van operatief ingrijpen van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte:
op 10 februari 2013, in de gemeente Beuningen (Gld), als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft verdachte, rijdende op de Leigraaf, aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, met dat motorrijtuig naar links gekomen, gegaan of geraakt, en
- heeft verdachte onvoldoende gelet op de weg en op mogelijke weggebruikers op die weg vóór hem, verdachte, en
- heeft verdachte niet voortdurend de nodige oplettendheid en voorzichtigheid betracht, en
- heeft verdachte dat door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle gehad, en - is verdachte niet voortdurend in staat geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist, en
- heeft verdachte niet tijdig snelheid geminderd en is verdachte niet tijdig gestopt en is verdachte niet tijdig uitgeweken voor een zich voor hem verdachte uiterst links op die weg bevindende voetganger, en - is verdachte vervolgens met dat door hem bestuurde motorrijtuig aangereden tegen die voetganger,
waardoor bij een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel (te weten meerdere breuken in het aangezicht en een breuk in het onderbeen en een bloeding achter een oog) is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat door een epileptische insult sprake is van een verminderde mate van verwijtbaarheid, waarbij verdachte dient te worden ontslaan van alle rechtsvervolging. In zoverre de verdediging heeft beoogd een beroep te doen op overmacht, overweegt de rechtbank dat dit onvoldoende is onderbouwd en acht zij dit niet aannemelijk.
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair te vervangen door 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van het feit en de omstandigheden dat verdachte geen contact heeft gezocht met het slachtoffer en geen openheid heeft gegeven over de aanleiding van het verkeersongeval.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt dat in geval van een bewezenverklaring dient te worden meegewogen dat verdachte een blanco strafblad heeft en zijn rijbewijs door het CBR ongeldig is verklaard. Aan de ongeldigverklaring hebben diverse medische onderzoeken ten grondslag gelegen. Naar de mening van de verdediging kan worden volstaan met een werkstraf dan wel eventueel een voorwaardelijk ontzegging van de rijbevoegdheid.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Van iedere verkeersdeelnemer mag worden verwacht dat hij de verkeersveiligheid voorop stelt.
Verdachte heeft echter onvoldoende opgelet, zijn auto daardoor niet onder controle gehad, is op de verkeerde weghelft terechtgekomen en heeft vervolgens een voetganger aangereden. Hierover heeft verdachte pas na een confrontatie met de getuigenverklaring van zijn vader openheid gegeven. Door het ongeval is bij het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel ontstaan, waarbij sprake is van een lange genezingsduur.
Deze feiten rechtvaardigen in beginsel een gevangenisstraf en een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid. Gelet op de omstandigheid dat verdachte recent werk heeft gevonden, verdachte een blanco strafblad heeft en de rechtbank een lichtere mate van schuld bewezen acht dan de officier van justitie, zal de rechtbank verdachte een werkstraf opleggen van 120 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden opleggen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 120 (honderdtwintig) uren.
Bepaalt dat van deze werkstraf
40 (veertig) urenniet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Bepaalt dat het onvoorwaardelijk deel van de werkstraf binnen één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden verricht. De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast en stelt deze vervangende hechtenis vast op
60 (zestig) dagen, waarvan
40 (veertig) dagenzien op het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf en
20 (twintig) dagenop het voorwaardelijk deel van de opgelegde werkstraf.
En voorts:
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179, lid 6, van de Wegenverkeerswet 1994.
Aldus gewezen door:
mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. J.J.H. van Laethem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 november 2013.
BIJLAGE Ι
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 februari 2013, in de gemeente Beuningen (Gld), als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft verdachte, rijdende op de Leigraaf, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met dat motorrijrtuig naar links gestuurd althans is verdachte met dat motorrijtuig naar links gekomen of gegaan of geraakt, en/of - heeft verdachte niet, althans onvoldoende, gelet op de weg en/of op mogelijke weggebruikers op die weg vóór hem, verdachte, en/of - heeft verdachte niet (voortdurend) de nodige oplettendheid en/of voorzichtigheid betracht, en/of - heeft verdachte dat door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle gehad, en/of - is verdachte niet (voortdurend) in staat geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist, en/of - heeft verdachte niet (tijdig) snelheid geminderd en/of is verdachte niet (tijdig) gestopt en/of is verdachte niet (tijdig) uitgeweken voor een zich voor hem verdachte ((uiterst)links) op die weg bevinde voetganger, en/of - is verdachte (vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig aangereden of gebotst tegen die voetganger, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel (te weten meerdere breuken in het aangezicht en/of een breuk in het onderbeen
en/of een bloeding achter een oog), of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 10 februari 2013, in de gemeente Beuningen (Gld), als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende op de Leigraaf, met dat motorrijrtuig naar links heeft gestuurd althans naar links is gekomen of gegaan of geraakt, en/of - heeft verdachte niet, althans onvoldoende, gelet op de weg en/of op mogelijke weggebruikers op die weg vóór hem, verdachte, en/of - heeft verdachte niet (voortdurend) de nodige oplettendheid en/of voorzichtigheid betracht, en/of - heeft verdachte dat door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle gehad, en/of - is verdachte niet (voortdurend) in staat geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist, en/of - heeft verdachte niet (tijdig) snelheid geminderd en/of is verdachte niet (tijdig) gestopt en/of is verdachte niet (tijdig) uitgeweken voor een zich voor hem verdachte ((uiterst)links) op die weg bevinde voetganger, en/of - is verdachte (vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig aangereden of gebotst tegen die voetganger, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 10 februari 2013, in de gemeente Beuningen, als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Leigraaf, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden,
waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
BIJLAGE ІΙ
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district Tweestromenland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL082M 2013013751, gesloten op 26 maart 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], p. 12:
Op 10 februari 2013 zag ik dat er voor ons op de Leigraaf te Beuningen een Seat reed, voorzien van kenteken [kenteken]. Ik zag dat de Seat wat rare bewegingen maakte. Ik zag dat de Seat een beetje aan het schommelen was. Ook zag ik dat de richtingaanwijzers van de Seat aan gingen, terwijl er op dat moment geen zijstraten waren. (…) Ik zag dat de voetganger op de rijstrook van tegenliggend verkeer liep. (…) Toen wij vervolgens op het bruggetje reden zag ik dat de auto die voor ons reed, in mijn ogen, zonder enige reden naar links trok. Ik heb geen remlichten aan zien gaan. Ik zag dat de Seat die voor ons reed op de rijstrook van het tegenliggend verkeer terecht kwam. Vervolgens zag ik dat de genoemde auto richting de voetganger reed. Vervolgens zag ik dat de auto, de voetganger aan reed.
Het proces-verbaal verhoor betrokkene [slachtoffer], p. 18:
Op zondag 10 februari 2013 liep ik via de Leigraaf in de richting van ‘De Tinnegiet’ aan de Leigraaf/Wilhelminalaan te Beuningen. Ik liep aan de uiterst linkerzijde van de weg. (…) Het eerste wat ik mij daarna kan herinneren is dat ik op maandag 11 februari 2013 wakker werd in het ziekenhuis.
Het proces-verbaal verhoor betrokkene [slachtoffer], p. 20:
De revalidatie zal langer duren dan voorzien. Mijn orthopeed geeft aan dat ik de eerste zes weken mijn been helemaal niet mag belasten, de zes weken daarna mag ik mijn been 10 procent belasten, de zes week daarna mag ik mijn been 50 procent belasten en uiteindelijk mag ik daarna zes weken mijn been voor 100 procent belasten. (…) Men geeft aan dat de platen die ze in mijn been hebben geplaatst, mijn been goed doen herstellen.
Een geneeskundige verklaring d.d. 26 februari 2013, p. 24:
Informatie: meerdere breuken in het aangezicht, breuk onderbeen – operatie en bloeding achter het oog.
Het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 26-27:
Op 10 februari 2013 reed ik in een Seat Ibiza, met kenteken [kenteken]. (…) Omstreeks 20.00 uur reed ik over de Leigraaf in de richting van de Wilhelminalaan te Beuningen. Het was wel donker. Ik zag dat de straatverlichting brandde. Ik had op dat moment goed zicht door mijn voorruit. (…) Toen ik bijna op het viaduct reed hoorde ik [getuige 3] roepen ‘Kijk uit’. Voordat ik erg in had stond ik met de auto regen de reling van het viaduct. Ik stond met de auto op de verkeerde weghelft. (…) Later bleek dat ik een manspersoon had aangereden. Ik heb deze manspersoon niet gezien. Niet voor en niet ten tijde van de aanrijding.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 13 november 2013:
De voorzitter vraagt mij of ik inderdaad heb getracht sigaretten te pakken tijdens het rijden zoals mijn vader ter terechtzitting als getuige heeft verklaard. Het klopt dat ik tijdens het rijden iets heb gepakt. Het lag tussen de stoelen onder de handrem.
De verklaring van de getuige [slachtoffer] ter terechtzitting d.d. 13 november 2013:
Ik heb na het verkeersongeval d.d. 10 februari 2013 gesproken met mijn zoon [verdachte]. Hij zei dat hij was afgeleid. Toen ik vroeg waardoor hij was afgeleid, zei hij dat hij peuken wilde pakken.

Voetnoten

1.De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
2.De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.