ECLI:NL:RBGEL:2013:4803

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
25 november 2013
Zaaknummer
05/720299-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting en bedreiging met brandstichting in huisartsenpraktijk te Dieren

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 26 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 juli 2013 in een huisartsenpraktijk in Dieren, gemeente Rheden, een poging tot brandstichting heeft gedaan. De verdachte heeft zichzelf meermalen overgoten met terpentine en dreigde zichzelf in brand te steken als hij niet geholpen zou worden. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van poging tot brandstichting en bedreiging, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een begin van uitvoering van het misdrijf, omdat de verdachte de aansteker niet had aangestoken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot brandstichting, maar oordeelde dat de bedreiging met brandstichting wel bewezen kon worden. De rechtbank overwoog dat de woorden van de verdachte, in combinatie met zijn handelingen, bij de aanwezigen in de huisartsenpraktijk redelijke vrees konden oproepen dat hij daadwerkelijk brand zou stichten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/720299-13
Datum zitting : 12 november 2013
Datum uitspraak : 26 november 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
thans gedetineerd in [adres].
raadsvrouw : mr. C.H.W. Janssen, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 juli 2013 te Dieren, gemeente Rheden, ter uitvoering van
het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten aan
zichzelf, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor de huisartsenpraktijk en/of de inboedel van die praktijk,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in
de onmiddellijke nabijheid van verdachte aanwezige perso(o)n(en) en/of (een)
ander(en) aanwezig in de huisartsenpraktijk, in elk geval levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en),
te duchten was,
met dat opzet zichzelf meermalen, althans eenmaal heeft overgoten met
terpentine, althans een brandbare vloeistof, en/of (daarbij) een aansteker
(gereed voor gebruik) in zijn hand (en bij zijn lichaam) heeft gehouden en/of
(daarbij) de woorden heeft toegevoegd:"Ik steek mijzelf in brand", althans
soortgelijke woorden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 30 juli 2013 te Dieren, gemeente Rheden, ter voorbereiding
van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van
acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijke brandstichting terwijl daarvan gemeen
gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een
ander te duchten is (art. 157 Sr.), opzettelijk een fles bevattende terpentine, althans een brandbare stof en een aansteker, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft
gehad;
2.
hij op of omstreeks 30 juli 2013 te Dieren, gemeente Rheden, een of meer
aanwezige(n) in een huisartsenpraktijk heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend zichzelf meermalen, althans
eenmaal overgoten met terpentine, althans een brandbare vloeistof en/of
(daarbij) een aansteker (gereed voor gebruik) in zijn hand (en bij zijn
lichaam) gehouden en/of (daarbij/vervolgens) deze perso(o)n(en) dreigend de
woorden toegevoegd: "ik steek mijzelf in brand als ik niet geholpen word",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 30 juli 2013 te Dieren, gemeente Rheden,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om (een) arts(en) en/of
medewerk(st)er(s) en/of aanwezige(n) van huisartsenpraktijk '[naam praktijk]
',
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of
enige andere feitelijkheid gericht tegen zichzelf en/of voornoemde
arts(en) en/of medewerk(st)er(s) en/of aanwezige(n) wederrechtelijk te dwingen
iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten die arts(en)/aanwezige(n)
(van voornoemde huisartsenpraktijk) te dwingen tot het verstrekken/leveren van
zorg (klinische behandeling)/psychische hulp en/of pijnstillers/medicatie,
zichzelf (op dreigende wijze) meermalen, althans eenmaal heeft overgoten met
terpentine, althans een brandbare vloeistof en/of (daarbij) een aansteker
(gereed voor gebruik) in zijn hand (en bij zijn lichaam) heeft gehouden en/of
(daarbij/vervolgens) deze perso(o)n(en) dreigend de woorden heeft toegevoegd:
"ik steek mijzelf in brand als ik niet geholpen word" en/of “ik steek mijzelf en de huisartsenpost in brand als de huisarts niet binnen vijf minuten naar mij toe wordt gebracht”, althans soortgelijke woorden en/of zichzelf (daarbij/vervolgens) in een spreekkamer heeft
ingesloten;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 12 november 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.H.W. Janssen, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. G. Verstegen, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot brandstichting. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm – het door verdachte met een aansteker en terpentine naar de huisartsenpraktijk gaan en zichzelf overgieten met terpentine, waarbij hij morst, en het vasthouden van de aansteker – is er sprake van een begin van uitvoering. Gelet op die uiterlijke verschijningsvorm had verdachte ook opzet op de brandstichting. Poging tot brandstichting met gevaar voor goederen (de huisartsenpraktijk en de inboedel) en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen (voor de artsen die dicht in de buurt stonden toen verdachte zichzelf met terpentine overgoot) kan daarom worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat er geen sprake is van een begin van uitvoering en dat voorts het opzet en het gevaar voor personen niet kan worden bewezen.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging eveneens vrijspraak bepleit. Nu de aansteker niet is onderzocht, kan niet worden bewezen dat het middel deugdelijk was. evenmin kan worden bewezen dat verdachte opzet had op brandstichting. Tenslotte is er sprake van vrijwillige niet voltooiing van de voorbereiding.
Beoordeling door de rechtbank
Van een poging tot brandstichting is sprake indien uit de uiterlijke verschijningsvorm blijkt dat de handeling op de voltooiing van het delict was gericht. [2] De voorbereiding tot de brandstichting moet dus in een ver gevorderd stadium zijn, voordat van een poging kan worden gesproken. Van een begin van uitvoering is bijvoorbeeld sprake als een daad is verricht welke, naar algemene ervaringsregels inderdaad - tenzij zich een onvoorziene gebeurtenis voordoet - zonder verder ingrijpen van de dader zelf tot brandstichting leidt [3]
Daarvan is in deze zaak geen sprake. Weliswaar heeft verdachte zichzelf in een huisartsenpraktijk overgoten met terpentine, een zeer brandbare stof, maar dit leidt niet zonder verder ingrijpen van verdachte tot brandstichting. Daarvoor is nog vuur nodig. Nu verdachte de aansteker enkel vasthield, maar nog niet had laten branden, is er nog geen begin van uitvoering en dus geen poging tot brandstichting.
Verdachte heeft verklaard, en de rechtbank gelooft dat, dat hij nooit echt van plan is geweest zichzelf in brand te steken.
De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank zal verdachte ook van de subsidiair tenlastegelegde voorbereiding vrijspreken en overweegt daartoe het navolgende. De tenlastegelegde feitelijke handelingen bestaan uit het enkele voorhanden hebben van een fles bevattende terpentine en een aansteker. Dit is echter, naar het oordeel van de rechtbank, niet voldoende voor bewezenverklaring van voorbereiding van brandstichting. Daarvoor is meer nodig dan dat, in het bijzonder elementen die er ook op wijzen dat het doel van verdachte was brand te stichten.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van dit feit gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit, omdat de uitingen van verdachte bij de aanwezigen in de huisartsenpraktijk geen inbreuk hebben gemaakt op hun persoonlijke vrijheid die vergelijkbaar is met een bedreiging die betrekking heeft op de persoon zelf.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [adres] heeft het volgende verklaard:
“Op dinsdag 30 juli 2013 (…) hoorde ik plotseling geschreeuw op de gang. (…) een man (…) keek mij aan. Ik hoorde hem schreeuwen: “ik steek me in de brand!”. De man had een fles in zijn linkerhand vast. Het was een doorzichtige fles met een etiket erop. Hij gooide een deel van de vloeistof over zich heen. (…) Ik rook direct dat de vloeistof in de fles terpentine was. Ik herkende de penetrante geur. De man had een aansteker in zijn rechterhand. (…) De man hield de aansteker bij zijn bovenbeen. Hij hield hem gereed voor gebruik. [4] (…) Vervolgens, ik weet niet hoeveel tijd er tussen zit, overgoot de man zich opnieuw met vloeistof. Deze keer was de hoeveelheid groter. Hij gooide het op zijn hoofd. Het droop via zijn haar en kleren op de grond. Kort daarna stak hij de gang over en liep hij het spreekkamer van dokter [naam dokter] in. (…) Ik hoorde hem opnieuw zeggen “Ik steek mezelf in de brand!” waarna hij opnieuw vloeistof over zichzelf gooide.” [5]
Aangever [naam dokter] heeft het volgende verklaard:
“Het incident heeft plaatsgevonden op dinsdag 30 juli 2013 in de huisartsenpraktijk (…) in Dieren. (…) ik zie een man (…) hij rook naar terpentine. Vervolgens dreigde hij zichzelf in brand te steken. Ik hoorde hem roepen “ik steek me in brand”. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 30 juli 2013 naar de huisartsenpraktijk in Dieren is gegaan. Hij had terpentine en een aansteker bij zich. Hij heeft zichzelf in de huisartsenpraktijk overgoten met de terpentine. [7]
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt daartoe het navolgende. Voor bedreiging is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging is niet vereist dat dat misdrijf is gericht tegen de bedreigde persoon zelf. [8] Het belang dat art. 285 Sr beoogt te beschermen is immers bescherming van de persoonlijke vrijheid, in het bijzonder het voorkomen dat iemand onder druk wordt gezet door een bedreiging met een ernstig misdrijf.
In de onderhavige omstandigheden – verdachte had zichzelf in een huisartsenpraktijk tweemaal met terpentine overgoten en had een aansteker in zijn hand – kon bij de aanwezigen door de woorden “ik steek mijzelf in brand ” de redelijke vrees ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd – te weten: brandstichting – ook gepleegd zou worden. Dat verdachte niet van plan was zichzelf in brand te steken maakt dat niet anders. De andere aanwezigen konden zich bedreigd voelen, en voelden zich ook bedreigd.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van dit feit gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent deze bewoordingen te hebben geuit. Mogelijk zou hij gezegd hebben dat hij zichzelf in brand stak, maar hij verbond daar geen verzoek aan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft de feiten, zoals ten aanzien van het tenlastegelegde onder 2 omschreven, vastgesteld. Daarnaast heeft verbalisant POH 010 verklaard dat hij verdachte hoorde zeggen dat hij zichzelf en de huisartsenpost in de brand zou zetten als de huisarts niet binnen 5 minuten naar hem toe werd gebracht en hij de huisarts zou zien. [9] Verdachte heeft verklaard: “Hierop heb ik de brandstoffen over mijzelf heengegooid en gedreigd mijzelf in brand te steken. Ik wilde gewoon mijn vraag naar medicatie kracht bij zetten.” [10]
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van verbalisant POH 010, nu niet is in te zien waarom deze verbalisant niet de waarheid zou verklaren en nu deze verklaring overigens in overeenstemming is met de verklaringen van andere aanwezigen en die van verdachte.
Het verweer van de verdediging wordt daarmee verworpen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op 30 juli 2013 te Dieren, gemeente Rheden,
aanwezige
(n
)in een huisartsenpraktijk heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend zichzelf meermalen
overgoten met terpentine, en
(daarbij
)een aansteker (gereed voor gebruik) in zijn hand
(en bij zijn
lichaam
)gehouden en
(daarbij/vervolgens
)deze perso
(o)n
(en
)dreigend de
woorden toegevoegd: "ik steek mijzelf in brand
3.
hij op 30 juli 2013 te Dieren, gemeente Rheden,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om (een) arts(en) en/of
medewerk(st)er(s) en/of aanwezige(n) van huisartsenpraktijk '[naam praktijk]
', door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen zichzelf
wederrechtelijk te dwingen
iets te doen, te weten die arts(en)/aanwezige(n)
(van voornoemde huisartsenpraktijk) te dwingen tot het verstrekken/leveren van
zorg (klinische behandeling)/psychische hulp en/of pijnstillers/medicatie,
zichzelf
(op dreigende wijze
)meermalen, heeft overgoten met
terpentine, en
/of(daarbij) een aansteker
(gereed voor gebruik) in zijn hand (en bij zijn lichaam) heeft gehouden en
/of
(daarbij/vervolgens) deze perso(o)n(en) dreigend de woorden heeft toegevoegd:
“ik steek mijzelf en de huisartsenpost in brand als de huisarts niet binnen vijf minuten naar mij toe wordt gebracht”, en zichzelf (daarbij/vervolgens) in een spreekkamer heeft ingesloten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. De toegevoegde zinsnede onder feit 3 (laatste regel) is door de rechtbank ingelezen. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met brandstichting.
Ten aanzien van feit 3:
Poging een ander door bedreiging met enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen die ander hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – gelet op de inhoud van de uitgebrachte pro justitia rapportages – primair op het standpunt gesteld dat de zaak dient te worden aangehouden teneinde het reclasseringsrapport op te kunnen laten maken. Subsidiair heeft de officier van justitie geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en dat aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd.
De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van de feiten, de impact die de feiten op de slachtoffers hebben gehad en de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is integrale vrijspraak bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet, mede gelet op de weigering van verdachte om mee te werken aan een reclasseringsrapport, geen aanleiding om de zaak aan te houden teneinde een reclasseringsrapport te laten opmaken. De rechtbank acht zich reeds voldoende voorgelicht voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 een monodisciplinair rapport van dr. [psychiater], psychiater, gedateerd 7 februari 2011;
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 12 oktober 2013; en
 een multidisciplinair rapport van drs.[psycholoog], gz-psycholoog, gedateerd 25 oktober 2013 en van dr.[psychiater], psychiater, gedateerd 15 oktober 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is, met medeneming van een fles terpentine en een aansteker, naar de huisartsenpraktijk gegaan. Aldaar heeft hij geroepen dat hij zichzelf in brand zou steken en heeft hij zichzelf meerdere malen met terpentine overgoten. Op deze wijze wilde verdachte bewerkstelligen dat hij hulp of medicijnen zou krijgen.
De rechtbank rekent het verdachte erg aan dat hij veel angst heeft veroorzaakt bij de aanwezigen in de praktijk. Zij zullen zich nog lange tijd onveilig voelen in hun eigen werkomgeving.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt voorts dat verdachte reeds eerder ter zake van bedreiging is veroordeeld.
Omtrent verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt door drs.[psycholoog], gz-psycholoog, en van dr.[psychiater], psychiater, waarin zij concluderen dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit sprake was van een ziekelijke stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, zodat verdachte alstoen wel inzicht had in de wederrechtelijkheid van de begane feiten, maar hij zijn wil licht verminderd conform een dergelijk besef kon bepalen, zodat hij als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt.
De rechtbank verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de hare.
Overeenkomstig deze conclusie is verdachte strafbaar. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
Voornoemde deskundigen concluderen verder dat het recidiverisico hoog is. Bij verdachte is sprake van ernstige persoonlijkheidsproblematiek. De rapporteurs zijn van mening dat een poging tot klinische behandeling het meest op zijn plek zou zijn vanwege de ernst en complexiteit van de problematiek en het ontbreken van een steunsysteem in zijn dagelijkse leven. Ambulante behandeling heeft, ondanks vele pogingen, tot nu toe geen resultaat gehad door diverse incidenten en wisselende motivatie bij verdachte. Verdachte heeft echter ter zitting te kennen gegeven dat hij niet wenst mee te werken aan een klinische behandeling. De rechtbank acht – mede bezien in het licht van de beperktere bewezenverklaring en de duur van het voorarrest - een klinische behandeling daarom niet aangewezen.
Door de officier van justitie is oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging geëist. Naar het oordeel van de rechtbank is er van onvoldoende concreet gevaar gebleken voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. Naar het oordeel van de rechtbank is aldus niet voldaan aan de eisen voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient als stok achter de deur om verdachte er in de toekomst van te weerhouden strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijkheidsproblematiek, aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 284 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 4 (vier) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
1. binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij de reclassering en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van vandaag.
Aldus gewezen door:
mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. J. Barrau en mr. M.G.J. Post, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 november 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de regiopolitie Gelderland-Midden, district Arnhem Veluwezoom, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL078L 2013081235, gesloten op 29 augustus 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.HR 8 september 1982,NJ 1988/612.
3.HR 19 maart 1934, NJ 1934/450.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], p. 31.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], p. 32.
6.Proces-verbaal van aangifte door [naam dokter], p. 24.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 november 2013.
8.HR 25 januari 2011, NJ 2011, 224.
9.Stam proces-verbaal, p. 6.
10.Proces-verbaal van inverzekeringstelling, p. 15.