Uitspraak
FA-MED BV
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is een tussenvonnis uitgesproken op 20 november 2013 in de procedure tussen de besloten vennootschap FA-MED BV en een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft een vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten door een consument. De rechtbank heeft vastgesteld dat alleen de voorgeschreven schriftelijke aanmaning, ook wel de veertiendagenbrief genoemd, is verzonden. Deze aanmaning is essentieel voor de beoordeling van de vordering tot vergoeding van incassokosten.
De rechtbank verwijst naar een arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 17 september 2013, waarin wordt gesteld dat na het verzenden van de veertiendagenbrief, vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd kan zijn. Echter, in het rapport BGK-Integraal, dat is goedgekeurd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK), wordt aangegeven dat er na het verzenden van de aanmaning nog een incassohandeling moet plaatsvinden. Dit roept de vraag op of de wet, specifiek artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek, zo moet worden geïnterpreteerd dat de vergoeding van incassokosten ook zonder verdere incassohandeling na de veertiendagenbrief verschuldigd is.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 23 oktober 2013 aangegeven deze vraag als prejudiciële vraag aan de Hoge Raad voor te leggen. FA-MED heeft aangegeven in te stemmen met deze vraag. De rechtbank heeft besloten om de Hoge Raad te verzoeken om een uitspraak te doen over de uitleg van artikel 6:96 lid 6 BW in deze context. De verdere beslissing in deze zaak is aangehouden totdat de Hoge Raad zijn beslissing heeft genomen.