ECLI:NL:RBGEL:2013:4690

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 november 2013
Publicatiedatum
21 november 2013
Zaaknummer
2410395
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Prejudiciële vraag over vergoeding buitengerechtelijke incassokosten na veertiendagenbrief

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is een tussenvonnis uitgesproken op 20 november 2013 in de procedure tussen de besloten vennootschap FA-MED BV en een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft een vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten door een consument. De rechtbank heeft vastgesteld dat alleen de voorgeschreven schriftelijke aanmaning, ook wel de veertiendagenbrief genoemd, is verzonden. Deze aanmaning is essentieel voor de beoordeling van de vordering tot vergoeding van incassokosten.

De rechtbank verwijst naar een arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 17 september 2013, waarin wordt gesteld dat na het verzenden van de veertiendagenbrief, vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd kan zijn. Echter, in het rapport BGK-Integraal, dat is goedgekeurd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK), wordt aangegeven dat er na het verzenden van de aanmaning nog een incassohandeling moet plaatsvinden. Dit roept de vraag op of de wet, specifiek artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek, zo moet worden geïnterpreteerd dat de vergoeding van incassokosten ook zonder verdere incassohandeling na de veertiendagenbrief verschuldigd is.

De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 23 oktober 2013 aangegeven deze vraag als prejudiciële vraag aan de Hoge Raad voor te leggen. FA-MED heeft aangegeven in te stemmen met deze vraag. De rechtbank heeft besloten om de Hoge Raad te verzoeken om een uitspraak te doen over de uitleg van artikel 6:96 lid 6 BW in deze context. De verdere beslissing in deze zaak is aangehouden totdat de Hoge Raad zijn beslissing heeft genomen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 2410395 \ CV EXPL 13-14923 \ BE \ 340 \ be
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FA-MED BV
gevestigd te Amersfoort
eisende partij
gemachtigde LAVG Breda
tegen
[gedaagde partij]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
niet verschenen
Partijen worden hierna Fa-Med en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 oktober 2013
- de akte van Fa-Med van 13 november 2013

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 23 oktober 2013 aangegeven de volgende vraag bij wijze van prejudiciële beslissing aan de Hoge Raad voor te willen leggen (art. 392-394 Rv):
Dient art. 6:96 lid 6 BW aldus te worden uitgelegd dat na het verzenden van de daarin genoemde veertiendagenbrief vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd, dus zonder dat de crediteur na het verzenden van die (veertiendagen)brief nog een nadere incassohandeling verricht?
2.2.
Fa-Med heeft vervolgens bij akte aangegeven zich te kunnen vinden in dit voornemen en in de inhoud van de vraag.
2.3.
De kantonrechter zal derhalve genoemde vraag aan de Hoge Raad voorleggen.
2.4.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
stelt de Hoge Raad de volgende rechtsvraag ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing:
Dient art. 6:96 lid 6 BW aldus te worden uitgelegd dat na het verzenden van de daarin genoemde veertiendagenbrief vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd, dus zonder dat de crediteur na het verzenden van die (veertiendagen)brief nog een nadere incassohandeling verricht?
3.2. draagt de griffier op onverwijld een afschrift van dit vonnis en van het tussenvonnis van 23 oktober 2013 aan de Hoge Raad te zenden;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan tot een afschrift van de beslissing van de Hoge Raad is ontvangen.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op