ECLI:NL:RBGEL:2013:4582

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 november 2013
Publicatiedatum
15 november 2013
Zaaknummer
05/720787-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling, poging tot ontploffing en vernieling in Culemborg

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met zware mishandeling, poging tot het teweegbrengen van een ontploffing en vernieling. De feiten vonden plaats op 9 en 10 mei 2012 in Culemborg. De verdachte heeft op 9 mei 2012 de medeverdachte [slachtoffer 1] bedreigd met een mes, waarbij zij dreigend met het mes in de richting van [slachtoffer 1] heeft geprikt en hem in een hoek heeft geduwd. Op 10 mei 2012 heeft de verdachte vier gaskranen van het gasfornuis opengedraaid en met een aansteker gedreigd een ontploffing te veroorzaken, wat gemeen gevaar voor personen en goederen met zich meebracht. Daarnaast heeft zij in dezelfde periode een televisietoestel en kleding van [slachtoffer 1] uit een raam gegooid, waardoor deze vernield zijn. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, maar verwierp het beroep op psychische overmacht. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor haar psychische problematiek. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] werd gedeeltelijk afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/720787-12
Data zittingen : 5 juli 2013, 6 september 2013 en 1 november 2013
Datum uitspraak : 15 november 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [1965] te [geboorteplaats],
adres : [adres 1],
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw : mr. R. Lessy, advocaat te Waalwijk.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. zij op of omstreeks 09 mei 2012 te Culemborg [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend meermalen, althans eenmaal, met een mes in de buik van die [slachtoffer 1] te prikken en/of een mes tegen de buik van die [slachtoffer 1] te zetten en vervolgens die [slachtoffer 1] in een hoek te duwen en/of een mes voor die [slachtoffer 1] heen en weer te bewegen en/of de punt van een mes in de nek van
die [slachtoffer 1] te duwen en/of een mes tegen de nek van die [slachtoffer 1] te zetten en/of vervolgens die [slachtoffer 1] in de richting van de telefoon te duwen en te zeggen dat hij, die [slachtoffer 1], zijn kinderen moet bellen;
2. zij op of omstreeks 10 mei 2012 te Culemborg, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf opzettelijk een ontploffing teweeg brengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was, vier gaspitten van het gasfornuis in de woning op het adres [adres 2]
heeft opengedraaid en/of (vervolgens) een aansteker in haar hand heeft genomen en/of gehouden, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning en/of de goederen in of nabij de woning op het adres [adres 2] en/of de aangrenzende woningen en/of de goederen in of nabij de aangrenzende woningen te duchten was en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van de personen die zich
bevonden in de aangrenzende woningen, althans die zich bevonden in de nabijheid van de woning op het adres [adres 2], te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 10 mei 2012 te Culemborg hoofdagent van politie [slachtoffer 2] en/of hoofdagent van politie [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend een aansteker heeft vastgehouden en heeft gedreigd deze te gebruiken en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Als jullie de woning binnenkomen dan blaas ik de boel op", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
3. zij in of omstreeks de periode van 9 mei 2012 tot en met 10 mei 2012 te Culemborg opzettelijk en wederrechtelijk een televisietoestel en/of een digitale ontvanger en/of kleding uit een raam van de woning op het adres [adres 2] heeft gegooid, en aldus dat televisietoestel en/of die digitale ontvanger en die kleding, in elk geval enig goed of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 1 november 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R. Lessy, advocaat te Waalwijk.
Als benadeelde partij heeft [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) zich schriftelijk in het geding gevoegd. [slachtoffer 1] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie, mr. S.H. Keijzer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en haar raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 9 mei 2012 was verdachte met [slachtoffer 1] in de keuken van hun woning in Culemborg en ontstond er ruzie . Verdachte had op dat moment een schilmesje in haar hand. Terwijl [slachtoffer 1] dichtbij haar stond, heeft verdachte met dat mes heen en weer gaande bewegingen in de richting van die [slachtoffer 1] gemaakt. Vervolgens heeft [slachtoffer 1] zijn kinderen gebeld. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 1. Dit gelet op de verschillen in de verklaringen van verdachte en van [slachtoffer 1]. De overige verklaringen in het dossier zijn onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Daarom dient verdachte te worden vrijgesproken van dit feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. Verdachte heeft ontkend [slachtoffer 1] te hebben bedreigd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt.
[slachtoffer 1] heeft over die bewuste avond (onder meer) verklaard als volgt:

Ik zag toen dat [verdachte](de rechtbank begrijpt: verdachte)
een aardappelschilmesje in haar hand vast hield. Ik hoorde [verdachte] roepen dat ik mijn zoon en dochter moest bellen. Ik zag en voelde dat [verdachte] met het mesje in mijn buik prikte. (…) Ik voelde me wel bedreigd door haar. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij een paar keer met dat mes in mijn buik prikte. Ze prikte in het t-shirt en raakte mijn buik. Ik werd door [verdachte] met het mes in mijn buik naar een hoek geduwd. Ik zag dat ze dronken was. Ze was helemaal total loss, had het schuim op haar mond. (…) Ik zag dat ze met het mes verticaal voor mij heen en weer bewoog. Ik voelde dat zij met het mes mijn linkerpink raakte. Ik zag dat ik geraakt was omdat ik bloed zag op mijn pink. (…)
Toen duwde [verdachte] mij in een hoek. Ik zag en voelde dat ze de punt van het mes tegen mijn nek duwde. Het was rechts in mijn nek. (…) Toen [verdachte] de punt van het mesje op mijn keel drukte, duwde zij mij richting de woonkamer, naar de telefoon. Ik moest van [verdachte] mijn kinderen bellen. Ik belde hierop mijn jongste dochter en mijn zoon op.” [3]
Zoals hiervoor onder vaststaande feiten is weergegeven, heeft verdachte ter terechtzitting deze verklaringen op onderdelen bevestigd. Voorts wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ten dele bevestigd door de op 10 mei 2012 ter plaatse gekomen verbalisanten, die hebben gerelateerd:

Door de collegae werd(bij [slachtoffer 1])
het volgende waargenomen:
  • Sneetje 1 centimeter linkerpink
  • Rode streep 1 centimeter nek rechts met korstje (stipje).” [4]
Verdachte heeft tegenover [betrokkene], dochter van [slachtoffer 1], gezegd: “
Ik geniet er van hoe angstig je vader heeft gereageerd op het mes”. [5] Ter terechtzitting heeft verdachte dit bevestigd en verklaard: “N
ormaal gesproken ben ik niet zo snel kwaad, maar als ik kwaad ben, spuw ik vuur. Hiervan was [slachtoffer 1](de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1])
zo geschrokken dat hij toch zijn dochter heeft gebeld. Ook heeft hij zijn zoon gebeld, maar kreeg de voicemail. Nu wist hij hoe het was om bang te zijn. Dat vond ik helemaal niet erg. Kennelijk schrok hij zo van mijn houding en mijn harde stem dat hij angstig werd.” [6]
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging met zware mishandeling, zoals omschreven in de tenlastelegging, wettig en overtuigend kan worden bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij [slachtoffer 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1. zij op 09 mei 2012 te Culemborg [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met een mes in de buik van die [slachtoffer 1] te prikken en een mes tegen de buik van die [slachtoffer 1] te zetten en vervolgens die [slachtoffer 1] in een hoek te duwen en een mes voor die [slachtoffer 1] heen en weer te bewegen en de punt van een mes in de nek van die [slachtoffer 1] te duwen en/of een mes tegen de nek van die [slachtoffer 1] te zetten en vervolgens die [slachtoffer 1] in de richting van de telefoon te duwen en te zeggen dat hij, die [slachtoffer 1], zijn kinderen moet bellen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 10 mei 2012 heeft verdachte omstreeks 9.30 uur [7] in de woning aan het [adres 2] te Culemborg vier gaskranen van het gasfornuis opengedraaid. Daarbij heeft zij de deuren (op één tussendeur na) en de ramen van die woning dicht gedaan. Voorts heeft zij een aansteker in haar hand genomen en heeft zij geroepen ‘ik blaas liever mezelf op’. [8]
Energiebedrijf Liander heeft in opdracht van de politie om 12.16 uur de gastoevoer naar de woning afgesloten. [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing terwijl daarvan gemeen gevaar voor personen, te weten de aanwezige hulpverleners, en goederen in en rondom de woning is te duchten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte ervan uit ging dat alle personen op afstand van de woning waren. Ze wist niet dat er personeel van de brandweer, ambulance en politie in de buurt van de woning was en wist niet dat zij gevaar liepen. De woningen rondom de woning van verdachte stonden leeg.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank leidt uit de gedragingen van verdachte, te weten het opendraaien van alle vier de gaskranen van het gasfornuis en deze gedurende een langere tijd open laten staan, het dicht doen van de ramen en deuren en het in de hand houden van een aansteker, af dat zij opzet had op het teweeg brengen van een ontploffing. Verdachte wist ook dat door deze gedragingen een ontploffing zou kunnen plaatsvinden. Zij heeft immers zelf geroepen ‘ik blaas mezelf liever op’. [10]
De rechtbank is voorts van oordeel dat met het opendraaien van de gaskranen van het fornuis door verdachte een begin van uitvoering is gemaakt van het veroorzaken van een ontploffing. Daarbij betrekt de rechtbank dat naar algemene ervaringsregels daadwerkelijk ontploffingsgevaar is gerealiseerd. Een vonk - of deze nu zou zijn veroorzaakt door het gebruik van de aansteker die verdachte in haar hand had, het aanslaan van een koelkast of het aan- of uitschakelen van verlichting - had het ontstane explosieve mengsel van gas en zuurstof tot ontploffing kunnen brengen.
Naast gevaar voor de woning en de aangrenzende panden was er naar het oordeel van de rechtbank ook gevaar voor personen die zich bevonden in de nabijheid van de woning, waaronder verbalisanten van de politie en brandweerlieden. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte wist dat zich personen rondom de woning hadden verzameld. Zij heeft immers tegen verbalisanten gezegd “
als jullie de woning binnenkomen dan blaas ik de boel op”. [11] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij tegen de politie riep dat ze weg moesten gaan, omdat het te gevaarlijk voor hen was [12] Hierop heeft de politie de nabij gelegen woningen ontruimd. [13] Verder heeft verdachte contact gehad met een brandweerman die op dat moment vlakbij de woning stond. [14]
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2. zij op 10 mei 2012 te Culemborg, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf opzettelijk een ontploffing teweeg brengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te duchten was, vier gaspitten van het gasfornuis in de woning op het adres [adres 2] heeft opengedraaid en (vervolgens) een aansteker in haar hand heeft genomen en gehouden, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning en de goederen in of nabij de woning op het adres [adres 2] en de aangrenzende woningen en de goederen in of nabij de aangrenzende woningen te duchten was en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van de personen die zich bevonden in de nabijheid van de woning op het adres [adres 2], te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 9 tot en met 10 mei 2012 heeft verdachte een televisietoestel en kleding toebehorend aan [slachtoffer 1] uit een raam van de woning op het adres [adres 2] gegooid. Het televisietoestel is daardoor vernield. Voorts heeft verdachte een digitale ontvanger uit een raam gegooid, waardoor die ontvanger onbruikbaar is geworden. [15]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een mede aan [slachtoffer 1] toebehorend televisietoestel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat dit feit niet bewezen kan worden. Niet valt in te zien dat de kleding door het naar buiten gooien zou zijn vernield, zou zijn beschadigd dan wel onbruikbaar zou zijn gemaakt. Verdachte heeft aangevoerd dat het televisietoestel van haar en [slachtoffer 1] tezamen was en dat de digitale ontvanger van haarzelf was.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat op zichzelf vastgesteld kan worden dat verdachte kleding van [slachtoffer 1] naar buiten heeft gegooid. Echter, met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet valt in te zien dat zij hiermee de kleding zou hebben vernield, beschadigd dan wel onbruikbaar zou hebben gemaakt. Zij heeft die kleding zelf de dag erna weer naar binnen gehaald. De rechtbank acht onaannemelijk dat de kleding binnen een dag beschimmeld zou zijn geraakt, zoals door [slachtoffer 1] is verklaard. Van dit deel van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de digitale ontvanger overweegt de rechtbank dat zowel verdachte als [slachtoffer 1] hebben gesteld eigenaar te zijn van dit voorwerp. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat dit voorwerp (mede) toebehoorde aan een ander en dus ook niet dat verdachte wederrechtelijk met dit voorwerp heeft gehandeld. Ook van dit deel van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het televisietoestel heeft verdachte aangevoerd dat dit voorwerp van haar en [slachtoffer 1] tezamen was. [16] Nu niet is gebleken dat [slachtoffer 1] toestemming aan verdachte heeft gegeven dit voorwerp te vernielen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
3. zij in de periode van 9 mei 2012 tot en met 10 mei 2012 te Culemborg opzettelijk en wederrechtelijk een televisietoestel uit een raam van de woning op het adres [adres 2] heeft gegooid, en aldus dat televisietoestel ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft vernield.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Bedreiging met zware mishandeling
Ten aanzien van feit 2:
poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

De verdediging heeft met betrekking tot het tweede bewezenverklaarde feit aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld vanuit een psychische overmacht, zodat zij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Zij stelt dat sprake was van een van buiten komende drang, te weten de door haar gevreesde komst van de familie van [slachtoffer 1] naar de woning van haar en [slachtoffer 1], welke druk zodanig opliep dat zij aan die drang geen weerstand kon bieden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op psychische overmacht dient te worden verworpen.
De rechtbank overweegt dat, ook indien verdachte daadwerkelijk meende te moeten vrezen voor [slachtoffer 1] en zijn familie, het beroep op psychische overmacht niet kan slagen.
Uit het psychologisch rapport over verdachte kan blijken dat er bij haar in aanloop naar het tenlastegelegde, samenhangend met een borderline persoonlijkheidsstoornis, sprake was van psychische kwetsbaarheid in de zin van een gebrekkige psychische draagkracht, angsten en instabiliteit in stemming. Er zijn, door de psycholoog, geen aanwijzingen gevonden dat de sturingsmogelijkheden bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde volledig ontbraken in de zin van dat onderhavige delict direct voortkomt uit psychotische belevingen van verdachte. Deze psycholoog concludeert tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Op grond van deze informatie en hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat in dit geval sprake was van een zodanige van buiten komende druk dat de wilsvrijheid van verdachte was aangetast dan wel dat van haar redelijkerwijs niet gevergd kon worden weerstand te bieden aan de druk van de omstandigheden. Het beroep op psychische overmacht wordt dan ook niet gehonoreerd.
Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarbij de volgende bijzondere voorwaarden dienen te worden opgenomen: reclasseringstoezicht en het volgen van een behandeling bij [instelling], dan wel een andere instelling voor (forensische) ambulante psychiatrische behandeling, indien de reclassering zulks aangewezen acht. Tevens dient een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 200 uren te worden opgelegd. De officier van justitie heeft ook gevorderd dat de rechtbank de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 12 oktober 2013;
 een rapportage van psychologisch onderzoek pro justitia opgesteld door [psycholoog], GZ-psycholoog, d.d. 28 mei 2013, betreffende verdachte;
 een rapportage van psychiatrisch onderzoek, opgesteld door [psychiater], psychiater, d.d. 10 juni 2013;
 reclasseringsadviezen d.d. 1 juli 2013 en 15 oktober 2013, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met zware mishandeling, een poging tot het teweeg brengen van een ontploffing en een vernieling. Met name het tweede feit, waarbij verdachte de gaskranen van het fornuis in haar woning heeft opengedraaid en met een aansteker in haar hand heeft gedreigd een ontploffing teweeg te brengen, was zeer gevaarzettend. Het noopte de gealarmeerde hulpverleners tot drastische ingrepen, zoals de evacuatie van omwonenden en het laten afsluiten van de gasleiding. De ernst van dit feit maakt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend is.
De rechtbank zal echter in het voordeel van verdachte rekening houden met de ouderdom van het feit en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en daarom volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen, zal de rechtbank echter wel de maximale werkstraf opleggen.
De rechtbank acht bovendien het opleggen van bijzondere voorwaarden geïndiceerd en overweegt daartoe als volgt.
Voornoemde psycholoog heeft in haar rapportage overwogen dat ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een borderline persoonlijkheidsstoornis, alcoholmisbruik en een specifieke fobie. Het recidiverisico wordt als matig ingeschat, waarbij diverse factoren als recidivekans vergrotend zijn aangemerkt. De psycholoog adviseert een poliklinische behandeling o.a. gericht op verdachtes problematische jeugd, de angsten, haar kwetsbaarheid, haar impulsiviteit en het aanleren om haar grenzen aan te geven binnen relaties. In concreto kan gedacht worden aan een Schema Focused Therapie binnen een forensisch psychiatrische instelling, zoals bijvoorbeeld het DOK. De reclassering acht een hooggemiddeld recidiverisico aanwezig en adviseert eveneens verdachte te verplichten zich in een forensisch psychiatrische polikliniek ambulant te laten behandelen.
Nadat behandeling met tussenkomst van de reclassering in het kader van schorsingstoezicht moeizaam van de grond kwam, heeft verdachte ervoor gekozen om zelf een behandeling te zoeken, waardoor er uiteindelijk een behandeling opgestart is bij [instelling] (een tweedelijns ambulante GGZ instelling). Uit de rapportage van de reclassering van 15 oktober 2013 kan blijken dat verdachte bij [instelling] geen openheid heeft gegeven over de onderhavige strafzaak. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte inmiddels haar behandelaars bij [instelling] wel heeft verteld dat ze voor een strafbaar feit terecht moet staan, maar niet voor welk strafbaar feit.
Alhoewel de rechtbank behandeling binnen een forensisch psychiatrische instelling – conform de adviezen – meer passend acht, is het naar het oordeel van de rechtbank thans ongewenst de reeds (door verdachte) opgestarte behandeling te doorkruisen. De rechtbank zal het meewerken aan de behandeling bij [instelling] als bijzondere voorwaarde opnemen. Daarbij acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte tegenover haar behandelaars aldaar volledige openheid van zaken over de bewezenverklaarde feiten geeft, opdat de problematiek die mede aan het plegen van die feiten ten grondslag heeft gelegen, zoals omschreven door de psycholoog [psycholoog], kan worden behandeld teneinde het herhalingsgevaar terug te dringen. De reclassering zal de opdracht krijgen hierop toe te zien.
De rechtbank is, gelet op de rapportages, van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en zal op die grond bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 6.600,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor zover betrekking op de televisietoestel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu het gevorderde bedrag onvoldoende is onderbouwd. Voor het overige is het causale verband tussen de tenlastegelegde feiten en de gevorderde schade onvoldoende onderbouwd, zodat de vordering voor het overige dient te worden afgewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair is aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd, zodat deze dient te worden afgewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank vergt behandeling van de civiele vordering voor zover betrekking hebbend op het televisietoestel, gelet op het gevorderde bedrag en de gemotiveerde betwisting daarvan, een nader onderzoek naar de eigendomsverhoudingen en de waarde van dat toestel. Dit zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal daarom in dit deel van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering van de benadeelde partij wordt voor het overige afgewezen, nu in de motivering van die vordering in het geheel niet tot uitdrukking komt dat en waarom deze schade in rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde zou staan.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45, 57, 157, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
a.
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich gedurende de proeftijd moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet veroordeelde zich binnen drie dagen na het uitspreken van dit vonnis melden bij de reclassering. Hierna moet zij zich gedurende een door reclassering Nederland bepaalde periode blijven melden zo frequent als de reclassering dit gedurende deze periode nodig acht;
5. zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een forensisch psychiatrische polikliniek, dan wel bij [instelling], zulks ter beoordeling aan de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor de bij haar aanwezige psychische problematiek;
6. in het kader van die behandeling bij een forensische psychiatrische polikliniek, dan wel bij [instelling], openheid van zaken geeft over de in dit vonnis bewezenverklaarde feiten.
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderd veertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens haar vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat zij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten
2 (twee) uren, zijnde 1 (één) dag hechtenis.
Heft op het geschorste bevel van de voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk voor dat deel van de vordering dat het televisietoestel betreft, zijnde een bedrag van € 1.500,00.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. C.M.E. Lagarde (voorzitter), mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en mr. M.G.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 november 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district De Waarden, opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0800 2012056358, gesloten op 7 juni 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 9 laatste alinea en p. 10 eerste en tweede alinea en verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 september 2013.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 9 en 10.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17, laatste alinea, en p. 18, eerste alinea.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, [betrokkene], p. 31, tweede alinea.
6.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 september 2013.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene], p. 31 vierde alinea.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 18 vierde alinea, proces-verbaal van bevindingen, p. 21 vierde en zesde alinea en verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 september 2013.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15 derde alinea.
10.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 september 2013.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15, tweede alinea.
12.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 september 2013.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 18, vierde alinea, laatste vijf regels.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], p. 28, laatste zin en p. 29, eerste alinea.
15.Proces-verbaal van aangifte, p. 13, onderaan, en verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 september 2013.
16.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 september 2013.