In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over een geschil tussen een eisende partij en de besloten vennootschap Direct Wonen Verhuur Makelaars B.V. over de verschuldigdheid van bemiddelingskosten. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. C. de Vries, heeft zich op 4 oktober 2011 ingeschreven bij Direct Wonen en heeft op 13 oktober 2011 een huuropdrachtbevestiging getekend. In deze bevestiging zijn de bemiddelings- en contractkosten opgenomen. De eisende partij heeft de factuur van € 1.094,80 voor deze kosten voldaan, maar heeft later, op 3 augustus 2012, verzocht om terugbetaling van deze kosten, stellende dat hij geen opdrachtgever was van Direct Wonen en dat de bemiddelingskosten nietig zijn op grond van artikel 7:264 BW.
Direct Wonen heeft in haar verweer aangevoerd dat zij uitsluitend als lasthebber van de eisende partij heeft opgetreden en dat de bemiddelingskosten rechtmatig zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij zich heeft ingeschreven bij Direct Wonen en dat de huurovereenkomst pas tot stand is gekomen na bemiddeling door Direct Wonen. De rechter heeft de stelling van de eisende partij dat Direct Wonen voor twee opdrachtgevers heeft opgetreden, niet voldoende onderbouwd geacht.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij niet heeft aangetoond dat er sprake was van een onredelijk voordeel voor Direct Wonen en dat de bemiddelingskosten rechtmatig zijn. De vorderingen van de eisende partij zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van bemiddelaars in huurovereenkomsten en de noodzaak voor huurders om zich bewust te zijn van de kosten die zij aangaan bij het inschakelen van bemiddeling.