ECLI:NL:RBGEL:2013:4385

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 november 2013
Publicatiedatum
8 november 2013
Zaaknummer
05/701738-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksuele handelingen met minderjarige

In de zaak voor de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is verdachte op 8 november 2013 vrijgesproken van het plegen van seksuele handelingen met een minderjarig meisje. De tenlastelegging betrof ontucht met de minderjarige [slachtoffer], geboren op 1 maart 1996, in de periode van 1 maart 2003 tot en met 29 februari 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en het slachtoffer geregeld samen waren, waarbij het slachtoffer soms naakt bij de verdachte in bed lag. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de ontuchtige handelingen die aan de verdachte werden verweten.

De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, hoewel bedenkelijk, niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd volgens de heersende sociaal-ethische normen.

De vordering van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door de moeder van het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de zaak op 8 november 2013 afgesloten met de uitspraak dat de verdachte niet schuldig is aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/701738-12
Datum zitting : 25 oktober 2013
Datum uitspraak : 8 november 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. C.H. Molenaar, advocaat te Zevenaar.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 maart 2003 tot en met 29 februari 2008 te Zevenaar, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op 1 maart 1996, hierin bestaande dat verdachte die [slachtoffer] naakt bij hem in bed heeft laten liggen/slapen en/of zelf naakt met die (al dan niet naakte) [slachtoffer] in zijn bed heeft gelegen
en/of zijn (gehele) lichaam (en daarbij ook zijn penis) door die[slachtoffer] heeft laten insmeren en/of masseren en/of het (naakte) lichaam (en daarbij ook de vagina en/of de borst(en)) van die [slachtoffer] heeft betast en/of samen met die [slachtoffer] heeft gedoucht.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 25 oktober 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.H. Molenaar, advocaat te Zevenaar.
Namens het minderjarige slachtoffer, [slachtoffer], heeft zich als benadeelde partij de wettelijke vertegenwoordiger, mevrouw [moeder slachtoffer] (moeder), schriftelijk in het geding gevoegd.
[slachtoffer] is ter terechtzitting aanwezig en is bijgestaan door raadsvrouw mr. C.W. Langereis. Namens Slachtofferhulp is [werknemer slachtofferhulp] aanwezig.
De officier van justitie, mr. P.A. de Boer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen Reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt dat verdachte moet meewerken aan een nader onderzoek zijn geestesgesteldheid.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit uitdrukkelijk ontkend. De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde feit. De raadsman voert hiertoe aan dat er geen wettig dan wel overtuigend bewijs is dat verdachte ontuchtige bedoelingen had. Verdachte heeft er alles aan gedaan om het gedrag van aangeefster tegen te gaan. Daarnaast kan er niet worden uitgesloten dat er overleg is geweest tussen aangeefster, haar broer [betrokkene 1], [betrokkene 2] en/of de (toenmalige) vriend van aangeefster, waardoor de aangifte is beïnvloed. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de tenlastegelegde ontuchtige handelingen niet kunnen worden bewezen en dat vrijspraak moet volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van de aangifte en de verklaring van verdachte ter terechtzitting staat vast dat aangeefster geregeld bij verdachte heeft gelogeerd en bij verdachte in bed heeft gelegen en geslapen, alsmede dat zij dan soms naakt was.
Ten aanzien van de overige tenlastegelegde gedragingen wordt het volgende overwogen.
Aangeefster heeft in eerste instantie op 28 augustus 2009 een intakegesprek gehad bij de politie in verband met mogelijk misbruik door verdachte. Aan de hand van dit gesprek is besloten dat het niet verstandig was om op dat moment aangifte te doen omdat aangeefster het niet meer zo goed wist. Op 17 juni 2011 heeft er opnieuw een intakegesprek plaatsgevonden met aangeefster. Op 14 juli 2011 heeft zij aangifte gedaan tegen onder meer verdachte. Aangeefster zou door middel van therapie door psychologen inmiddels bepaalde verdrongen herinneringen hebben hervonden. Ook is haar aangifte blijkens haar verklaring het gevolg van het feit dat haar (toenmalige) vriendje antwoorden bij haar heeft ‘losgepeuterd’. Wel zijn er nog gedeeltes van de periode en de seksuele handelingen die ze niet meer weet en dat wijt ze aan het feit dat ze die periode softdrugs heeft gebruikt en alcohol heeft gedronken. Verder geeft aangeefster aan dat zij sinds anderhalf jaar meermalen met [betrokkene 2] over de gebeurtenissen tijdens de logeerpartijen bij verdachte heeft gesproken. Verdachte was de stiefopa van [betrokkene 2]. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen waarin een intakegesprek met [betrokkene 2] van 30 januari 2012 is weergegeven. Daarnaast bevindt zich in het dossier een getuigenverklaring van [betrokkene 2], afgelegd op 10 februari 2012. Zij wenst geen aangifte te doen. Zij verklaart over logeerpartijen bij verdachte samen met aangeefster toen zij ([betrokkene 2]) 8 of 9 jaar was) en vermeldt daarbij, kort gezegd, (naakt) in bed bij verdachte slapen en dat verdachte dan soms ook naakt was, insmeren van verdachte (ook zijn penis), betast worden van haar en [slachtoffer] door verdachte en samen met hem douchen.
De verklaringen van aangeefster en die van [betrokkene 2] komen gedeeltelijk met elkaar overeen. Echter, er hebben volgens aangeefster hierover gesprekken plaatsgevonden tussen haar en getuige [betrokkene 2], zodat niet kan worden uitgesloten dat sprake is geweest van beïnvloeding van deze getuige door aangeefster of andersom. De andere getuigenverklaringen die hiervan melding maken vinden hun bron in gesprekken met aangeefster en/of [betrokkene 2]. Het ontbreekt daardoor aan voldoende betrouwbaar steunbewijs van de aan verdachte verweten gedragingen. Verdachte heeft steeds stellig ontkend dat hij seksuele handelingen heeft verricht met de meisjes. Bij deze stand van zaken acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde gedragingen, anders dan de hiervoor vastgestelde gedraging, heeft begaan. Verdachte behoort daarvan dan te worden vrijgesproken.
De vraag die de rechtbank thans dient te beantwoorden, is of de wel bewezen gedraging, te weten het naakt bij verdachte in bed laten liggen en slapen van aangeefster door verdachte, een ontuchtig karakter heeft. Blijkens de wetsgeschiedenis van de artikelen 242 tot en met 249 van het Wetboek van Strafrecht is het doel van de zedelijkheidswetgeving het beschermen van seksuele integriteit van personen, die daartoe zelf, op een bepaald moment, niet in staat zijn (Kamerstukken II 1988-1989, 20 930, nr. 5, 4-5). In geval van ontucht gaat het om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm (Kamerstukken II 1988-1989, 20 930, nr. 5, p. 4-5). Er is geen vaste standaard of een scherpe afgrenzing van gedragingen die onder ontucht moeten worden begrepen. Bovendien is de sociaal-ethische norm aan verandering onderhevig, zodat gedragingen die voorheen niet als ontucht werden aangemerkt dat nu wel kunnen zijn en vice versa. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van omstandigheden die meebrengen dat seksuele handelingen al dan niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt, komt het derhalve in belangrijke mate aan op de omstandigheden van het geval.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk is geworden dat de hiervoor genoemde gedraging van verdachte, hoewel bedenkelijk, een seksuele strekking of lading had die in strijd komt met de heersende sociaal-ethische norm. Op zichzelf is deze gedraging niet zonder meer aan te merken als een handeling van seksuele aard, daarvoor is meer nodig. Voor dat ‘meerdere’ ontbreekt echter het bewijs
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat deze gedraging de kwalificatie ontuchtig niet kan dragen. Op die grond zal de rechtbank verdachte ook hiervan vrijspreken.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Namens het minderjarige slachtoffer, [slachtoffer], heeft zich als benadeelde partij de wettelijke vertegenwoordiger, mevrouw [moeder slachtoffer] (moeder), in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken, komt de vordering niet voor inhoudelijke behandeling in aanmerking. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.De beslissing

Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte is tenlastegelegd.
Spreektverdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. J.M. Hamaker (voorzitter), mr. C.M.E. Lagarde en mr. M.C. Gerritsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 november 2013.
mr. M.C. Gerritsen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.