Uitspraak
[verdachte],
Rechtbank Gelderland
In de zaak voor de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is verdachte op 8 november 2013 vrijgesproken van het plegen van seksuele handelingen met een minderjarig meisje. De tenlastelegging betrof ontucht met de minderjarige [slachtoffer], geboren op 1 maart 1996, in de periode van 1 maart 2003 tot en met 29 februari 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en het slachtoffer geregeld samen waren, waarbij het slachtoffer soms naakt bij de verdachte in bed lag. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de ontuchtige handelingen die aan de verdachte werden verweten.
De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, hoewel bedenkelijk, niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd volgens de heersende sociaal-ethische normen.
De vordering van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door de moeder van het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de zaak op 8 november 2013 afgesloten met de uitspraak dat de verdachte niet schuldig is aan de tenlastegelegde feiten.