ECLI:NL:RBGEL:2013:4342

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 november 2013
Publicatiedatum
5 november 2013
Zaaknummer
860733
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van loon en vakantiebijslag aan werkneemster na ziekte en beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak vorderde een werkneemster, werkzaam als schoonmaakster bij BDG Nederland B.V., betaling van achterstallig loon en vakantiebijslag na een periode van ziekte en de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst. De werkneemster was sinds 10 januari 2011 in dienst en had haar arbeidsovereenkomst op 9 augustus 2011 verlengd. Tijdens haar ziekte had zij haar echtgenoot een deel van haar werkzaamheden laten verrichten, wat leidde tot een geschil over de verplichting om de arbeid persoonlijk te verrichten. De kantonrechter oordeelde dat er impliciete instemming van de werkgever was met deze regeling, aangezien BDG op de hoogte was van de situatie en geen bezwaar had gemaakt. Hierdoor had de werkneemster recht op doorbetaling van haar loon voor de volledige overeengekomen uren, ondanks het feit dat haar echtgenoot ook werkzaamheden verrichtte.

De kantonrechter behandelde ook de vordering van de werkneemster met betrekking tot vakantiebijslag en andere vergoedingen. BDG voerde aan dat de vakantiedagen waren vervallen, maar de rechter oordeelde dat dit niet opging omdat de werkneemster door ziekte niet in staat was geweest om vakantie op te nemen. De rechter wees de vorderingen van de werkneemster grotendeels toe, inclusief de wettelijke verhoging en buitengerechtelijke kosten. BDG werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag aan loon, vakantiebijslag, en andere vergoedingen, evenals de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.H. Bokx-Boom op 6 november 2013.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 860733 \ CV EXPL 13-322 \ 403 \ 279
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[werkneemster]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. E. Weijer
tovoegingsnummer [nummer]
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BDG Nederland B.V.
gevestigd te Barneveld
gedaagde partij
gemachtigde mr. W. Kok
Partijen worden hierna [werkneemster] en BDG genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 maart 2013 en de daarin genoemde processtukken
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 24 mei 2013.
1.2.
Dit vonnis is om organisatorische redenen gewezen door een andere rechter dan de rechter die de comparitie van partijen heeft gehouden.

2.De feiten

2.1.
[werkneemster] is met ingang van 10 januari 2011 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden van BDG. Op 9 augustus 2011 is de arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar verlengd. [werkneemster] was werkzaam in de functie van schoonmaakster. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO in het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf van toepassing (‘de CAO’).
2.2.
In de arbeidsovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende vastgelegd.
“Artikel 8 (Loongroep)
(…) Het loon wordt per 4 weken vastgesteld. Bij aanvang van het dienstverband bedraagt het gemiddelde aantal uren per periode van 4 weken, 26 uur. Het bruto uurloon € 9,00 bedraagt per uur. (…)
Artikel 16 (Onderaanneming)
Het is de werknemer niet toegestaan, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever, de werkzaamheden geheel of gedeeltelijk aan anderen over te dragen, noch andere dan de opgedragen werkzaamheden betaald of onbetaald in de projecten te verrichten. (…)”.
2.3.
Op 3 januari 2012 heeft [werkneemster] zich ziek gemeld bij haar leidinggevende in verband met een polsoperatie. Op 14 februari 2012 heeft [werkneemster] haar werk hervat, maar dat ging niet. Zij heeft zich die dag opnieuw ziek gemeld. Bij brief van 15 februari 2012 heeft BDG aan [werkneemster] bericht dat de arbeidsovereenkomst was geëindigd per 15 februari 2012. Bij brief van 15 februari 2012 heeft [werkneemster] aanspraak gemaakt op loondoorbetaling. Op 2 maart 2012 is het ontslag ingetrokken.
2.4.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is van rechtswege geëindigd per 8 augustus 2012. Het loon is door BDG in de periode van januari tot augustus 2012 niet betaald aan [werkneemster]. In augustus is aan [werkneemster] een bedrag betaald van € 3.088,97 bruto.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[werkneemster] vordert de veroordeling van BDG:
a. tot betaling aan [werkneemster] van:
  • i) Het salaris van € 7.344,74 bruto over de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 augustus 2012;
  • ii) De vakantiebijslag van € 587,58 bruto over de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 augustus 2012
  • iii) Het vakantiesaldo van € 734,47 bruto over de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 augustus 2012;
  • iv) De eindejaarsuitkering van € 102,83 bruto over de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 augustus 2012;
  • v) De eenmalige uitkering van € 14,69 bruto over de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 augustus 2012;
  • vi) De maximale wettelijke verhoging over de sub (i) tot en met (v) gevorderde bedragen, althans een zodanige verhoging als de kantonrechter in goede justitie zal bepalen;
  • vii) De buitengerechtelijke kosten van € 625,00;
  • viii) De wettelijke rente over de sub (i) tot en met (vii) gevorderde bedragen vanaf het opeisbaar worden tot aan de dag der algehele voldoening;
tot het binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis overgaan tot het verstrekken van correcte salarisspecificaties over de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 augustus 2012, alsmede van een jaaropgave 2012 op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 75,00 voor iedere dag dat BDG na betekening van dit vonnis in gebreke blijft deze te verstrekken;
in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen een salaris voor de gemachtigde en de nakosten ten bedrage van € 131,00 zonder betekening en € 199,00 in geval van betekening, indien en voor zover BDG niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee dagen, althans binnen een door de kantonrechter redelijk geachte termijn, na betekening van het vonnis aan het vonnis heeft voldaan.
3.2.
BDG voert verweer, waarop hierna wordt ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen twisten in de eerste plaats over de overeengekomen omvang van de arbeid. [werkneemster] stelt dat zij een arbeidsovereenkomst had voor 26,5 uur per week. BDG voert aan dat zij een arbeidsovereenkomst had voor 13,25 uur per week en dus 26,5 uur per periode van vier weken. BDG voert echter aan dat [werkneemster] het werk niet helemaal zelf verrichtte, maar dat zij haar echtgenoot de helft van het werk liet doen, zodat zij slechts aanspraak kan maken op de helft van het loon. De echtgenoot van [werkneemster] werkte voorheen ook voor BDG, maar had per week 26 van 2011 ontslag genomen.
4.2.
De kantonrechter stelt bij haar beoordeling voorop dat tussen partijen inmiddels vast staat dat [werkneemster] gedurende 26,5 uur per week zou werken en dat ook heeft gedaan.
4.3.
Ten aanzien van het standpunt van BDG dat [werkneemster] geen aanspraak kan maken op loon voor uren die haar echtgenoot maakt(e) overweegt de kantonrechter als volgt. Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld, blijkt afdoende dat BDG ervan op de hoogte was dat [werkneemster] een deel van de uren door haar man liet verrichten. Dat was in elk geval vanaf november 2011 zo. BDG heeft daar geen punt van gemaakt en is het loon ook daarna gewoon blijven betalen tot [werkneemster] zich ziek meldde. BDG voert aan dat zij daarmee nog geen uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven voor de vervanging van [werkneemster] door haar echtgenoot en dat die vervanging alleen mogelijk is als de werkgever die uitdrukkelijke toestemming geeft. Zo staat het ook in de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter volgt dat standpunt niet. In dit geval mocht [werkneemster] erop vertrouwen dat BDG akkoord was met de hulp van haar echtgenoot bij de uitvoering van de werkzaamheden. BDG heeft immers niet van [werkneemster] verlangd dat zij de arbeid zelf verrichtte toen zij ervan op de hoogte raakte dat [werkneemster] zich liet vervangen of bijstaan. BDG heeft dat stilzwijgend geaccepteerd en kan dat niet aan [werkneemster] tegenwerpen. Het beding in de arbeidsovereenkomst dat bepaalt dat schriftelijke toestemming noodzakelijk is, maakt dat niet anders. In redelijkheid heeft te gelden dat [werkneemster] erop mocht vertrouwen dat BDG ermee instemde.
4.4.
Dat betekent dat [werkneemster] recht heeft op doorbetaling van haar loon tijdens ziekte voor 26,5 uur per week. Dat [werkneemster] recht heeft op doorbetaling van loon tijdens ziekte staat niet ter discussie.
4.5.
BDG bestrijdt verder nog dat [werkneemster] aanspraak kan maken op uitbetaling van vakantiedagen, omdat deze op grond van art. 7:640a BW zijn vervallen. Datzelfde artikel bepaalt echter ook dat dat niet gebeurt als de werknemer redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen. Dat is onder meer het geval als de werknemer volledig arbeidsongeschikt was en niet re-integreerde. Daarvan is hier sprake. Het beroep van BDG op de vervaltermijn gaat dan ook niet op. De vakantiedagen moeten uitbetaald worden.
4.6.
Ten aanzien van de eindejaarsuitkering overweegt de kantonrechter dat art. 15 lid 1 van de CAO bepaalt dat een werknemer daarvoor in aanmerking komt als de werknemer op het moment van uitbetaling tenminste 6 maanden onafgebroken in dienst is van de werkgever. Daar beroept BDG zich ook op. Zij ziet er echter aan voorbij dat art. 15 lid 6 van de CAO bepaalt dat bij het einde van dienstverband bij een werkgever gedurende het referentiejaar de eindejaarsuitkering, berekend over het tot dan toe in de referentieperiode verdiende bruto-inkomen, direct wordt uitbetaald door de werkgever. Daarmee correspondeert ook art. 15a lid 3 van de CAO met betrekking tot de eenmalige uitkering 2012. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [werkneemster] aanspraak heeft op het pro rata deel van de eindejaarsuitkering en van de eenmalige uitkering.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [werkneemster] worden toegewezen. Met hetgeen wordt toegewezen moet nog wel worden verrekend hetgeen al is betaald door BDG (€ 3.088,97 bruto). Dit bedrag zal in mindering worden gebracht op het toe te wijzen loon. De wettelijke verhoging en de buitengerechtelijke kosten worden eveneens toegewezen en wel over het bedrag vóór verrekening. De wettelijke rente wordt toegewezen als na te melden. De dwangsom wordt gemaximeerd.
4.8.
BDG wordt in het ongelijk gesteld en dient de proceskosten te betalen. De nakosten worden toegewezen tot € 100,00. Dit is een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde met een maximum van € 100,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt BDG tot betaling van:
  • i) een bedrag van € 4.255,77 bruto aan loon;
  • ii) de vakantiebijslag van € 587,58 bruto over de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 augustus 2012;
  • iii) het vakantiesaldo van €  734,47 bruto over de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 augustus 2012;
  • iv) de eindejaarsuitkering van € 102,83 bruto over de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 augustus 2012;
  • v) de eenmalige uitkering van € 14,69 bruto over de periode van a1 januari 2012 tot en met 8 augustus 2012;
  • vi) de maximale wettelijke verhoging van 50% over € 7.344.74 bruto en over de sub (ii) tot en met (v) toegewezen bedragen;
  • vii) de buitengerechtelijke kosten van € 625,00
  • viii) de wettelijke rente over de sub (i) tot en met (vii) toegewezen bedragen vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt BDG tot het binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis overgaan tot het verstrekken van correcte salarisspecificaties over de periode van 1 januari 2012 tot en met 8 augustus 2012, alsmede van een jaaropgave 2012 op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 75,00 voor iedere dag dat BDG na betekening van dit vonnis in gebreke blijft deze te verstrekken met een maximum van € 500,00;
5.3.
veroordeelt BDG in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [werkneemster] begroot op € 767,82 in totaal, welk bedrag bestaat uit € 92,82 aan dagvaardingskosten, € 75,00 aan griffierecht en € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 100,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan;
5.4.
bepaalt dat BDG van het totaalbedrag aan proceskosten het door [werkneemster] betaalde griffierecht van € 75,00 en het salaris gemachtigde van € 600,00 moet betalen aan de gemachtigde van [werkneemster] en de explootkosten van € 92,82 aan de griffier van de rechtbank te Arnhem, waarvoor een nota wordt toegestuurd;
5.5.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken op