ECLI:NL:RBGEL:2013:4281

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 november 2013
Publicatiedatum
4 november 2013
Zaaknummer
05/720279-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing door bedreiging met geweld in Ede

Op 5 november 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 40-jarige vrouw uit Amersfoort en haar 36-jarige buurman, die beiden werden beschuldigd van poging tot afpersing. De rechtbank oordeelde dat de verdachten in de periode van 3 tot en met 7 juli 2013 in Ede, samen met een medeverdachte, de aangever [slachtoffer] hebben bedreigd met geweld om hem te dwingen een geldbedrag van 10.000 euro te betalen. De bedreigingen werden gedaan via een telefoongesprek waarin de verdachte zich voordeed als huurmoordenaar, ingeschakeld door de medeverdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bedreigingen ernstig waren en dat de aangever zich daadwerkelijk bedreigd voelde, wat blijkt uit zijn aangifte en verklaringen aan derden.

Tijdens de zitting op 22 oktober 2013 heeft de officier van justitie gerekwireerd en de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak, maar de rechtbank achtte de bedreigingen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten. De rechtbank heeft de strafmaat lager vastgesteld dan geëist door de officier van justitie, omdat de verdachten geen eerdere veroordelingen hadden en de gevolgen van hun daden hen duidelijk zijn geworden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/720279-13
Datum zitting : 22 oktober 2013
Datum uitspraak : 5 november 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [1977] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 3 juli 2013 tot en met 7 juli 2013 te Ede, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 10.000 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), telefonisch contact heeft gezocht met voornoemde [slachtoffer] en/of zich heeft voorgedaan als [alias] en/of vervolgens/daarbij die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij een huurmoordenaar was, ingeschakeld door [medeverdachte] en/of dat die [slachtoffer] vandaag of morgen 10.000 euro moest betalen en of dit geldbedrag diende af te leveren op de [adres 2] in Amsterdam en/of dat indien die [slachtoffer] niet zou betalen voornoemde [slachtoffer] en/of zijn familie zouden worden vermoord, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of per sms-bericht die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "[medeverdachte] heeft mij gebeld en je schijnt het geld nog steeds niet te hebben overgemaakt het geld moet voor de twintigste van de maand zijn overgemaakt [alias]", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 03 juli 2013 tot en met 07 juli 2013 te Ede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
opzettelijk dreigend telefonisch contact gezocht met voornoemde [slachtoffer] en/of zich voorgedaan als [alias] en/of vervolgens/daarbij tegen die [slachtoffer] gezegd een huurmoordenaar te zijn, ingeschakeld door [medeverdachte] en/of dat die [slachtoffer] vandaag of morgen 10.000 euro moest betalen en/of dit geldbedrag diende af te leveren op de [adres 2] in Amsterdam en/of dat indien die [slachtoffer] niet zou betalen voornoemde [slachtoffer] en/of zijn familie zouden worden vermoord, althans woorden van gelijke strekking of dreigende aard.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 22 oktober 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen.
De officier van justitie, mr. A.M. Janssen, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Medeverdachte [medeverdachte] is de ex-vrouw van [betrokkene 1]. [betrokkene 1] is de neef van aangever [slachtoffer]. [2] Medeverdachte [medeverdachte] is van mening dat zij recht heeft op €10.000,- van (de familie van) [slachtoffer]. Zij heeft al enige tijd van [slachtoffer] geprobeerd dit geld te krijgen. [3]
Op 3 juli 2013 was [slachtoffer] met zijn vrouw thuis in Ede. Omstreeks 19.49 uur ontving hij een sms-bericht in de Turkse taal, afkomstig van nummer [telefoonnummer], waarin stond (vertaald): ‘Broer wil jij ons bellen. [alias].’ [4] Het sms-bericht was afkomstig van een pre-paid telefoon van medeverdachte [medeverdachte] en was ook door haar opgesteld. [5]
[slachtoffer] belde naar het nummer waarvan het sms-bericht afkomstig was. [6] Toen [medeverdachte] gebeld werd door [slachtoffer], vroeg ze aan verdachte of hij de telefoon op wilde nemen en het geld wilde vragen. [7] Dit, omdat ze dacht dat de stem van een man meer indruk zou maken. [8] Verdachte nam de telefoon op en zei tegen aangever dat hij, [slachtoffer], € 10.000,- moest geven aan [medeverdachte]. [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het primair en subsidiair tenlasteglegde feit omdat de bedreiging niet bewezen kan worden. Niet bewezen kan worden dat [verdachte] zich in het telefoongesprek heeft voorgesteld als huurmoordenaar en dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd dan wel heeft afgeperst. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] ontkennen dit gedeelte van het gesprek. Daar komt bij dat [slachtoffer] zelfs heeft gepoogd zijn aangifte in te trekken. Het zou gaan om een familieprobleem en de bedreigingen waren toch niet zo ernstig. In een telefoongesprek tussen [betrokkene 1] en [slachtoffer], zegt [slachtoffer]: ‘Ja en zei van iedereen kent mij hier… en als jullie niet geven als ik beginnen aan dinges.. ehmm.’ Daarbij zegt hij dat hij de helft niet heeft verstaan van het gesprek door het schelden. Daaruit blijkt niets van een huurmoordenaar. Waarschijnlijk was aangever geïrriteerd over het lastigvallen.
Beoordeling door de rechtbank
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat in het telefoongesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer] door [verdachte] is gezegd dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd door (onder meer) te zeggen dat hij [alias] heette en dat hij een huurmoordenaar was. De rechtbank acht het volgende van belang.
Medeverdachte [medeverdachte] had aan verdachte [verdachte] gevraagd om het telefoongesprek met [slachtoffer] te voeren. [medeverdachte] gaf haar telefoon aan [verdachte] en bleef bij dit telefoongesprek aanwezig. [10] Medeverdacht [medeverdachte] had (in haar SMS-bericht aan [slachtoffer]) de naam [alias] bedacht. [11] Zij is degene geweest die tegen [verdachte] zei dat hij de naam [alias] moest gebruiken. [12] De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] dit deed als extra pressiemiddel. [medeverdachte] wilde [slachtoffer] immers bang maken, zodat hij het geld zou betalen. [13]
[slachtoffer] verklaarde in zijn aangifte: 'Ik begreep al snel dat het geen grap was omdat hij ([alias]) zei: ‘Ik ben ingehuurd door [medeverdachte] en jullie zijn 10.000 euro schuldig aan haar.’ Het geld moest ik vandaag of morgen afgeven. Nadat ik aan hem had gevraagd hoe hij heette, noemde hij dus zijn naam en zei hij dat hij een beroemde moordenaar was in Amsterdam. Hij vertelde verder dat iedereen hem kende in Amsterdam. Ook moest ik het geld daar heen brengen. Ik vroeg waar het geld naartoe moest worden gebracht en [alias] noemde het adres [adres 2]. (..) Door de toon en wat er was gezegd schrok ik ontzettend. Ik was helemaal onder de indruk. (..) De 10.000 euro moest ik naar Amsterdam brengen. (..) Als ik het geld niet zou brengen dan ‘vermoord ik jou’. ‘Daarna gaat het beginnen en ga ik ook jouw familie vermoorden.’ [14]
Op 9 juli 2013 belde [slachtoffer] naar [betrokkene 1]. [15] In dit gesprek zei [slachtoffer]:
(..) Dinges.. iemand heeft mij gebeld en zei van er schijnt een kwestie te zijn- heeft mij als huurmoordenaar ingehuurd, je moet het geld betalen binnen 1 à 2 dagen en anders kom ik naar je toe. (..) Zegt van een man in de arm genomen.. ene [alias] (..)
Hij gaf me zijn adres en zijn telefoon, zeggende van dat iedereen hem kent, dat hij aldaar bekend is bij een iedereen dat hij een beruchte moordenaar is. (..) Maar hij zei dus van [medeverdachte] heeft mij ingehuurd. [16] De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] op dat moment niet op de hoogte was van het feit dat zijn telefoon werd getapt. Hij dacht dus vrijuit te kunnen spreken met zijn neef en vertelde hetzelfde als hetgeen hij bij zijn aangifte verklaard had.
De vrouw van [slachtoffer] was in de keuken bezig op het moment van het telefoongesprek. Zij verklaarde bij de politie dat zij hoorde dat er gesproken was over de [adres 2] in Amsterdam. Meteen na het gesprek vertelde [slachtoffer] tegen haar dat de naam van [medeverdachte] was genoemd en dat er gesproken was over een bedrag van € 10.000,-. [17]
Uit vorenstaande blijkt dat verdachte en zijn medeverdachte [slachtoffer] bang wilden maken om hem zo te bewegen om het bedrag van € 10.000,- aan medeverdachte te betalen. Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de bedreigende woorden zoals verdachte tenlastegelegd bewezen. Met name de details uit het telefoongesprek tussen verdachte en [slachtoffer] die door de vrouw van [slachtoffer] zijn genoemd, maken aannemelijk dat het gesprek een inhoud heeft gehad als door [slachtoffer] is verklaard. Uit het feit dat [slachtoffer] naar de politie is gegaan, blijkt verder dat hij bang was. Dit wordt ondersteund door het telefoongesprek dat hij vrij snel na het gesprek had met zijn neef [betrokkene 1]. Het feit dat [slachtoffer] op een later moment de aangifte in wil trekken en dat hij in een ander telefoongesprek niet zo specifiek op de bedreiging in gaat, doet hier niet aan af.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
primairtenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 3 juli 2013 tot en met 7 juli 2013 te Ede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 10.000 euro, toebehorende aan [slachtoffer] zich heeft voorgedaan als [alias] en daarbij die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij een huurmoordenaar was, ingeschakeld door [medeverdachte] en dat die [slachtoffer] vandaag of morgen 10.000 euro moest betalen en dit geldbedrag diende af te leveren op de [adres 2] in Amsterdam en dat indien die [slachtoffer] niet zou betalen voornoemde [slachtoffer] en/of zijn familie zouden worden vermoord, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit:
‘Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 76 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts tot het verrichten van 100 uren werkstraf subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaat verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 2 oktober 2013; en
 een voorlichtingsrapportage van Stichting Reclassering Nederland, d.d. 24 september 2013, betreffende verdachte;
 een voorlichtingsrapportage van Stichting Reclassering Nederland, d.d. 16 juli 2013, betreffende verdachte;
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte] geprobeerd om [slachtoffer] af te persen voor een bedrag van € 10.000,-.
Een dergelijk feit kan zeer beangstigend zijn voor het slachtoffer. Vast staat dat dit een ernstig strafbaar feit is. De rechtbank neemt echter in overweging dat verdachte en zijn medeverdachte dit feit ogenschijnlijk hebben gepleegd zonder over de gevolgen na te denken. Verdachte is gearresteerd en heeft 15 dagen in voorarrest gezeten. Dit heeft een behoorlijke impact gehad. Gelet op vorenstaande, in combinatie met het feit dat verdachte first offender is, maakt dat de rechtbank tot een lagere straf komt dan geëist door de officier van justitie. De rechtbank acht een (voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 45, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 60 (zestig) dagen niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. S. Brinkhoff, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 november 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de regiopolitie Gelderland-Midden, district Arnhem Veluwezoom, opgemaakte proces-verbaal, registratienummer PL074L 2013070687, gesloten op 9 augustus 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 92 (regel 35).
3.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte], p. 53 (één na laatste alinea).
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 91 (2e en 3e alinea en 4e alinea, één na laatste en laatste regel).
5.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte], p. 45 (regel 13 t/m 25-26).
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 91 (laatste alinea, p. 92, regel 1 t/m 3).
7.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
8.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
9.Proces-verbaal van aangifte, p. 92 (2e t/m 11e regel).
10.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
11.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte], p. 45 (regel 14-15, 17).
12.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte], p. 45 (regel 31-32).
13.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte], p. 45 (7e regel van onder).
14.Proces-verbaal van aangifte, p. 92, voor zover hiervoor weergegeven.
15.Een schriftelijk bescheid, zijnde een uitgewerkt tapgesprek, p. 109.
16.Een schriftelijk bescheid, zijnde een uitgewerkt tapgesprek, p. 109-110, voor zover hiervoor weergegeven.
17.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige], p. 114 (regel 6-7, regel 10, regel 14 en regel 17).