Uitspraak
Kijkshop B.V.
1.De procedure
2.De feiten
“Je zal hierin een leidinggevende rol moeten gaan spelen” “Nu weer een half jaar later ziet ik eerder stappen terug als vooruit. (…) wat gaan we afspreken.??” “… en ik vind je juist te reactief.” “Constatering is dat je weinig zichtbaar bent, opvolging van mail is traag of niet als men contact met je zoekt. De rol van roerganger komt niet uit de verf.” “De menselijke / relationele kant zal beter ontwikkelt moeten worden om de roerganger te worden. Na 22 maanden is dat nog niet het beeld wat ik terug zie en terug gekoppelt krijg.” “Wil je wel pro-actief zijn en de KIJKSHOP Operations club verder helpen?” “Lastig met je samen te werken omdat je wel een spil functie bekleedt, maar er weinig van je uitgaat.”
“(…) Hierbij het verhaal van dinsdag 7 mei over het bezoek van [werknemer]. Dinsdagmiddag 7 mei werd ik eerst door jou gebeld of [werknemer] bij ons was. Ik vertelde je toen dat hij niet hier was en dat ik hem ook niet had gezien. Vervolgens belt [werknemer] mij vanuit de auto op en zei dat hij twintig minuten in de winkel had rondgelopen. Hij vond dat er wel erg weinig mensen voor de schermen waren en dat de pallets bijgevuld moesten worden. (…)”
“[persoon X] heeft [werknemer] bij binnenkomst gevraagd plaats te nemen en gezegd iets met hem te willen bespreken. [persoon X] gaf aan dat na het telefonisch contact op 7-5-2013 met [werknemer] hij met vraagtekens was blijven zitten en er inmiddels een paar zaken waren gecontroleerd. [persoon X] heeft [werknemer] uitgelegd dat hij aan mij ([persoon Z] – ktr) heeft gevraagd de camerabeelden te controleren van 7-5-2013 voor filiaal 1022, waarmee mijn aanwezigheid aan [werknemer] werd verklaard. (…)[persoon X] geeft aan dat inmiddels wel duidelijk is dat [werknemer] niet in 1013 is geweest. Op de vraag of hij wel in filiaal 1022 is geweest komt na kort nadenken het volgende antwoord: Ik ben op die dag niet in dit filiaal geweest. Op de vraag of [werknemer] op 26-4 de dag voor zijn vakantie, wel in filiaal 1033 is geweest zegt [werknemer] dat hij ook dat filiaal niet heeft bezocht. [werknemer] geeft aan problemen te hebben en dat dit de eerste dag was waarop hij echt problemen had. [persoon X] geeft aan eerder al hulp te hebben aangeboden en refereert naar de beoordelings en functioneringsgesprekken welke eerder hebben plaatsgevonden.(…)”
“Hierbij bevestigen wij het gesprek dat op 10 mei 2013 heeft plaatsgevonden tussen jou, [voornaam] [persoon X] (COO Kijkshop B.V.) en [persoon Z] (Coördinator Interne Controle). In dit gesprek heb je bekend de afgelopen tijd meerdere keren niet aan het werk te zijn geweest terwijl je eerder, conform de vastgestelde afspraken in jouw agenda, wel verklaarde aan het werk te zijn. In ieder geval voorafgaand aan jouw vakantie op vrijdag 26 april j. en op dinsdag 7 mei jl. was dit niet het geval.
“Het gesprek dat wij vanmorgen hadden, heeft mij erg aangegrepen. Ik ben het niet eens met de schorsing en hecht er aan je hierbij nogmaals mijn visie te geven. Omdat ik zelf niet goed in staat ben om mijn verhaal goed te verwoorden, heb ik hulp van een vriend om het onderstaande op papier te zetten. Je hebt mij verweten dat ik twee maal niet bij een filiaal geweest ben: op vrijdag 26 april jl. ging het om een filiaal in Amsterdam (..) Ik ben die dag voor een zware behandeling bij de tandarts geweest, die tot aan het begin van de middag duurde. Ik kon mij erna – (…) er niet meer toe zetten om vanuit Geldermalsen nog naar Amsterdam af te reizen. Het tweede geval betrof het feit dat ik dinsdag 7 mei jl. niet in een filiaal in Utrecht geweest ben. Ik was die dag niet mezelf en ben toen in de Utrechtse binnenstad geweest, zonder het filiaal te hebben bezocht. …
“(…) hierbij reageer ik namens mijn partner, [voornaam werknemer][werknemer], op uw brief van 10 mei 2013. [werknemer] is volledig ingestort en niet in staat om zelf op uw brief te reageren. [werknemer] is het niet eens met de schorsing en zeker niet met het feit dat hij is geschorst zonder behoud van loon. Ik verwijs u in dat kader naar de mail die [werknemer] u afgelopen vrijdag zond. (…) [werknemer] heeft zich middels laatstgenoemde mail ziek gemeld. Momenteel is hij tot niets in staat. Om medische redenen is hij morgen niet in staat om op zijn werk en dus de afspraak van 9:00 uur te verschijnen. [werknemer] is ziek en wil graag zo spoedig mogelijk worden gezien door de bedrijfsarts (…)”
Naar aanleiding van het gesprek dat op 10 mei 2013 heeft plaatsgevonden tussen u, [voornaam] [persoon X] (ondergetekende) en [persoon Z] (Coördinator Interne Controle) bent u geschorst zonder behoud van loon gedurende de periode van besluitvorming. Daar u een functie binnen het Management Team bekleedt, was overleg met het KIN Group Management vereist. Inmiddels heeft er overleg met[naam eigenaar] (eigenaar KIN Group) en de overige leden van de Zweedse directie plaatsgevonden. Middels deze brief delen wij u mee dat u per direct, 13 mei 2013, op staande voet bent ontslagen op basis van de aan ons gegeven bevoegdheid in het Burgerlijk Wetboek (art. 7:678).
“Er is sprake van langdurig overwerkt zijn. Ik heb een gegeneraliseerde angststoornis gediagnosticeerd. Op 7 mei 2013 resulteerde dit in een acute stress-stoornis, waarbij met name de symptomen vermindering van het zich bewust zijn van zijn omgeving, depersonalisatie, en dissociatieve amnesie (niet in staat zijn zich een belangrijk aspect van de gebeurtenis te herinneren) pregnant aanwezig bleken. Derhalve kan er geen sprake zijn van een bewuste leugen tegenover zijn meerdere. Er is sprake van verregaande psychische ontregeling door langdurig overwerkt zijn. Dat de negatieve reactie van zijn werkgever – op staande voet ontslag – verder traumatiserend heeft gewerkt moge duidelijk zijn.”
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
- zijn gedrag als zodanig op 7 mei 2013. Kijkshop is[werknemer] juist gaan bellen omdat hij op filiaal bezoek was terwijl zijn aanwezigheid op het hoofdkantoor met het oog op de reorganisatie en presentatie op vrijdag 10 mei 2013 zeer voor de hand lag;
- de door[werknemer] ter zitting gegeven beschrijving van de paniekaanval die hij kreeg toen hij op 7 mei 2013 op weg was naar filiaal 1022. Deze is gedetailleerd;
- het feit dat er (in elk geval sinds het functioneringsgesprek met[werknemer] in november 2012) stevige kritiek is op zijn functioneren (r.ov. 2.3.);
- zijn op 10 mei 2013 tegenover [persoon X] blijkbaar (zie het verslag van [persoon Z] onder r.ov. 2.13) gedane mededeling dat zijn gedrag verband houdt met problemen die hij ervaart;
- zijn verklaring/e-mail van 10 mei 2013 aan [persoon X] (r.ov. 2.16) en
- de verklaringen van de verzekeringsgeneeskundige en psycholoog (r.ov. 2.21 en 2.22) die erop neerkomen dat de leugens van[werknemer] verband houden met zijn ‘burn out’ en dat hem van die leugens daarom geen of in mindere mate een verwijt kan worden gemaakt.