ECLI:NL:RBGEL:2013:4242

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 oktober 2013
Publicatiedatum
31 oktober 2013
Zaaknummer
13/5620 en 13/5622
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit gemeenteraad tot beschikbaarstelling investeringskrediet voor multifunctioneel activiteitencentrum niet als besluit in de zin van de Awb aangemerkt

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 18 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Proo en de raad van de gemeente Heerde. De zaak betreft een besluit van de gemeenteraad om een investeringskrediet beschikbaar te stellen voor de realisatie van een multifunctioneel activiteitencentrum (MFA) in Heerde Oost. Verzoekster, Stichting Proo, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het besluit van de gemeenteraad niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat het bezwaar van verzoekster terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het raadsbesluit niet gericht is op extern rechtsgevolg en geen wijziging brengt in de publiekrechtelijke rechtsverhouding van verzoekster. De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden binnen zes weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team bestuursrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummers: AWB 13/5620 (hoofdzaak) en AWB 13/5622 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de voorzieningenrechter ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van in het geding tussen
Stichting Proo, verzoekster,
gevestigd te Harderwijk, vertegenwoordigd door mr. F.J.J.M. Janssen,
en
de raad van de gemeente Heerde, verweerder.

1.Aanduiding bestreden besluit

Besluit van verweerder van 15 juli 2013.

2.Procesverloop

Bij raadsbesluit van 4 maart 2013 (verder: het raadsbesluit) heeft verweerder besloten:
1. in te stemmen met het haalbaarheidsonderzoek definitiefase en voorlopig ontwerp van de MFA Heerde Oost;
1a. voor de omvang en functionaliteit van de binnensportvoorziening (gymzaal), gehoord de
commissie Samenleving van 12 februari 2013, te kiezen voor optie A2 conform bijlage 8;
2. een investeringskrediet beschikbaar te stellen van € 12.680.394 (inclusief grond) ten behoeve van de realisatie van MFA Heerde Oost;
3. de exploitatiekosten van het functionele ontwerp van € 576.000 te dekken uit de huuropbrengsten, vrijvallende middelen van de huidige locaties en de opgenomen stelpost nieuwbouw MFA’s/achterstallig onderhoud;
4. in te stemmen met de gemaakte afspraken met de Vereniging Dorpshuis Heerde over o.a. de verwerving van het dorpshuis en de kavel grond kadastraal bekend gemeente Heerde, sectie K, nr. 7875 en hiertoe eenmalig een subsidie/bijdrage te verlenen van maximaal € 580.000 ten behoeve van de inrichting van het theater en de multifunctionele en semi-multifunctionele ruimten van de MFA en aflossing van de huidige hypotheek van het dorpshuis. Dit bedrag ten laste te brengen van de voorziening onderhoud scholen;
5. in te stemmen met de conclusies van het verkeersonderzoek MFA Heerde Oost en de daarin opgenomen adviezen en deze adviezen, in nader overleg met de omwonenden en andere betrokkenen, uit te voeren. Ten behoeve van de verkeersmaatregelen aan onder andere de Vicarielaan het hiervoor, op de investeringslijst 2014 gereserveerde bedrag van € 400.000, aan te wenden. De overige maatregelen (herinrichting van de Van Meurslaan en de Griftstraat en het opwaarderen van de parkeerplaats aan de Marktstraat) te dekken uit het beschikbaar te stellen krediet voor de grondexploitatie MFA Heerde Oost;
6. in te stemmen met de tijdelijke huisvesting van het dorpshuis, de Parkschool en de bibliotheek in respectievelijk De Rhijnsberg, de Willem Alexanderschool en de Spreng. De geraamde kosten van de tijdelijke huisvesting ad € 107.500 ten laste te brengen van de voorziening onderhoud scholen;
7. voor de inrichting van de gymzaal een bedrag beschikbaar te stellen van € 60.000 en dit bedrag ten laste te brengen van de voorziening onderhoud scholen;
8. ten aanzien van de grondexploitatie locatie MFA Heerde Oost:
 een krediet van € 3.005.919 beschikbaar te stellen voor de uitvoering van de grondexploitatie, onder intrekking van het in september 2006 beschikbaar gestelde krediet voor de verwerving van de grond van € 1.055.000, en de kosten te dekken uit de betreffende grondexploitatie;
 het gecalculeerde verlies van deze grondexploitatie van € 1.009.105 te dekken uit de geblokkeerde Algemene Reserve;
 het renteverlies van de onttrekking uit de geblokkeerde Algemene Reserve (4% x € 1.009.105) ad € 40.364 te dekken uit de besparing van € 49.000 tussen de oorspronkelijke gecalculeerde exploitatiedekking in de begroting (€ 625.000) en de gecalculeerde exploitatielasten van de MFA Heerde Oost (€ 576.000).
Tegen het raadsbesluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij het in rubriek 1 genoemde besluit heeft verweerder, onder meer en voor zover hier van belang, het door verzoekster tegen het raadsbesluit gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Hiertegen heeft verzoekster beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is behandeld ter zitting van 11 oktober 2013. Verzoekster is vertegenwoordigd door B.J.R. Redder, directeur van verzoekster, bijgestaan door mr. F.J.J.M. Janssen, werkzaam bij OSG Advies B.V. te Sint-Oedenrode. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door P. Oosterhof, bijgestaan door mr. W.E.M. Klostermann, advocaat te Zwolle.

3.Overwegingen

De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Ten aanzien van de hoofdzaak
Verzoekster vormt onder meer het bestuur van de openbare basisscholen in de gemeente Heerde. Een van die basisscholen is De Horsthoek.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het raadsbesluit niet is gericht op (extern) rechtsgevolg en derhalve geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen op grond van de Awb rechtsgeldig bezwaar kan worden gemaakt. Volgens verweerder beoogt het raadsbesluit niet een wijziging te brengen in de publiekrechtelijke rechtsverhouding die voor De Horsthoek geldt. Het raadsbesluit brengt geen verandering in bestaande rechten, plichten of bevoegdheden van verzoekster. De daartoe noodzakelijke procedure(s) op grond van de Wet op het primair onderwijs (hierna: de Wpo) is/zijn (nog) niet gevoerd. Er is bij het raadsbesluit een huisvestingsvoorziening toegekend noch afgewezen. Wanneer er wel wijzigingen in de rechtsverhouding, zoals die nu voor De Horsthoek geldt, door het bestuursorgaan worden gebracht, zal dat volgens verweerder gepaard dienen te gaan met de in de Wpo voorgeschreven procedure(s). Die besluitvorming, welke op de voorgeschreven wijze dient te worden voorbereid, is, in tegenstelling tot het raadsbesluit, daarentegen wel vatbaar voor bezwaar en beroep, aldus verweerder. Volgens verweerder behelst het raadsbesluit (enkel) het besluit tot instemming met een haalbaarheidsonderzoek naar een multifunctionele accommodatie (in Heerde Oost) (hierna: de MFA) alsmede het besluit tot beschikbaarstelling van investeringskrediet.
Verzoekster betoogt dat onderdeel 2 van het raadsbesluit wel een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is. Zij voert daartoe aan dat, nu gelden worden besteed aan het realiseren van ruimte in de MFA ten behoeve van De Horsthoek, deze gelden niet op een andere wijze ten behoeve van De Horsthoek, zoals voor de renovatie van het huidige gebouw, kunnen worden besteed. Verder stelt verzoekster dat het raadsbesluit tot realisatie van de MFA de directe grondslag is van het verzoek aan gedeputeerde staten van Gelderland op grond van artikel 110, tweede lid, van de Wpo. Tot slot betoogt verzoekster dat door het creëren van ruimte in de MFA voor De Horsthoek bij elk toekomstig verzoek van verzoekster voor voorzieningen in de huisvesting van De Horsthoek verwezen zal kunnen worden naar de geschikte en leegstaande ruimte in de MFA.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in beroep uitsluitend in geschil is of onderdeel 2 van het raadsbesluit een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is.
De voorzieningenrechter overweegt dat een beslissing rechtsgevolg heeft, indien zij er op is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel de juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 januari 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC3065.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is onderdeel 2 van het raadsbesluit geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Daartoe wordt overwogen dat dit onderdeel van het raadsbesluit geen wijzigingen in de rechten of verplichtingen van De Horsthoek tot gevolg heeft. Immers door de feitelijke realisering van de MFA wordt De Horsthoek niet verplicht haar huidige gebouw te verlaten dan wel haar intrek in de MFA te nemen. Verder valt, ander dan verzoekster betoogt, niet in te zien dat onderdeel 2 van het raadsbesluit een besluit op grond van een of meerdere bepalingen van afdeling 3 “Voorziening in de huisvesting” van hoofdstuk I, titel IV, van de Wpo inhoudt.
Het betoog van verzoekster faalt. Verweerder heeft het bezwaar van verzoekster tegen het raadsbesluit terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorziening
Gegeven de hierna weer te geven beslissing in de hoofdzaak, bestaat er in dit geval geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb.

4.Beslissing

De voorzieningenrechter
Ten aanzien van de hoofdzaak:
verklaart het beroep ongegrond;
Ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorziening:
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Uitgesproken in het openbaar op
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's Gravenhage.
Hoger beroep staatnietopen voor zover is beslist op het verzoek om voorlopige voorziening.
Verzonden op: