ECLI:NL:RBGEL:2013:4198

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 oktober 2013
Publicatiedatum
30 oktober 2013
Zaaknummer
05/801149-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van kinderen door vader met een riem

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 30 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van mishandeling van zijn kinderen. De verdachte werd verweten dat hij zijn kinderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], met een riem had geslagen en met zijn voeten op de rug van [slachtoffer 1] had gestaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 16 juli 2013 de verdachte zijn kinderen meermalen met een riem heeft geslagen, wat door getuigen en forensische rapporten werd bevestigd. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen dat de mishandeling gedurende een langere periode had plaatsgevonden of dat de verdachte met zijn voeten op de rug van [slachtoffer 1] had gestaan.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling van zijn kinderen, maar niet aan alle tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 167 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die als licht verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder ambulante behandeling en een contactverbod met de kinderen, zolang de reclassering dit noodzakelijk achtte. De rechtbank benadrukte de ernst van kindermishandeling en de impact daarvan op de slachtoffers, en besloot dat de verdachte onder toezicht van de reclassering moest blijven om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/801149-13
Datum zitting : 23 oktober 2013
Datum uitspraak : 30 oktober 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op :[geboortedatum],
thans gedetineerd in [adres].
raadsman : mr. F. Janzing, advocaat te Wijchen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Kort gezegd wordt verdachte verweten dat hij zijn kinderen[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een riem of ander voorwerp heeft geslagen. En verder dat hij met zijn voeten op de rug van[slachtoffer 1] heeft gestaan of gedrukt. [1]

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 23 oktober 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. F. Janzing, advocaat te Wijchen.
De officier van justitie, mr. C.Y. Huang, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [2]
De rechtbank acht op basis van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten[verbalisant 1] en [verbalisant 2], de rapportage van forensisch arts [forensisch arts] en de verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn kinderen[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 16 juli 2013 meerdere keren met een riem heeft geslagen.
Verdachte zegt dat hij beide kinderen, eerst [slachtoffer 2] en vlak daarna[slachtoffer 1], met een pollepel heeft geslagen. Dat dit met een pollepel is gebeurd gelooft de rechtbank niet. De letsels van [slachtoffer 2] passen volgens de forensische arts wel bij het slaan met een riem en niet bij het slaan met een pollepel. Ook [slachtoffer 2] zelf heeft verklaard dat ze met een riem is geslagen. Bovendien hebben de verbalisanten gezien dat[slachtoffer 1] met een soort van zweep werd geslagen. Omdat zowel verdachte als zijn vriendin verklaren dat eerst [slachtoffer 2] werd geslagen en meteen daarna[slachtoffer 1] en nergens uit blijkt dat twee voorwerpen zijn gebruikt, gaat de rechtbank ervan uit dat ook [slachtoffer 2] met de riem is geslagen. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tussen januari en juli 2013 vaker heeft geslagen met een riem of een ander voorwerp. In het dossier is daarvoor geen bewijs te vinden.[slachtoffer 1]
heeft tegen zijn pleegvader weliswaar gezegd dat hij thuis geslagen werd door zijn vader. Maar dat is nog geen bewijs van slaan met een riem of ander voorwerp in de periode die in de tenlastelegging wordt genoemd.
Datzelfde geldt voor de verklaring van de lerares van[slachtoffer 1] dat hij op school verteld zou hebben dat hij een klap had gehad en een blauwe plek liet zien.
Er is ook onvoldoende overtuigend bewijs dat verdachte[slachtoffer 1] heeft mishandeld door met zijn voeten op de rug van[slachtoffer 1] te gaan staan of met zijn voeten erop te drukken.[verbalisant 1]
en [verbalisant 2] verklaren dat zij hebben gezien dat verdachte met zijn voeten[slachtoffer 1] naar zich toe sleepte en met zijn voeten op de rug van[slachtoffer 1] ging staan en dat verdachte zich daarna van de bank af liet glijden en met zijn voeten op[slachtoffer 1] bleef staan. Uit hun verklaring kan de rechtbank niet opmaken wat er precies is gebeurd en of[slachtoffer 1] daarvan pijn of letsel had. Daarom is er geen bewijs voor mishandeling door met de voeten op[slachtoffer 1] te gaan staan of drukken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 16 juli 2013 te Lent, gemeente Nijmegen, telkens opzettelijk
mishandelend zijn kinderen, te weten [slachtoffer 1]
(zoon, geboren [geboortedatum]) en [slachtoffer 2]
(dochter, geboren [geboortedatum]), meermalen, met een riem,
heeft geslagen, waardoor dezen letsel hebben bekomen en pijn
hebben ondervonden;

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos, een verplichte klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken en een meldplicht alsook een contactverbod met de vier kinderen [verdachte], zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte het feit heeft gepleegd mede onder invloed van een overdosering van medicatie. Om die reden zou ook de conclusie van de psychiater en psycholoog dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is, opgeschaald moeten worden nu de deskundigen geen rekening gehouden hebben met de overdosering van de medicatie.
Voorts blijkt uit het dossier dat verdachte een rustig man is en dient rekening gehouden te worden met de lange duur die verdachte reeds, gelet op het verwijt en zijn geschiedenis, in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Verdachte wil zo snel mogelijk naar huis.
Het opleggen van een kortdurende klinische opname is niet nodig nu de deskundigen daarover niets vermelden en reeds genoeg bekend is over de psyche van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 18 juli 2013;
 een reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, d.d. 30 september 2013, betreffende verdachte;
 een multidisciplinair rapport van drs. [klinisch psycholoog], klinisch psycholoog, gedateerd 25 september 2013 en van dr. [psychiater], psychiater, gedateerd 6 oktober 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zijn dochter en zoon, destijds respectievelijk 9 en 6 jaar oud, meermalen geslagen met een riem.
Kindermishandeling is een zeer ernstige vorm van mishandeling. De verdachte heeft hiermee de psychische en lichamelijke integriteit van zijn kinderen in ernstige mate geschonden. Kinderen van deze leeftijd behoren door hun ouders beschermd te worden en in een veilige omgeving op te groeien. Zij zijn volledig afhankelijk van hun ouders. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke delicten ook op de lange termijn nog nadelige psychische gevolgen van dergelijk handelen kunnen ondervinden.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij, gelet op de inhoud van de rapportages van de psychiater en psycholoog, als licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Bij verdachte is sprake van een aanpassingsstoornis met gemengde kenmerken van emotie en gedrag en tevens is sprake van persoonlijkheidsproblematiek met trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis.
Uit de conclusie van het psychiatrisch rapport volgt dat rekening is gehouden met de overdosering van de medicatie van verdachte, die ontremmend kan hebben gewerkt. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de inhoud van de conclusies en neemt deze over.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van 167 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden is. De voorwaardelijke straf is bedoeld dat verdachte in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten gaat plegen. De rechtbank acht oplegging van de voorwaardelijke straf en de langere proeftijd van belang nu in de deskundigenrapportages staat dat de mishandeling van zijn kinderen geen daad is die volledig impulsief heeft plaats gevonden. Verdachte heeft beschreven hoe hij beide kinderen als het ware ‘verhoort’ en als beide kinderen ontkennen, krijgen ze klappen. Ook een cultureel aspect moet hierbij betrokken worden. De recidiverisico verhogende factoren bestaan erin dat verdachte neigt tot bagatelliseren en externaliseren. Ondanks dat hij dichtbij de hulpverlening zat is het toch mis gegaan en er is sprake van een zorgelijke socio-economische situatie.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden verbinden dat verdachte verplicht ambulant behandeld wordt bij Kairos in verband met zijn psychische problematiek, zich houdt aan een meldplicht en verder legt de rechtbank verdachte een contactverbod op met zijn vier kinderen [slachtoffer 2],[slachtoffer 1], [kind3] en[kind4], zolang de reclassering dit nodig vindt. De rechtbank acht een kortdurende klinische opname niet aangewezen nu voldoende bekend is over verdachtes psychische problematiek.
De rechtbank zal bevelen dat de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn nu de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gelet op de duur van de reeds door verdachte ondergane voorlopige hechtenis zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 27, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 167 (honderdzevenenzestig) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 60 (zestig) dagen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich onder ambulante behandeling zal stellen van Forensische polikliniek Kairos Nijmegen of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn aanpassingsstoornis met gemengde kenmerken van emotie en gedrag en voor zijn persoonlijkheidsproblematiek met trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Veroordeelde zal zich daarbij houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar en/of de reclassering zullen worden gegeven;
5. op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met zijn kinderen [slachtoffer 2] ([geboortedatum]), [slachtoffer 1] ([geboortedatum]), [kind3] ([geboortedatum]) en [kind4] ([geboortedatum]), indien en voor zover en zolang de reclassering dit, in overleg met de Raad voor de Kinderbescherming, noodzakelijk acht. De verblijfplaats van de kinderen is bekend bij Bureau Jeugdzorg Gelderland (gezinsvoogd mevrouw [gezinsvoogd]);
6. zich binnen twee dagen na vrijlating meldt bij de reclassering op het adres Nieuwe Oeverstraat 65, 6811 JB Arnhem. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Aldus gewezen door:
mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. R.M. Maanicus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 oktober 2013.
BIJLAGE I
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari
2013 tot en met 16 juli 2013 te Lent, gemeente Nijmegen, (telkens) opzettelijk
mishandelend (een van) zijn kind(eren), althans een (of meer)
persoon/personen, te weten [slachtoffer 1] (zoon, geboren [geboortedatum]
) en/of [slachtoffer 2] (dochter, geboren [geboortedatum]),(telkens)
meermalen, althans eenmaal, met een riem, althans met een (soortgelijk)
voorwerp heeft geslagen en/of (vervolgens/daarbij) met zijn voet(en) op de rug
van dat kind/die kinderen is gaan staan, althans zijn voet(en)(met kracht) op
de rug van dat/die kind(eren) heeft gedrukt, waardoor deze(n) (telkens) letsel
heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
BIJLAGE II
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat.
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, Flex recherche Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2013069309, gesloten op 20 augustus 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
De bewijsmiddelen zijn, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en[verbalisant 1], p. 58, 59:
Op 16 juli 2013 kregen wij een melding om te gaan naar de [adres] binnen de gemeente Nijmegen. Wij zagen een manspersoon die op de bank zat. Voor de man lag op de grond een kindje. Wij zagen dat de manspersoon slaande bewegingen maakte in de richting van het kind. Wij zagen dat de manspersoon het kind hard raakte met een soort van zweep. Ik,[verbalisant 1], hoorde een harde klets/klap wanneer het slagvoorwerp het kind raakte. Ik hoorde het kind na een slag een kreunend geluid maken.
Ik, verbalisant[verbalisant 1], ging met het oudste meisje in gesprek. Toen het meisje haar shirt omhoog deed zag ik een afdruk welke bestond uit een inwendige bloeduitstorting in de vorm van een riem. Het meisje vertelde dat papa een riem had gebruikt en die terug had gestopt in de broek die aan de leuning van de trap hing. Het meisje liet mij de riem zien. Nadat ik de riem uit de broek had gehaald was ik deze aan het oprollen in mijn handen. Ik keek hierbij naar de vrouw en het kind. Het meisje riep: ‘nee, niet slaan, niet slaan’.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 oktober 2013:
Ik heb op 16 juli 2013 in mijn woning in Lent mijn zoon [slachtoffer 1] en mijn dochter [slachtoffer 2] op de rug geslagen. [slachtoffer 2] heb ik twee keer geslagen.
Het proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 43, 44, 45:
Ik heb op 16 juli 2013 eerst [slachtoffer 2] geslagen en vlak daarna[slachtoffer 1].
Het schriftelijk bescheid zijnde de geneeskundige verklaring van [slachtoffer 2], p. 219:
[slachtoffer 2] is geboren op [geboortedatum].
Het schriftelijk bescheid zijnde de geneeskundige verklaring van [slachtoffer 1], p. 220:
[slachtoffer 1] is geboren op [geboortedatum].
Het schriftelijk bescheid zijnde de rapportage van[forensisch arts], forensisch arts, d.d. 16 oktober 2013, aangaande [slachtoffer 2], p. 24:
Datum onderzoek: 16 juli 2013.
De mogelijke toedracht van het slaan met de inbeslaggenomen riem vormt zeer wel mogelijk een passende verklaring voor de bij [slachtoffer 2] vastgestelde letsels.
Het schriftelijk bescheid zijnde de rapportage van[forensisch arts], forensisch arts, d.d. 16 oktober 2013, aangaande [slachtoffer 1], p. 18:
Datum onderzoek: 16 juli 2013.
De bij[slachtoffer 1] vastgestelde onderhuidse bloeduitstortingen zijn het gevolg van een herhaald uitwendig inwerkende botsende kracht met of door een (deel van een) stomp, meest waarschijnlijk (deels) flexibel voorwerp.

Voetnoten

1.De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
2.De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.