Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 5 juni 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 1 juli 2013.
2.De feiten
accon avm accountants BV” en daaronder, voor zover hier van belang, de specificatieregels “
het verzorgen van uw financiële administratie(…)” en “
het verzorgen van uw belastingaangifte(…)”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
voor de beoordeling van het verwijt van [eiser] beslissend is en blijft of er voor hem een bruikbaar alternatief was”. In het kader van het “
bruikbaar alternatief” stelt Accon Belastingadvies dat de inbreng in een besloten vennootschap wel intern bij haar is besproken, maar dat geconcludeerd werd dat dit de bank op de gedachte had kunnen brengen dat er een latente belastingclaim zou liggen waardoor een verdere financiering moeilijk zou kunnen worden verkregen. Om die reden zou [eiser] deze optie niet zijn voorgehouden. Deze stelling is echter niet te rijmen met de stelling van Accon Belastingadvies in haar conclusie van antwoord dat in de overwaarde van het onroerend goed voor iedere vorm van financiering wel voldoende zekerheid zou zitten voor de bank. Dit verweer wordt daarom als niet logisch, althans niet deugdelijk onderbouwd, verworpen.
5.De beslissing
de rol van 18 september 2013voor het nemen van een akte zijdens [eiser] voor het onder 4.13 en 4.14 vermelde doel (waarna op een te zijner tijd te bepalen roldatum Accon Belastingadvies een antwoordakte kan nemen),