ECLI:NL:RBGEL:2013:4135

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
25 oktober 2013
Zaaknummer
238710
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid van weg en eigendomsgeschil tussen gemeente en particulier

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland, is een geschil ontstaan tussen de gemeente en een particulier, [gedaagde], over de eigendom van een perceel grond en de daarop gevestigde erfdienstbaarheid van uitweg. De gemeente vorderde een verklaring voor recht dat zij eigenaar is van een strook grond, die door [gedaagde] onrechtmatig in gebruik zou zijn genomen. De procedure begon met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 3 juni 2013. De rechtbank heeft op 21 augustus 2013 vonnis gewezen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [gedaagde] is eigenaar van een perceel dat hij in 1975 heeft verkregen. Dit perceel is geleverd met een erfdienstbaarheid van uitweg, die hem het recht geeft om over een strook grond naar de openbare weg te gaan. De gemeente heeft een aangrenzend perceel, dat zij in 2009 heeft verkregen. De gemeente stelt dat [gedaagde] het perceel van de gemeente onrechtmatig heeft verhard en gebruikt voor het parkeren van zijn auto.

In de beoordeling van de zaak heeft de rechtbank gekeken naar de leveringsakte van [gedaagde] en de partijbedoeling bij de overdracht van het perceel. De rechtbank concludeert dat de erfdienstbaarheid van uitweg ten laste van de grond van de gemeente loopt en dat [gedaagde] zonder recht of titel een parkeerplaats heeft aangelegd op de grond van de gemeente. De vorderingen van de gemeente worden toegewezen, met uitzondering van de vordering tot het opleggen van een dwangsom, omdat deze overbodig is geworden door de toewijzing van de andere vorderingen.

De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld om binnen een maand na betekening van het vonnis het gebruik van de grond te beëindigen en deze te ontruimen. Tevens is [gedaagde] in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 21 augustus 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: 238710 / HA ZA 13-53
Vonnis van 21 augustus 2013
in de zaak van
de rechtspersoon naar publiekrecht
[eiseres]
eiseres
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem
tegen
[gedaagde]
gedaagde
advocaat: mr. D. van Alst te Nijmegen
Partijen zullen hierna de gemeente en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het proces-verbaal van comparitie van 3 juni 2013.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[gedaagde] is eigenaar van het perceel met woning, kadastraal bekend gemeente[eiseres], sectie A, nummer 4323 en gelegen aan de [adres 1] 51 te[eiseres]. Hem is dit perceel op 17 april 1975 krachtens koop geleverd door Woningbouwvereniging Volkshuisvesting te[eiseres]. Het perceel was toen in de leveringsakte aangeduid als “het op het terrein kennelijk aangeduid gedeelte groot ongeveer twee are vijftig centiare van het perceel kadastraal bekend [eiseres] Sectie A nummer 2651”. In die akte is verder onder meer opgenomen:
“Ten deze wordt gevestigd ten behoeve en ten nutte van het bij deze akte verkochte onroerend goed als heersend erf en ten laste van de aan verkoopster resterende, daaraan grenzende grond, deel uitmakende van het perceel [eiseres] sectie A nummer 2651, als lijdend erf een erfdienstbaarheid van uitweg, inhoudende de bevoegdheid om te komen en te gaan van en naar de openbare weg ([adres 2]) over een strook grond ter breedte van ongeveer drie meter, te voet, met een fiets, een kruiwagen of ander klein voertuig alsmede met een auto, zoals op een aan deze akte gehechte situatietekening gearceerd aangegeven.”
De ligging van de loop van deze erfdienstbaarheid van uitweg is op de genoemde situatietekening, die met de akte in de openbare registers is overgeschreven, als volgt in beeld gebracht:
2.2
Het perceel van [gedaagde] grenst aan dat van de gemeente, kadastraal bekend gemeente[eiseres], sectie A, nummer 5495. De gemeente heeft dat perceel verkregen van Stichting Volkshuisvesting[eiseres] op 10 maart 2009. In de leveringsakte is het als volgt omschreven:
“een ter voornoemde plaatse gelegen perceel grond, kadastraal bekend [eiseres] sectie A nummer 5495, groot vijfentachtig centiare (85 ca)”
2.3
Op een door [gedaagde] in het geding gebrachte kadastrale kaart uit 2010 - die op dit punt hetzelfde laat zien als een door de gemeente overgelegde kadastrale kaart uit 2008 - is de ligging van het perceel van [gedaagde] ten opzichte van dat van de gemeente als volgt in beeld gebracht:
2.4
[gedaagde] heeft aan de achterzijde van zijn perceel een parkeerplaats gemaakt, gedeeltelijk afgescheiden door houten schuttingen. Daardoor is de omvang van hetgeen hem feitelijk ter beschikking staat een stuk groter dan dat van zijn buren op nummer 53 en 55.

3.Het geschil

3.1
De gemeente vordert een verklaring voor recht dat zij eigenaar is van hetgeen zij gearceerd heeft weergegeven op haar productie 4, met een oppervlakte van circa 18 m2:
Volgens de gemeente heeft [gedaagde] het perceel 5495 onrechtmatig in gebruik genomen door het te verharden, gedeeltelijk af te scheiden en er zijn auto te parkeren. Zij vordert daarom tevens dit gebruik te beëindigen en de grond te ontruimen en ontruimd te houden, alsmede een machtiging om dat op kosten van [gedaagde] desnoods zelf te bewerkstelligen, eventueel met behulp van de politie. Daarnaast vordert zij nog dat de rechtbank een dwangsom vaststelt en oplegt per overtreding.
3.2
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Hij beroept zich erop dat hem in 1975 meer is overgedragen dan wat thans perceel 4323 vormt, zodat in zoverre de gemeente perceel 5495 heeft verkregen van een beschikkingsonbevoegde.

4.De beoordeling

4.1
[gedaagde] stelt kort gezegd dat toen hij zijn onroerende zaak verkreeg (die hij eerst een aantal jaren had gehuurd), de achtergrens daarvan werd gevormd door een door zijn achterbuurman geplaatst hek, op de plaats waarvan zich thans de door [gedaagde] geplaatste houten afscheiding bevindt. Het is dit terrein dat [gedaagde] in 1975 in eigendom heeft verkregen. Dit volgt volgens hem zowel uit de feitelijke aanduiding in de akte van levering als uit de daarin genoemde perceelgrootte.
4.2
Bij de beantwoording van de vraag wat [gedaagde] in 1975 is overgedragen komt het aan op de in de leveringsakte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in die akte opgenomen, naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte uit te leggen omschrijving van de overgedragen onroerende zaak. In de akte moet het dus allemaal te vinden zijn. Zonder nadere omschrijving kan aan “het op het terrein kennelijk aangeduid gedeelte” nauwelijks iets worden ontleend, ook niet in verhouding tot de in de akte opgenomen oppervlakte, die niet exact maar “ongeveer” is weergegeven.
4.3
Het komt er dus op aan wat de akte wél te zeggen heeft. Dat is dat de achtergrenzen van de huisnummers 51, 53 en 55 gelijk lopen en dat over een strook daarachter van ongeveer 3 meter een erfdienstbaarheid van uitweg ten laste van de grond
van de gemeenteloopt. De noordelijke grens (dat is rechts op de tekening) komt bij de [adres 2] uit bij een knik in die weg. Dat stemt min of meer overeen met de bocht in die weg op de getoonde kadastrale kaart. Het tracé van de erfdienstbaarheid sluit in grote lijnen dus aan bij de grenzen van perceel 5495.
4.4
Uit de overgeschreven tekening volgt verder dat de bebouwing achter - rechts daarvan op de tekening - de strook van de erfdienstbaarheid verder daarvan ligt dan de nieuwe bebouwing die op de kadastrale kaart uit 2010 is te zien. Dat stemt overeen met de op zichzelf juiste conclusie van [gedaagde] dat die nieuwe bebouwing meer in de richting van zijn perceel is opgeschoven, niet echter met zijn stelling dat het perceel waarop die bebouwing is gerealiseerd “in feite over perceel 5495 heen is komen te liggen”.
4.5
Dit alles leidt ertoe dat niet anders kan worden geconcludeerd dan dat de strook grond tussen het perceel van [gedaagde] en het perceel met de achterliggende bebouwing van de gemeente is en dat [gedaagde] daarop zonder recht of titel een parkeerplaats heeft aangelegd. De hierboven weergegeven vorderingen zullen dus worden toegewezen, evenwel met uitzondering van die tot vaststelling en oplegging van de verlangde dwangsom, nu toewijzing van de gevorderde machtiging dat overbodig maakt.
4.6
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de proceskosten. Gelet op het bepaalde in de artikelen 6:119 lid 1 in verbinding met 6:81 BW zijn de proceskosten pas vanaf het moment van betekening van het vonnis opeisbaar. [gedaagde] is op dat moment nog niet in verzuim. De rechtbank is van oordeel dat een betalingstermijn van veertien dagen redelijk is. De wettelijke rente over de proceskosten, waaronder de kosten van beslag, zal derhalve worden toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De rechtbank
verklaart voor recht dat de gemeente eigenaar is van de grond zoals met streeparcering weergegeven op de onder 3.1 weergegeven tekening,
veroordeelt [gedaagde] om binnen één maand na betekening van dit vonnis het gebruik van deze grond te beëindigen en die grond te ontruimen en ontruimd te houden, met machtiging van de gemeente om die ontruiming en dat ontruimd houden desnoods zelf, op kosten van [gedaagde], te bewerkstelligen, eventueel met behulp van de politie,
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot dit vonnis aan de zijde van de gemeente bepaald op € 94,79 voor explootkosten, € 589,- voor griffierecht en op € 904,- voor het salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (tarief II, 2 punten), alsmede in de nakosten (€ 131,- dan wel, indien betekening van het vonnis nodig zal blijken te zijn, € 199,-), een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2013.