ECLI:NL:RBGEL:2013:4112

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 augustus 2013
Publicatiedatum
25 oktober 2013
Zaaknummer
c05249114
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en voorlopige machtiging gesloten jeugdzorg voor minderjarige wegens vermoedens vertrek naar Syrië

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 15 augustus 2013 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling en voorlopige machtiging voor gesloten jeugdzorg van een zestienjarige jongen. De aanleiding voor deze maatregel zijn de vermoedens dat de minderjarige, samen met zijn halfbroer, van plan is om naar Syrië te vertrekken om deel te nemen aan de strijd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 14 augustus 2013 een verzoekschrift ingediend, waarin zij de moeder verzoekt om te schorsen in de uitoefening van het ouderlijk gezag, en om de minderjarige onder toezicht te stellen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder op de hoogte is van de plannen van haar zoon en zijn broer, en dat zij deze zelfs lijkt te ondersteunen. Ondanks dat de minderjarige en zijn moeder ontkennen dat er plannen zijn om naar Syrië te vertrekken, zijn er aanwijzingen dat er contact is tussen hen en de broer die al in Syrië is. De kinderrechter oordeelt dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat de minderjarige in een onveilige situatie terecht kan komen, en dat er daarom een spoedmachtiging voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk is.

De kinderrechter heeft de verzochte gezagsontnemende maatregel afgewezen, maar heeft wel besloten om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen voor een periode van drie maanden. Tevens is er een voorlopige machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van vier weken. De kinderrechter heeft benadrukt dat er nader onderzoek moet plaatsvinden naar de thuissituatie en het functioneren van de moeder, voordat er definitieve beslissingen kunnen worden genomen over het ouderlijk gezag.

De beslissing is mondeling gegeven op 14 augustus 2013 en de beschikking is openbaar uitgesproken op 15 augustus 2013. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om binnen twee maanden advies uit te brengen over de situatie van de minderjarige.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/249114 / JE RK 13-16594
Datum uitspraak: 15 augustus 2013

beschikking van de kinderrechter

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Arnhem/Zutphen

locatie Arnhem, hierna te noemen de Raad,
betreffende

[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1997 te[geboorteplaats],

hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige als belanghebbende aan:
Mw. [naam moeder](de moeder),
wonende te [adres]
.

Het procesverloop

Gezien de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 14 augustus 2013, ingekomen ter griffie op 14 augustus 2013
Naar aanleiding van een telefonisch contact tussen de kinderrechter en officier van justitie mr. J.E.R. Osinga is op 14 augustus 2013 een fax inhoudende een proces-verbaal aangifte PLO78C 2013074323-2 en bijlagen ontvangen.
Naar aanleiding van een telefonisch contact tussen de kinderrechter en officier van justitie, mr. R. Steen, landelijk officier van justitie terrorismebestrijding, is tevens op 14 augustus 2013 een emailbericht ontvangen.
De nagekomen fax van 14 augustus 2013 16.56 uur van de Raad is niet meer betrokken bij de beoordeling van deze zaak.
Aan de minderjarige is als raadsvrouw toegevoegd, mr. J.H. Schaap, advocaat te Arnhem.

De feiten

Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft een verzoekschrift ingediend, primair daartoe strekkende de moeder te schorsen in de uitoefening van het ouderlijk gezag, met een vervaltermijn van 12 weken, op grond van feiten die kunnen leiden tot ontzetting van het ouderlijk gezag, terwijl de schorsing dringend en onverwijld noodzakelijk is in het belang van de minderjarige. De stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland zou met de voorlopige voogdij belast dienen te worden.
Subsidiair verzoekt de Raad dat de ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige wordt uitgesproken en dat hangende het onderzoek de minderjarige voorlopig onder toezicht wordt gesteld voor de duur van drie maanden.
De Raad verzoekt in beide gevallen tevens op grond van artikel 29c van de Wet op de Jeugdzorg (hierna: WJZ) een voorlopige machtiging voor plaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van maximaal vier weken. Tevens verzoekt de Raad deze beschikking onverwijld af te geven zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. Daarnaast verzoekt de Raad om aansluitend een machtiging te verlenen voor plaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de termijn van de voorlopige ondertoezichtstelling.
De Raad heeft aangevoerd dat hij van de politie en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) door middel van een ambtsbericht heeft vernomen dat de minderjarige, samen met zijn halfbroer, voornemens is om op korte termijn uit te reizen naar Syrië om hier deel te gaan nemen aan de strijd (jihad). Een broer van hen is reeds in Syrië en neemt deel aan deze strijd. De moeder en minderjarige ontkennen deze plannen en ook dat zij contact hebben met de broer in Syrië. Uit een nader ambtsbericht van 12 augustus 2013 blijkt dat er wel contact bestaat tussen de moeder en minderjarige met deze broer. Er zijn tevens concrete afspraken tussen de broers gemaakt, zoals onder andere over de wijze van vervoer. De moeder is op de hoogte van de reisbestemming van haar zoons en is zich ervan bewust dat zij daarheen gaan om deel te nemen aan de gewelddadige jihad en de mogelijk dodelijke gevolgen hiervan. De Raad ziet in het feit dat de moeder het accepteert dat haar zoon gaat vechten in Syrië voldoende grond voor een ontzetting uit het ouderlijk gezag. Zij zou bovendien zelf ook van plan zijn naar Syrië te vertrekken, om daar strijders te ondersteunen. Dit ondersteunt de minderjarige in zijn overtuiging om mee te vechten.
Nu de minderjarige en zijn moeder ondanks deze betrouwbare informatie ontkennen, wordt een spoedmachtiging gesloten jeugdzorg noodzakelijk geacht.
De gedragsdeskundige heeft ingestemd met de verklaring van de stichting dat voldaan is aan het in de wet genoemde criterium van artikel 29c lid 2 WJZ. Dit blijkt uit de schriftelijke verklaring van 14 augustus 2013. Drs. J.M. van der Zee, GZ-psycholoog, schrijft naar aanleiding van een gesprek met de minderjarige en zijn moeder dat zij aangeven dat de informatie over bovengenoemde plannen niet klopt. Gelet op de informatie van AIVD, NCTV (Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid) en de politie, lijkt het risico te groot dat de minderjarige in een zeer onveilige en levensbedreigende situatie terechtkomt. Wel wordt van belang geacht dat er zo snel mogelijk meer duidelijkheid komt over de informatie over de plannen om richting Syrië te willen gaan, zodat op basis daarvan ook gekeken kan worden of de minderjarige wel of niet voor een langere periode binnen de gesloten jeugdzorg moet blijven.

De beoordeling

De verzochte gezagsontnemende maatregel wordt afgewezen, aangezien met een minder verstrekkende maatregel voorlopig een voldoende veilige situatie kan worden gecreëerd. Er is tot heden nog weinig onderzoek verricht naar de thuissituatie van de minderjarige en het functioneren van de moeder in haar ouderrol. Met de Raad acht de kinderrechter het zeer zorgelijk dat er betrouwbare informatie is, waaruit afgeleid zou kunnen worden dat de moeder de plannen van haar zonen ondersteunt om te gaan strijden in Syrië. Nader en concreter onderzoek dient echter nog door de Raad verricht te worden, waarna de keuze uiteraard nog open ligt voor de Raad voor een verzoek tot ontzetting van het ouderlijk gezag of een definitieve ondertoezichtstelling.
Op grond van de informatie, zoals weergegeven in het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlage(n) en het mondelinge verhoor van de minderjarige komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is – hangende een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of een ondertoezichtstelling noodzakelijk is – de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen voor een termijn van ten hoogste drie maanden.
Tevens komt de kinderrechter tot het voorlopig oordeel dat gelet op het bepaalde in artikel 29c lid 1 en 2 WJZ, onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren of een ernstig vermoeden daarvan. Bovendien is deze uithuisplaatsing noodzakelijk om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die de minderjarige nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
Voorafgaande aan het verlenen van de machtiging is de jeugdige op 14 augustus 2013 door de kinderrechter in aanwezigheid van zijn advocaat op het politiebureau te [plaats] gehoord.
De minderjarige ontkent plannen te hebben om met zijn (half)broer af te reizen naar Syrië. Hij heeft het in Nederland goed en is van plan om zijn school te continueren. Zijn schoolboeken zijn weliswaar teruggestuurd naar de leverancier, omdat deze ondeugdelijk waren, maar hij wil gewoon naar school. Ook heeft hij activiteiten ontplooid om naar een voetbalclub te gaan. Hij is zich bewust dat de situatie in Syrië heel gevaarlijk is en daarom zou hij er nooit aan denken om daar heen te gaan. Vanuit zijn geloof mag hij ook niet gewelddadig zijn.
Hij vertelt dat hij zijn paspoort had moeten inleveren bij de politie en dat hij toen al met zijn moeder een nieuw paspoort had aangevraagd. Hij weet ook niet waarom zijn moeder een jaar voor het verstrijken van de geldigheid al een nieuw paspoort heeft aangevraagd. Toen hij dit met zijn broer ophaalde heeft zijn broer op het formulier van de gemeente ingevuld dat het oude paspoort kwijt was. De minderjarige verklaart dit door aan te geven dat hij immers niet wist waar het paspoort zich bevond bij de politie. Hij wil graag naar zijn moeder en naar school. Daarom stelt hij voor om bijvoorbeeld met een enkelband om te lopen, om zo te kunnen laten zien dat hij echt niet van plan is weg te gaan.
Hoewel de minderjarige overtuigend overkomt in zijn verklaring, acht de kinderrechter de informatie uit de ambtsberichten van 12 augustus 2013 dermate concreet dat zij het risico te groot acht dat de minderjarige alsnog zal vertrekken naar Syrië om daar met zijn (half)broers te gaan strijden. De betrouwbaarheid van de AIVD informatie wordt onderschreven door de landelijk officier van justitie Terrorismebestrijding, die de stukken die ten grondslag liggen aan het bericht heeft bestudeerd. Daarnaast staat vast dat de minderjarige bij het ophalen van zijn nieuwe paspoort onjuiste informatie heeft gegeven over de reden waarom hij zijn oude paspoort niet kon inleveren. Dit maakt dat de kinderrechter de vrijheidsbeneming voor een korte duur gerechtvaardigd acht.
De vraag is echter op welke termijn de dreiging op vertrek is afgenomen en op welke minder verstrekkende wijze garanties kunnen worden verkregen die waarborgen dat de minderjarige niet kan afreizen.
Hiertoe zouden de volgende vragen onderzocht kunnen worden:
  • is er een Marokkaans paspoort afgegeven voor deze minderjarige en zo ja wanneer en tot hoe lang is de geldigheid;
  • is de halfbroer van de minderjarige, [naam], daadwerkelijk afgereisd naar Syrië en zo ja wanneer;
  • welke aanwijzingen zijn er voor een vertrek naar Syrië van de moeder;
  • welke aanwijzingen zijn er, anders dan de thans bekende informatie, nog meer over een vertrek naar Syrië van de minderjarige;
  • heeft de directeur van de accommodatie voor gesloten jeugdzorg in het kader van verlenen van verlof, artikel 29v WJZ, de bevoegdheid en mogelijkheid als voorwaarde op te nemen dat de minderjarige onder electronisch toezicht wordt gesteld.
De kinderrechter zal een voorlopige machtiging tot uithuisplaatsing verlenen, en wel voor de periode van vier weken.
De Raad en de belanghebbende worden in de gelegenheid gesteld terzake deze beslissing en het overige verzoek te worden gehoord op de hierna vermelde zitting.
Op de hierna vermelde zitting dient tevens te worden overlegd:
- een indicatiebesluit voor het verzoek tot een aansluitende machtiging gesloten jeugdzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt, hangende het onderzoek de minderjarige voorlopig onder toezicht van de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland, voor de termijn van drie maanden, tot 15 november 2013.
verzoekt de Raad om binnen twee maanden na heden advies uit te brengen;
verleent een voorlopige machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, met ingang van 15 augustus 2013, voor de duur van vier weken;
bepaalt dat de Raad, de stichting, de minderjarige, de advocaat en de overige belanghebbenden terzake zullen worden gehoord ter zitting van
26 augustus 2013 om 10.35 uur, welke zitting zal worden gehouden in het Paleis van Justitie te Arnhem, Walburgstraat 2-4;
houdt de beslissing voor het overige aan.
Deze beslissing is mondeling gegeven op 14 augustus 2013 om 17.45 uur door mr. G.W. Brands-Bottema, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Baaziz als griffier en de beschikking is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2013
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.