ECLI:NL:RBGEL:2013:4111

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
25 oktober 2013
Zaaknummer
05-702137-10
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige met gedragsstoornissen en recidiverisico

In deze zaak heeft de Raadkamer van de Rechtbank Gelderland op 23 juli 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van een veroordeelde, geboren in 1992, die momenteel verblijft in de Justitiële Jeugdinrichting De Hunnerberg te Nijmegen. De vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel met twee jaar werd ingediend door de officier van justitie, gebaseerd op een advies van de JJI De Hunnerberg, waarin werd gesteld dat de ontwikkeling van de betrokkene nog niet voldoende was om de maatregel te beëindigen. De Raadkamer heeft de vordering beoordeeld aan de hand van een wetenschappelijk onderbouwde Wegingslijst, die zeven domeinen in acht neemt, waaronder psychopathologie, recidiverisico en ontwikkelingsmogelijkheden.

Tijdens de zitting op 9 juli 2013 zijn de officier van justitie, de getuige-deskundige en de raadsman van de betrokkene gehoord. De getuige-deskundige, verbonden aan de JJI, heeft het advies toegelicht en benadrukt dat de betrokkene positieve stappen heeft gezet in zijn gedrag, maar dat er nog steeds risico's zijn op recidive, vooral bij onvoorspelbare situaties. De raadsman heeft verzet aangetekend tegen de verlenging, maar de Raadkamer heeft geconcludeerd dat de betrokkene nog niet klaar is voor een zelfstandige terugkeer in de maatschappij.

De Raadkamer heeft vastgesteld dat de betrokkene, ondanks enige positieve ontwikkeling, nog steeds een gebrekkige ontwikkeling van geestvermogens vertoont en dat de veiligheid van anderen in het geding is. De beslissing om de PIJ-maatregel met twee jaar te verlengen is genomen om de kans op recidive te minimaliseren en de kans op succesvolle resocialisatie te vergroten. De Raadkamer heeft daarbij de wettelijke criteria voor verlenging van de maatregel in acht genomen en geconcludeerd dat er geen alternatieven zijn voor de gedwongen behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Meervoudige Raadkamer voor kinderstrafzaken
Parketnummer : 05/702137-10
Datum zitting : 09 juli 2013
Datum uitspraak: 23 juli 2013

Beschikking op de vordering tot verlenging plaatsing inrichting voor jeugdigen

met betrekking tot de veroordeelde:
naam :
[veroordeelde]
geboren op : [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats]
thans verblijvende in Justitiële Jeugdinrichting De Hunnerberg te Nijmegen.

De procedure

De raadkamer heeft kennis genomen van de op 13 juni 2013 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in dit arrondissement, welke vordering strekt tot verlenging met 2 (twee) jaar van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem d.d. 25 mei 2011 opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met betrekking tot:

[veroordeelde], voornoemd.

De raadkamer heeft verder kennis genomen van de processtukken, waaronder:
  • de aantekeningen als bedoeld in artikel 77t, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, en
  • het advies van de Justitiële Jeugdinrichting De Hunnerberg, hierna te noemen: JJI De Hunnerberg, gedateerd 29 april 2013. In het advies wordt geadviseerd tot verlenging van de maatregel met een periode van 2 (twee) jaar.
In raadkamer van 09 juli 2013 zijn gehoord:
  • de veroordeelde, hierna te noemen betrokkene;
  • diens raadsman, mr. P.E van Zon, advocaat te 's-Hertogenbosch;
  • de getuige-deskundige drs. V.E.C.M. van Tour, als gedragsdeskundige (GZ-psycholoog) verbonden aan de JJI De Hunnerberg;
  • de officier van justitie, mr. H.G. Kuipers.
De officier van justitie heeft de vordering toegelicht en daarbij gepersisteerd.
De getuige-deskundige heeft het advies toegelicht.
Betrokkene en zijn raadsman hebben zich primair verzet zich tegen toewijzing van de vordering. Subsidiair heeft de raadsman van betrokkene aangevoerd dat betrokkene zich niet verzet tegen verlenging van de termijn met drie tot zes maanden.

De overwegingen

Het advies van 29 april 2013 van de kliniek vermeldt onder meer, zakelijk weergegeven:
Sinds de PIJ maatregel, na het instellen van hoger beroep, definitief is geworden in 2011 heeft betrokkene langzaam positieve stappen gezet in zijn gedrag en motivatie. Opvallend is wel dat dit langzaam gebeurt en dat betrokkene vooralsnog tegelijkertijd iets onaanraakbaars
moetbehouden. Iets van een begin van inzicht in de noodzaak van verandering op de terreinen van luisteren naar de ander, proberen andermans perspectief mee te nemen, openstaan voor feedback en schakelen wanneer zaken anders lopen dan betrokkene verwachtte of hoopte, lijkt aan het ontstaan te zijn en iets van een daadwerkelijke verandering lijkt op gang gekomen te zijn.
Aandacht zal nog vergaand moeten uitgaan naar het verder begeleiden van betrokkene in het herkennen en accepteren van grenzen van de ander en van maatschappelijk grenzen en regels. In het licht van de persoonlijkheidsproblematiek zal dit een langdurig proces zijn, waarbij de intrinsieke motivatie van betrokkene voor een groot deel leidend is voor het tempo dat hierin kan worden gevoerd.
Ondanks de Training Brains 4 Use en de vele gesprekken over middelengebruik met de SPV-er en met zijn mentor heeft betrokkene er nog lang voor gekozen om toch softdrugs te gebruiken binnen de inrichting. Zolang het middelengebruik nog een coping op onbewust niveau blijft, zal betrokkene hierin moeilijk voorspelbaar zijn, ook met betrekking tot recidiverisico. Vanaf augustus 2012 laat betrokkene zien dat hij lange perioden geen softdrugs gebruikt. Een enkele keer heeft hij wel weer softdrugs gebruikt.
Over de gehele twee jaar wordt gezien dat betrokkene soms warrig en chaotisch kan overkomen en dat hij op die momenten moeilijk bereikbaar is. Vanuit zijn afweer stelt hij zich onraakbaar op, wat betekent dat zijn gedrag moeilijk in te schatten is voor anderen.
Voor betrokkene wordt zijn verleden steeds meer bespreekbaar. Problemen binnen het systeem van betrokkene zullen verder (moeten) worden blootgelegd en bewerkt om zeker te maken dat hierin geen risico’s meer ontstaan op destructief of delictgerelateerd gedrag.
Betrokkene kan momenteel feedback beter horen en soms zelfs omzetten in gedragsverandering. Hij gaat minder snel in de verdediging en laat op sommige momenten meer kwetsbare kanten van zichzelf zien. Dit wordt van belang geacht om het risico op acting out te verkleinen doordat de interne spanningen bij betrokkene niet oplopen wanneer hij daar beter uiting aan kan geven. Om dit proces te ondersteunen werd creatieve therapie beeldend ingezet. Hij zet zich op een positieve wijze in, maar geeft aan dat hij zich niet echt kan vinden in noch verbinden aan de doelen.
Ondanks de positieve ontwikkeling die betrokkene heeft laten zien met betrekking tot de door de rechtbank gestelde en in de behandeling uitgewerkte behandeldoelen, is een verlenging van twee jaar realistisch en wenselijk. Het proces van bewerking van de, aan het potentieel delictgevaarlijke gedrag ten grondslag liggende factoren, is een moeizaam proces waarbinnen betrokkene langere perioden instabiel gedrag heeft laten zien en in zekere mate onraakbaar blijft voor en in de behandeling. Getracht wordt met behulp van een minder directe vorm van therapie, zoals creatieve therapie beeldend en door middel van ervaringsleren via de verloven de recidiverisico’s verder te bewerken. Betrokkene zal hierbij in enige mate los moeten kunnen komen van zijn (tot op heden nog massale) afweer, welke momenteel nog vooral lijkt te bestaan uit externaliseren, vermijden en ontkennen.
Geadviseerd wordt de PIJ maatregel met de duur van twee jaar te verlengen, teneinde de ontwikkeling van betrokkene te bestendigen en te waarborgen en de nog steeds aanwezige kans op een gevaarzettende terugval in recidivegedrag op de korte, middellange en langere termijn te minimaliseren en de kans op succesvolle resocialisatie te vergroten.
In raadkamer van 09 juli 2013 heeft de getuige-deskundige het advies nader toegelicht en gepersisteerd bij het advies. Volgens de getuige-deskundige gaat betrokkene, sinds hij geen softdrugs meer gebruikt, zich meer verbinden aan de behandeldoeleinden. Het gegeven dat betrokkene het delict waarvoor hij is veroordeeld ontkent, is gedurende het hulpverleningsprogramma wel meegenomen, maar op dit moment staat het werken aan het probleemgedrag van betrokkene centraal. De getuige-deskundige schat in dat er veel risico’s zijn wanneer de maatregel niet wordt verlengd. Betrokkene beschikt thans onvoldoende over praktische vaardigheden om een zelfstandige plek in te nemen in de maatschappij. Hij heeft veel moeite te plannen en zich aan de planning te houden. Voorts is de verwachting dat betrokkene snel zal vervallen in het gebruik van veel softdrugs. Er zijn zorgen over het gedrag van betrokkene wanneer er sprake is van een voor hem onvoorspelbare situatie. Zeer recent is er in de instelling nog een incident geweest, waarbij betrokkene een groepsgenoot heeft geslagen met het filter van de wasdroger. Hij kan emoties onvoldoende (h)erkennen, hetgeen maakt dat er een grote kans is op acting out en het begaan van strafbare feiten.
Volgens de getuige-deskundige dient betrokkene de komende twee jaar te oefenen in het omgaan met minder gestructureerde situaties. Voorts dient betrokkene aan te tonen dat hij afspraak betrouwbaar is. Vandaar uit kan er gestart worden met onbegeleid verlof. Voor de opleiding Marketing is onbegeleid verlof noodzakelijk. Daarnaast zal er gewerkt moeten worden aan systeemproblematiek (moeder en zus van betrokkene).
De raadsman heeft aangevoerd dat niet aan alle criteria voor verlenging van de PIJ-maatregel is voldaan. Het strafbare feit waarvoor betrokkene is veroordeeld is vier jaar geleden gepleegd. Betrokkene is veroordeeld voor afpersing, terwijl het feit gepleegd is door twee of meer verenigde personen. Betrokkene stond feitelijk alleen op de uitkijk en heeft gedeeld in de buit en heeft zelf geen geweld gepleegd. Op zijn documentatie komen alleen vermogensdelicten voor en binnen de instelling is er alleen sprake geweest van een voorwaardelijk sepot voor mishandeling van groepsleiding op 3 februari 2011. Er is thans sprake van een positieve ontwikkeling van betrokkene. De kans dat betrokkene een geweldsdelict gaat plegen acht hij daarom niet groot. Primair heeft de raadsman dan ook verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat betrokkene zich de afgelopen twee jaar in positieve zin heeft ontwikkeld. Het is dan ook wenselijk dat de maatregel op korte termijn wordt beëindigd. Betrokkene weet dat hij het zelf niet redt en is bereid om ambulante hulpverlening te accepteren. Betrokkene verzet zich niet tegen verlenging van de termijn met drie tot zes maanden, zodat in deze periode de ambulante begeleiding opgestart kan worden en hij kan laten zien dat de maatregel beëindigd kan worden.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat verlenging van de termijn van de maatregel, gelet op het advies d.d. 29 april 2013, voor 2 jaren noodzakelijk is gebleken. Hij deelt de visie van de instelling en acht zonder verlenging van de maatregel de kans op acting out van betrokkene groot. Structuur en opbouw middels een uitbreiding van de verloven zijn van belang en daar is tijd voor nodig.
De officier van justitie heeft voorts naar voren gebracht dat het Gerechtshof in zijn arrest d.d. 25 mei 2011 heeft overwogen dat er tussen betrokkene en zijn medeverdachten sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat betrokkene als medepleger van de overval kan worden aangemerkt. De veiligheid van anderen vereist de verlenging van de maatregel. Aan de wettelijke criteria voor verlenging van de PIJ-maatregel is dan ook voldaan.
De raadkamer overweegt als volgt. De weging of een verlenging van de PIJ-maatregel al of niet geïndiceerd is voor betrokkene is gedaan op basis van een op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde Wegingslijst. [1]
Bij de beantwoording van de vraag of de PIJ-maatregel al dan niet verlengd dient te worden, dienen de volgende domeinen in acht genomen te worden:
1.
Psychopathologie en disfunctioneren;
2.
Indexdelict en recidiverisico;
3.
Ontwikkelingsmogelijkheden;
4.
Sociaal netwerk;
5.
Begeleiding- en behandelmogelijkheden;
6.
Noodzaak gedwongen kader;
7.
Geen alternatief.
De raadkamer neemt, gezien de stukken en gelet op het in raadkamer verhandelde, alsmede gelet op de beoordeling van de zeven domeinen zoals opgenomen in de Wegingslijst, het advies van de inrichting om de maatregel te verlengen met twee jaar over en overweegt daartoe als volgt.
Psychopathologie en disfunctioneren.
Bij betrokkene is, gelet op de Pro Justitia rapportage van 23 oktober 2010 van GZ-psycholoog drs. K.T.E. Zászlós, sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een gedragsstoornis, type beginnend in zijn vroege kinderjaren, waaraan een reactieve hechtingsstoornis ten grondslag ligt. Daarmee samenhangend vertoont betrokkene een zwakke impuls- en agressieregulatie, forse beperkingen in zijn emotionele en sociale ontwikkeling en een onrijp functionerend geweten. Daarnaast is er sprake van misbruik van cannabis. In zijn persoonlijkheidsontwikkeling laat hij antisociale, afhankelijke en borderlinetrekken zien.
Blijkens het advies van 29 april 2013 van de JJI De Hunnerberg heeft betrokkene inmiddels in het kader van zijn behandeling gewerkt aan het vergroten van verschillende vaardigheden. Iets van een begin van inzicht in de noodzaak van verandering lijkt aan het ontstaan te zijn en er lijkt zelfs iets van een daadwerkelijke verandering op gang gekomen te zijn. Verder is gebleken dat betrokkene de afgelopen twee jaar op momenten moeilijk bereikbaar kan zijn en zich dan vanuit zijn afweer onraakbaar opstelt, wat betekent dat zijn gedrag dan moeilijk is in te schatten voor anderen.
Geconcludeerd wordt dat de aandacht nog vergaand moet uitgaan naar het verder begeleiden van betrokkene in het herkennen en accepteren van grenzen van de ander en van maatschappelijke grenzen en regels en dat, in het licht van de persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene, dit een langdurig proces zal zijn, waarbij de intrinsieke motivatie van betrokkene voor een groot deel leidend is voor het tempo dat hierin kan worden gevoerd. De raadkamer onderschrijft deze conclusie en heeft daarbij tevens betrokken dat betrokkene er nog lang voor gekozen heeft om toch softdrugs te gebruiken binnen de inrichting en dat hij, hoewel hij vanaf augustus 2012 heeft laten zien dat hij geen softdrugs heeft gebruikt, op 28-december 2012 toch weer heeft gebruikt.
Indexdelict en recidiverisico.
De Raadkamer stelt vast dat het Gerechtshof Arnhem betrokkene op 25 mei 2011 heeft veroordeeld voor het medeplegen van afpersing. Het Gerechtshof heeft overwogen dat de medeverdachten van betrokkene met bivakmutsen op en voorzien van messen en een koevoet de kapsalon zijn binnengegaan. Betrokkene heeft volgens het Gerechtshof een substantiële rol bij de voorbereiding van de overval gehad, heeft de situatie verkend en heeft uiteindelijk ook een deel van de buit ontvangen, zodat er sprake was van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking dat betrokkene als medepleger van de gewapende overval op een kapsalon kan worden aangemerkt. Het Hof heeft geoordeeld dat aan de wettelijke criteria voor de oplegging van een PIJ-maatregel is voldaan en heeft daarnaast overwogen dat het feit en met name de problematiek van betrokkene zodanig ernstig is dat alleen oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel volstaat. Gelet hierop is de raadkamer van oordeel dat de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Blijkens het advies van 29 april 2013 van de JJI De Hunnerberg en de verklaring van de getuige-deskundige in raadkamer van 09 juli 2013 wordt de kans op recidive op basis van de SAVRY scores als matig/middel ingeschat voor wat betreft het verblijf binnen de instelling. De getuige-deskundige heeft in raadkamer aangegeven dat het risico veel groter is indien er geen verlenging plaatsvindt en betrokkene buiten de instelling verblijft. Betrokkene heeft enige acceptatie van de behandeldoelen laten zien, maar hij heeft nog altijd een beperkt probleeminzicht en gaat weinig echte binding aan. Betrokkene ontkent betrokkenheid bij het delict waarvoor hij is veroordeeld. Het risico op gewelddadig gedrag op de korte, middellange en lange termijn wordt kleiner wanneer betrokkene zijn gevoelens omtrent het verleden en in het bijzonder omtrent zijn vader, beter een plek kan geven, wanneer hij beter uiting kan geven aan negatieve en moeilijke gevoelens in het algemeen en wanneer hij een dagbesteding vindt waarin hij voldoening en erkenning vindt. Ook geldgebrek vormt een risicofactor. Het middelengebruik vorm een grote risicofactor. Zolang middelengebruik nog een coping op onbewust niveau blijft, zal betrokkene hierin moeilijk voorspelbaar zijn, ook met betrekking tot het recidiverisico. Voorts is in raadkamer door de getuige-deskundige naar voren gebracht dat er zorgen zijn over het gedrag van betrokkene wanneer er sprake is van een voor hem onvoorspelbare situatie. Dit heeft zich zeer recent nog geuit in een incident tussen betrokkene en een groepsgenoot.
Ontwikkelingsmogelijkheden.
Blijkens het advies van 29 april 2013 van de JJI De Hunnerberg en de verklaring van de getuige-deskundige in raadkamer van 09 juli 2013 heeft betrokkene de afgelopen periode langzaam een positieve ontwikkeling doorgemaakt in zijn gedrag en motivatie. Het proces van bewerking van de, aan het potentieel delictgevaarlijke gedrag ten grondslag liggende factoren, is echter een moeizaam proces waarbinnen betrokkene langere perioden instabiel gedrag heeft laten zien en in zekere mate onraakbaar blijft voor en in de behandeling. Getracht zal worden om met behulp van een minder directe vorm van therapie, zoals creatieve therapie beeldend en door middel van ervaringsleren via de verloven, de recidiverisico’s verder te bewerken.
Sociaal netwerk
Blijkens het advies van 29 april 2013 van de JJI De Hunnerberg en de verklaring van de getuige-deskundige in raadkamer van 09 juli 2013 zijn er zorgen over de vroegere opvoedings- en gezinssituatie van betrokkene. De ouders van betrokkene zijn gescheiden. Betrokkene ervaart uitsluitend negatieve gevoelens ten opzichte van zijn vader en omschrijft hem als autoritair en verbaal en fysiek gewelddadig. Er is sprake van een reactieve hechtingsstoornis. Problemen binnen het systeem van betrokkene zullen verder (moeten) worden blootgelegd en bewerkt. Gebleken is dat betrokkene over een beperkt (steunend) netwerk beschikt, slechts bestaande uit zijn moeder en zijn zus. Betrokkene krijgt nauwelijks bezoek van vrienden. Hij stuurt regelmatig post, maar hij ontvangt minder vaak post terug.
Begeleiding- en behandelmogelijkheden.
Het is de raadkamer gebleken dat betrokkene zich pas zeer recent in de fase geel bevindt. Er is nog geen sprake van onbegeleid verlof. De ontwikkeling van betrokkene verloopt, zoals reeds overwogen onder het kopje ontwikkelingsmogelijkheden, positief, maar langzaam en de verwachting is dat betrokkene nog ten minste twee jaar behandeling nodig heeft.
Noodzaak gedwongen kader.
De raadkamer is van oordeel dat, gelet op de hierboven beschreven problematiek van betrokkene, gesloten justitiële behandeling noodzakelijk is om het gedrag van betrokkene te veranderen en om de recidivekans op soortgelijke misdrijven te verminderen.
Geen alternatief.
De raadkamer overweegt dat betrokkene in het verleden verschillende ambulante en residentiële hulpverleningsvormen heeft doorlopen. Betrokkene stond niet open voor hulp en heeft zich aan behandeling onttrokken door onder meer weg te lopen. Gebleken is dat ook op dit moment het meewerken aan interventies matig blijft, aangezien zijn probleembesef evenals zijn intrinsieke motivatie tot gedragsverandering nog beperkt zijn. Op dit moment ontbreekt dan ook een ander alternatief en zal gestreefd moeten worden naar het uitbreiden van de verloven.
Gelet op al het voorgaande waaruit onder meer blijkt dat betrokkene gelet op zijn problematiek nog zeker twee jaar verdere behandeling nodig heeft, pas sinds kort begeleid verlof krijgt en er nog steeds een kans aanwezig is op een gevaarzettende terugval in recidivegedrag, is naar het oordeel van de raadkamer verlenging van de PIJ-maatregel noodzakelijk en is een verlenging daarvan met drie tot zes maanden, zoals door de raadsman bepleit, niet aan de orde. De komende twee jaar zijn nodig om te bezien in welke mate en tempo betrokkene zich verder ontwikkelt. De positieve ontwikkeling die betrokkene de afgelopen periode heeft doorgemaakt is nog onvoldoende om de PIJ-maatregel op een dergelijke korte termijn te beëindigen. Naar het oordeel van de raadkamer heeft betrokkene de tijd nodig voor de afronding van zijn programma en de noodzakelijke opbouw naar een grotere zelfstandigheid, voordat hij met succes aan het STP traject kan beginnen. Het te begrijpen belang van betrokkene dat hij meer vrijheid wenst voor het ontplooien van een eigen plek in de maatschappij en het volgen van de door hem gewenste opleiding en een meer zinvolle dagbesteding, hetgeen binnen de instelling moeilijker te realiseren lijkt, weegt naar het oordeel van de raadkamer op dit moment niet op tegen zijn belang op een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
Gelet op het hiervoor overwogene alsmede op grond van de omstandigheden dat:
1.
de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar
veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen;
2.
er bij de betrokkene tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of
ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond;
3.
de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de maatregel eist;
4.
de verlenging van de maatregel in het belang is voor een zo gunstig mogelijke verdere
ontwikkeling van betrokkene;
zal de raadkamer beslissen als hierna te melden.
[Verlenging pij  eisen:
  • artikel 77t lid 3: maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerder personen;
  • artikel 77t lid 3 jo 77s lid 1 onder b en c

onder b: de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist

onder c: de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte
Artikel 77t lid 2: verlenging kan voor maximaal 4 jaar, echter maximaal 6 jaar mogelijk als de maatregel is opgelegd aan een verdachte als bedoeld in artikel 77s lid 3 2e volzin:
Indien bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.]
De raadkamer neemt bij haar beslissing de desbetreffende wetsartikelen in aanmerking.

De beslissing

Verlengtde termijn van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [veroordeelde], voornoemd voor een periode van
2 (twee) jaar.
Deze beschikking is gegeven in raadkamer op 23 juli 2013 door
mr. W. Bruins, kinderrechter, als voorzitter,
mr. I. de Waal-van Wessem, kinderrechter,
mr. M.J.A.L. Beljaars, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Sluijters, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 juli 2013.

Voetnoten

1.Op basis van een wetenschappelijk onderzoek (ten Berge, de Beurs, Duits & van der Hoorn 2009) is gebleken dat de relevante beroepsgroepen uit de jeugdstrafrechtsketen zeven domeinen met 40 indicatiecriteria het meest van belang vinden voor een voorwaardelijke of onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. De zeven domeinen zijn: 1. Psychopathologie en disfunctioneren, 2. Indexdelict en recidiverisico, 3. Ontwikkelingsmogelijkheden, 4. Sociaal netwerk, 5. Begeleiding- en behandelmogelijkheden, 6. Noodzaak gedwongen kader, en 7. Geen alternatief.