Het advies van 29 april 2013 van de kliniek vermeldt onder meer, zakelijk weergegeven:
Sinds de PIJ maatregel, na het instellen van hoger beroep, definitief is geworden in 2011 heeft betrokkene langzaam positieve stappen gezet in zijn gedrag en motivatie. Opvallend is wel dat dit langzaam gebeurt en dat betrokkene vooralsnog tegelijkertijd iets onaanraakbaars
moetbehouden. Iets van een begin van inzicht in de noodzaak van verandering op de terreinen van luisteren naar de ander, proberen andermans perspectief mee te nemen, openstaan voor feedback en schakelen wanneer zaken anders lopen dan betrokkene verwachtte of hoopte, lijkt aan het ontstaan te zijn en iets van een daadwerkelijke verandering lijkt op gang gekomen te zijn.
Aandacht zal nog vergaand moeten uitgaan naar het verder begeleiden van betrokkene in het herkennen en accepteren van grenzen van de ander en van maatschappelijk grenzen en regels. In het licht van de persoonlijkheidsproblematiek zal dit een langdurig proces zijn, waarbij de intrinsieke motivatie van betrokkene voor een groot deel leidend is voor het tempo dat hierin kan worden gevoerd.
Ondanks de Training Brains 4 Use en de vele gesprekken over middelengebruik met de SPV-er en met zijn mentor heeft betrokkene er nog lang voor gekozen om toch softdrugs te gebruiken binnen de inrichting. Zolang het middelengebruik nog een coping op onbewust niveau blijft, zal betrokkene hierin moeilijk voorspelbaar zijn, ook met betrekking tot recidiverisico. Vanaf augustus 2012 laat betrokkene zien dat hij lange perioden geen softdrugs gebruikt. Een enkele keer heeft hij wel weer softdrugs gebruikt.
Over de gehele twee jaar wordt gezien dat betrokkene soms warrig en chaotisch kan overkomen en dat hij op die momenten moeilijk bereikbaar is. Vanuit zijn afweer stelt hij zich onraakbaar op, wat betekent dat zijn gedrag moeilijk in te schatten is voor anderen.
Voor betrokkene wordt zijn verleden steeds meer bespreekbaar. Problemen binnen het systeem van betrokkene zullen verder (moeten) worden blootgelegd en bewerkt om zeker te maken dat hierin geen risico’s meer ontstaan op destructief of delictgerelateerd gedrag.
Betrokkene kan momenteel feedback beter horen en soms zelfs omzetten in gedragsverandering. Hij gaat minder snel in de verdediging en laat op sommige momenten meer kwetsbare kanten van zichzelf zien. Dit wordt van belang geacht om het risico op acting out te verkleinen doordat de interne spanningen bij betrokkene niet oplopen wanneer hij daar beter uiting aan kan geven. Om dit proces te ondersteunen werd creatieve therapie beeldend ingezet. Hij zet zich op een positieve wijze in, maar geeft aan dat hij zich niet echt kan vinden in noch verbinden aan de doelen.
Ondanks de positieve ontwikkeling die betrokkene heeft laten zien met betrekking tot de door de rechtbank gestelde en in de behandeling uitgewerkte behandeldoelen, is een verlenging van twee jaar realistisch en wenselijk. Het proces van bewerking van de, aan het potentieel delictgevaarlijke gedrag ten grondslag liggende factoren, is een moeizaam proces waarbinnen betrokkene langere perioden instabiel gedrag heeft laten zien en in zekere mate onraakbaar blijft voor en in de behandeling. Getracht wordt met behulp van een minder directe vorm van therapie, zoals creatieve therapie beeldend en door middel van ervaringsleren via de verloven de recidiverisico’s verder te bewerken. Betrokkene zal hierbij in enige mate los moeten kunnen komen van zijn (tot op heden nog massale) afweer, welke momenteel nog vooral lijkt te bestaan uit externaliseren, vermijden en ontkennen.
Geadviseerd wordt de PIJ maatregel met de duur van twee jaar te verlengen, teneinde de ontwikkeling van betrokkene te bestendigen en te waarborgen en de nog steeds aanwezige kans op een gevaarzettende terugval in recidivegedrag op de korte, middellange en langere termijn te minimaliseren en de kans op succesvolle resocialisatie te vergroten.