ECLI:NL:RBGEL:2013:3869

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 oktober 2013
Publicatiedatum
16 oktober 2013
Zaaknummer
05/820839-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling op loopbrug in Nijmegen

Op 16 oktober 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 43-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De zaak vond zijn oorsprong op 27 februari 2013, toen de verdachte het slachtoffer, dat op een loopbrug aan de Waalkade in Nijmegen aan het schilderen was, in zijn rug schopte. Hierdoor viel het slachtoffer ongeveer drie meter naar beneden, waarbij hij letsel opliep, waaronder vier gebroken ribben en verdenking op een klaplong. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor het primair tenlastegelegde feit van poging tot moord, maar wel voor het subsidiaire feit van poging tot zware mishandeling. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, die bevestigden dat de verdachte het slachtoffer had getrapt, wat leidde tot de val. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen, en dat hij de aanmerkelijke kans op dit letsel had aanvaard. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, en de rechtbank volgde deze eis, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 1194,00 aan schadevergoeding aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/820839-13
Datum zitting : 02 oktober 2013
Datum uitspraak : 16 oktober 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [1970] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. A.M. Smetsers, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 februari 2013 in de gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] op/tegen de rug althans het lichaam heeft getrapt en/of geduwd, in elk geval die [slachtoffer] ten val heeft gebracht, waardoor die [slachtoffer]
van een loopbrug op een (ongeveer 3 meter lager gelegen) kade is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 27 februari 2013 in de gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] op/tegen de rug althans het lichaam heeft getrapt en/of geduwd, in elk geval die [slachtoffer] ten val heeft gebracht, waardoor die [slachtoffer] van een loopbrug op een (ongeveer 3 meter lager gelegen) kade is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 27 februari 2013 in de gemeente Nijmegen, opzettelijk mishandelend een persoon genaamd [slachtoffer] op/tegen de rug althans het lichaam heeft getrapt en/of geduwd, in elk geval die [slachtoffer] ten val heeft gebracht, waardoor die [slachtoffer] van een loopbrug op een (ongeveer 3 meter lager gelegen) kade is gevallen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 02 oktober 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.M. Smetsers, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen:
[slachtoffer].
De officier van justitie, mr. A.M. Vloedbeld, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 27 februari 2013 bevonden verdachte en [slachtoffer] zich op de loopbrug van een boot aan de Waalkade te Nijmegen. [2] De vloer van de loopbrug bevond zich op een hoogte van ongeveer 3,3 meter boven de kade. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van zowel het primair, subsidiair als meer subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Uit het dossier
kan niet volgen waardoor [slachtoffer] van de brug is gevallen. Verdachte is achteruit gestapt en heeft [slachtoffer] niet geraakt. Naar de mening van de verdediging kan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij de reling van de loopbrug van het restaurant [restaurant] aan de Waalkade aan het schilderen was. Hij had de schoten van de reling losgemaakt. Tijdens het schilderen werd hij door verdachte aangesproken. Terwijl [slachtoffer] doorging met schilderen voelde hij opeens een trap links achter op zijn rug. Op dat moment was hij bezig met de buitenkant van de reling van de brug en had hij zijn arm buiten de reling gestoken. De plaat had hij verwijderd. Door de trap schoot aangever onder de reling door en viel hij met de linkerzijkant van zijn lichaam op de schuine kade van basaltblokken. [4]
Deze verklaring van aangever wordt ondersteund door de getuige [getuige], die heeft
verklaard dat hij zag dat verdachte een stap achterwaarts deed en vervolgens met kracht tegen de rug van aangever schopte. Door deze schop viel aangever door het verwijderde paneel van de loopbrug naar beneden. [5]
De afstand die [slachtoffer] is gevallen bedraagt 3,3 meter. Het verwijderde paneel had een hoogte van 81 cm. [6]
[slachtoffer] had 4 gebroken ribben, verdenking op een klaplong en een gezwollen voet. [7]
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat door het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans is ontstaan op het intreden van de dood van [slachtoffer]. De rechtbank zal verdachte dus van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijspreken.
Wel is de rechtbank van oordeel dat het subsidiaire feit kan worden bewezen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op de verklaringen van aangever, van [getuige] en de verklaring van verdachte bij de politie dat hij aangever heeft geraakt, acht de rechtbank bewezen dat verdachte aan aangever een trap op de rug heeft gegeven terwijl aangever op zijn knieën zat met zijn arm buiten de reling en daar het paneel was verwijderd. Met dit handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever onder de reling zou doorschieten en 3,3 meter naar beneden zou vallen op een harde ondergrond. Hetgeen verdachte bij de politie heeft verklaard, dat er sprake was van zelfverdediging omdat [slachtoffer] hem zou hebben bedreigd met de verfkwast, waarna verdachte uit reflex een afwerende beweging maakte met zijn rechterbeen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Dat verdachte [slachtoffer] niet heeft geraakt, zoals hij ter zitting heeft verklaard, acht de rechtbank evenmin geloofwaardig.
De rechtbank overweegt dat een ongecontroleerde val van die hoogte op een harde ondergrond een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich brengt. Met het accepteren van de aanmerkelijk kans dat aangever zou vallen, is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte daarmee eveneens het voorwaardelijk opzet had om aan aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 27 februari 2013 in de gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] op de rug heeft getrapt waardoor die [slachtoffer] van een loopbrug op een ongeveer 3 meter lager gelegen kade is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Poging tot zware mishandeling.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met aftrek van de dag die verdachte in verzekering was gesteld. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van het feit en de omstandigheid dat verdachte niet recent voor strafbare feiten is veroordeeld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat in geval van een bewezenverklaring de straf dient te worden gematigd tot een voorwaardelijke gevangenisstraf dan wel een werkstraf.
Verdachte is verantwoordelijk voor het huishouden, waarbij de zorg voor zijn dochter met een beperking aan verdachte is toevertrouwd.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 12 september 2013 en
een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland d.d. 29 augustus 2013, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft [slachtoffer] op zijn rug getrapt, waardoor [slachtoffer] van een loopbrug ter hoogte van 3,3 meter is gevallen op een schuine kade van basaltblokken. Door deze val heeft [slachtoffer] letsel opgelopen met veel pijn tot gevolg. Voorts heeft het feit psychisch gevolgen gehad voor [slachtoffer]. Door [slachtoffer] in een kwetsbare positie op de loopbrug een trap te geven heeft verdachte geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit van een ander.
Voorts acht de rechtbank van belang dat verdachte niet open is geweest over zijn eigen rol bij de val van [slachtoffer]. Ter terechtzitting heeft verdacht ontkend dat hij [slachtoffer] heeft geraakt. Verdachte is niet recent voor soortgelijke feiten veroordeeld. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en op de omstandigheid dat het lastig zal zijn om verdachte te motiveren tot een behandeling, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak – conform de eis van de officier van justitie – een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1194,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering geheel kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen althans niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien verdachte naar de mening van de verdediging dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging in geval van een bewezenverklaring bepleit dat de immateriële schade dient te worden afgewezen althans niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
De materiële schade van [slachtoffer] is in het geval van een bewezenverklaring niet door de verdediging betwist en zal worden toegewezen.
De verdediging heeft de vordering van [slachtoffer] ten aanzien van de immateriële schade weersproken. Gelet op de bewezenverklaring van de rechtbank en de omstandigheid dat de rechtbank de vordering voldoende onderbouwd acht, zal de rechtbank ook deze schade in haar geheel toewijzen.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 27 februari 2013.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf vijf maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] te betalen € 1194,00 (één duizend honderdvierennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
  • Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 1194,00 (één duizend honderdvierennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
  • Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. M.G.J. Post, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 oktober 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, districtsrecherche, opgemaakte proces-verbaal, OPS-dossiernummer 2013019168, gesloten op 13 mei 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
3.Het proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 31 en een schriftelijk bescheid inhoudende een afbeelding van de loopbrug met daarop afstanden aangegeven (foto 5), p. 35.
4.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer], p. 21-22.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], p. 38.
6.Het proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 31.
7.Een schriftelijk bescheid, medische informatie Radboud Ziekenhuis, p. 28.