ECLI:NL:RBGEL:2013:3796

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 mei 2013
Publicatiedatum
14 oktober 2013
Zaaknummer
237013
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onverschuldigd betaalde afkoopsom assurantieportefeuille na beëindiging samenwerkingsovereenkomst

In deze zaak vorderde Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. (hierna: NN) terugbetaling van een onverschuldigd betaalde afkoopsom van € 49.382,12 aan Assurantiekantoor [gedaagde] B.V. (hierna: [gedaagde]). De samenwerking tussen partijen was in 2002 gestart en was vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. NN had op 24 september 2010 abusievelijk twee keer de afkoopsom betaald, wat leidde tot het geschil. NN stelde dat de samenwerkingsovereenkomst was beëindigd vanwege een voortdurende debetstand aan de zijde van [gedaagde]. De rechtbank oordeelde dat NN de juiste procedure had gevolgd om de overeenkomst te beëindigen en dat [gedaagde] niet gerechtvaardigd had kunnen aannemen dat NN instemde met de betaling van de afkoopsom twee keer. De rechtbank oordeelde dat de tweede betaling onverschuldigd was en dat [gedaagde] deze moest terugbetalen met rente vanaf de datum van betaling. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 29 mei 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/237013 / HA ZA 12-842
Vonnis van 29 mei 2013
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN LEVENSVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseressen in conventie,
verweersters in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. L.A.L. Westerwoudt te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASSURANTIEKANTOOR [gedaagde] B.V.,
gevestigd te[vestigingsplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A. van der Wijk te Nijmegen.
Partijen zullen hierna ook als NN, voor eiseressen in conventie, verweersters in voorwaardelijke reconventie tezamen, en [gedaagde] aangeduid worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 februari 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 april 2013
  • de conclusie van antwoord in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben lange tijd samengewerkt. Tussen hen partijen bestaat vanaf 2002 een samenwerkingsovereenkomst. Deze ligt vast in een akte waarvan de relevante versie in 2006 is vastgesteld. De tekst hiervan luidt onder meer als volgt.
Art. 6.2 aanhef en onder k:
Het recht op premie-incasso door het Intermediair, voor zover dit met hem op grond van artikel 6.1 is overeengekomen, vervalt indien: (…) k. het Intermediair ondanks aanmaning een debetstand in zijn Rekening, als bedoeld in artikel 9, niet tijdig aanzuivert.
Art. 6.3:
In de gevallen waarin het recht op premie-incasso ingevolge het vorige lid eindigt, wordt dit door Nationale-Nederlanden overgenomen. Het overnemen van het premie-incasso laat de aanspraak op provisie van het intermediair onverlet. Nationale-Nederlanden is dan (…) bevoegd de aanspraak op provisie van het Intermediair af te kopen. De bepaling van de afkoopwaarde van de portefeuille vindt plaats op de wijze (…).
Art. 12.4:
Verder eindigt de overeenkomst van rechtswege, indien Nationale-Nederlanden gebruik maakt van haar bevoegdheden op grond van artikel 6.3 van deze overeenkomst.
2.2.
Op 5 juni 2010 mailt [gedaagde] (D. [betrokkene]) aan NN:
De betaling van het saldo diende te komen uit de belening van bovenvermelde polis (nr. [nummer],
de rechtbank). Wij gingen ervan uit dat dit voor 02-06-2010 rond zou komen.
Zoals uit (…) blijkt is dat niet mogelijk.
2.3.
Op 8 juni 2010 mailt NN aan [gedaagde]:
Al diverse malen eerder hebt u uitstel van betaling gekregen. In onze mail van 19 mei 2010 hebben wij expliciet vermeld dat wij nog eenmaal bereid waren om onze acties op te schorten, maar dat de gehele achterstand op 2 juni 2010 betaald moest zijn.
Inmiddels is het 2 juni 2010 geweest. Het saldo is niet betaald. Wij zien ons dan ook genoodzaakt om het volledige incasso van de premies per prolongatie juli 2010 van u over te nemen (…).
2.4.
Bij brief van 24 juni 2010 schrijft NN:
Indien wij vóór 8 juni 2010 het saldo van € 61.961,00 niet hebben ontvangen, gaan wij over tot afkoop van de bij ons lopende verzekeringsportefeuille tegen betaling van een afkoopsom.
Wij nemen de portefeuille bij Nationale-Nederlanden Financiële Diensten eveneens over. Hiervoor kennen wij geen afkoopsom toe.
2.5.
Bij brief van 3 augustus 2010 schrijft NN aan [gedaagde]:
Wij nemen het beheer van de portefeuille per heden over, met ingang van de oktober 2010 prolongatie. Dit geldt ook voor uw eventuele portefeuille bij Nationale-Nederlanden Financiële Diensten.
De afkoopsom is berekend op € 49.382,12 (…).
Zodra de overdracht is afgerond beëindigen wij de samenwerkingsovereenkomst en informeren wij de verzekerden.
2.6.
[gedaagde] gaat hiermee niet akkoord.
2.7.
Hierop geeft NN [gedaagde] ruimte tot 15 september 2010 in die zin dat zij bij brief van 26 augustus 2010 aangeeft bereid te zijn de overdracht terug te draaien op het moment dat het haar toekomende saldo van € 104.745,76 op haar rekening is bijgeschreven. De laatste zin van deze brief luidt:
Dit aanbod is geldig tot 15 september 2010. Indien wij uw betaling op deze datum niet hebben ontvangen zullen wij de overname definitief afronden.
2.8.
[gedaagde] schrijft NN op 2 september 2010 onder meer:
Mocht het zo zijn dat er geen oplossing voor dit probleem gevonden kan worden dan gaan wij accoord met inname van onze portefeuille tegen 2x de afkoopsom.
Kunt U mij op korte termijn een reactie hierop geven?
2.9.
Hierop reageert NN niet.
2.10.
Na 15 september 2010 neemt NN de portefeuille van [gedaagde] over. Op 22 september 2010 betaalt zij een afkoopsom van € 49.382,12 en op 24 september 2010 betaalt zij opnieuw een afkoopsom van € 49.382,12. Zij stuurt [gedaagde] op 22 oktober 2010 een specificatie van de afkoopsom en verzoekt omdat zij abusievelijk twee maal de afkoopsom heeft betaald, het teveel betaalde te restitueren. Dit weigert [gedaagde].

3.Het geschil

in conventie

3.1.
NN vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan haar van € 49.650,00, vermeerderd met rente en kosten. Zij stelt bij abuis twee maal de afkoopsom te hebben betaald. Had zij ingestemd met [gedaagde]’ voorstel van 2 september 2010, stelt zij, dan had zij dat wel aan [gedaagde] laten weten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader in.
in voorwaardelijke reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert – samengevat – onder de voorwaarde dat de rechtbank oordeelt dat NN ten onrechte gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot afkoop en het besluit daartoe nietig dan wel vernietigd is:
  • een verklaring voor recht dat het besluit van NN tot afkoop van de assurantieportefeuille nietig dan wel rechtsgeldig vernietigd is en
  • dat de bestaande samenwerkingsovereenkomst vanaf 15 september 2010 is blijven voortduren,
  • een verklaring voor recht dat NN toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst,
  • een verklaring voor recht dat NN door het nemen van het afkoopbesluit onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagde],
  • veroordeling van NN tot schadevergoeding en
  • veroordeling van NN betaling van € 112.014,00,
een en ander vermeerderd met rente en kosten, waaronder buitengerechtelijke kosten.
3.4.
NN voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat NN weliswaar niet glashelder gecommuniceerd heeft in de periode van 5 juni tot 2 september 2010, maar wel de weg heeft gevolgd die de artikelen 6.2, 6.3 en 12.4 van de samenwerkingsovereenkomst uitstippelen. Daarbij is niet relevant of [gedaagde] – zij ontkent in de stukken het schrijven van 24 juni 2010 ontvangen te hebben, maar leek dit ter comparitie toch te erkennen – de brief van 24 juni 2010 ontvangen heeft. De bepalingen van de artikelen 6.2, 6.3 en 12.4 zijn immers in de volgorde van de gebeurtenissen duidelijk: bij niet aanzuivering van de debetstand vervalt het recht op premie-incasso, NN neemt deze over en kan de aanspraak op provisie afkopen, doet zij dit, dan eindigt de samenwerkingsovereenkomst. Dat deze weg is gevolgd, blijkt voor de contractspartner [gedaagde] voldoende duidelijk uit NN’s berichten buiten dat van 24 juni 2010.
4.2.
[gedaagde]’ betoog dat de stelling van NN dat de samenwerkingsovereenkomst op grond van art. 12.4 ervan eindigt op het moment dat NN de premie-incasso overneemt, niet juist is, berust kennelijk op een verkeerde lezing van de samenwerkingsovereenkomst.
4.3.
[gedaagde] stelt dat NN geen onderbouwde reden heeft gegeven waarom zij tot het afkoopbesluit is gekomen. Het is echter naar het oordeel van de rechtbank evident dat dit lag in de grote en oplopende debetstand. Het mailbericht van 8 juni 2010 geeft op zichzelf al voldoende duidelijk aan dat NN een schuldeiser was wier geduld op was.
4.4.
De voortdurende debetstand – dit betekent: toerekenbaar tekortschieten aan de zijde van [gedaagde] – gaf NN dan ook het recht om de in de samenwerkingsovereenkomst vastgelegde weg naar beëindiging van de overeenkomst te volgen. De rechtbank verwerpt daarom de stelling van [gedaagde] dat na dertig jaar samenwerking de opzegging naar eisen van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.5.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of NN door niet te reageren op [gedaagde]’ brief van 2 september 2010 bij [gedaagde] de verwachting heeft kunnen wekken dat zij instemde met het in die brief gedane voorstel. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. In de periode voorafgaand aan 2 september 2010 was duidelijk dat NN een hard standpunt innam en dat zij de afkoopsom hanteerde die zij noemde in haar brief van 3 augustus 2010. Daarna, bij brief van 26 augustus 2010, spreekt zij nog slechts over een laatste uitstel en geeft ze aan de overname te zullen afronden. Redelijkerwijs kon [gedaagde] dan ook niet uit stilzwijgen zonder dat er enige aanwijzing was dat NN in afwijking van haar eerdere standpunt zijn voorstel wilde volgen, ervan uitgaan dat zij instemde met betaling van twee maal de afkoopsom.
4.6.
De betaling van twee maal het bedrag van € 49.382,12 verandert hier niets aan, te meer niet waar NN niet eenmalig het dubbele bedrag betaalde – wat had kunnen wijzen op aanvaarding van [gedaagde]’ voorstel – maar twee maal het bedrag met een dag tussentijd.
4.7.
[gedaagde] had dan ook gelet op wat hierboven onder 4.5 en 4.6 is overwogen, kunnen en moeten begrijpen dat de tweede betaling van € 49.382,12 onverschuldigd plaatsvond. Dit bedrag zal hij moeten terugbetalen met de rente vanaf de dag waarop het betaald is, 24 september 2010.
4.8.
De rechtbank zal bepalen dat iedere partij de eigen kosten van de procedure draagt omdat NN, hoewel vrijwel geheel in het gelijk gesteld, door niet te reageren op [gedaagde]’ bericht van 2 september 2010 en een foutieve, dubbele boeking te doen, dit geschil heeft laten ontstaan. Daarbij komt uiteraard de vordering tot vergoeding van incassokosten niet meer aan de orde.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat de voorwaarde waaronder de
reconventionele vorderingis ingesteld – dat de rechtbank oordeelt dat NN ten onrechte gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot afkoop en het besluit daartoe nietig dan wel vernietigd is – ontbreekt. De rechtbank komt dus niet aan behandeling van die vordering toe.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan NN te betalen een bedrag van € 49.382,12 (negenenveertigduizenddriehonderdtweeëntachtig euro en twaalf cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 24 september 2010 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2013.