ECLI:NL:RBGEL:2013:3726

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 oktober 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
05/720243-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewaardeerde gewapende overval op eetcafé met bedreiging van een minderjarige

Op 9 oktober 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 19-jarige man, die werd beschuldigd van het plegen van een gewapende overval op een eetcafé in Renkum op 13 mei 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de overval heeft gepleegd, waarbij een dertienjarige jongen werd bedreigd met een op een pistool gelijkend voorwerp. De verdachte had ook een taser en een balletjespistool in zijn bezit. De rechtbank oordeelde dat, gezien de jeugdige leeftijd en de psychische problematiek van de verdachte, er bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf moesten worden verbonden, waaronder een behandeling voor zijn psychische problemen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding van € 1194,16 betalen aan het slachtoffer, samen met zijn mededaders. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die op het moment van de overval pas 13 jaar oud was, zwaar meegewogen in de beslissing. De verdachte is ook veroordeeld voor het voorhanden hebben van wapens, wat onder de Wet wapens en munitie valt. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de immateriële schadevergoeding is vastgesteld op € 1000,-. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan verschillende bijzondere voorwaarden tijdens de proeftijd, waaronder het ondergaan van behandeling voor zijn psychische problemen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/720243-13
Datum zitting : 25 september 2013
Datum uitspraak : 9 oktober 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [1994] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsman : mr. B.H. Niemann, advocaat te Velp.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na een door de rechtbank toegelaten vordering wijziging tenlastelegging - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 mei 2013 te Renkum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (uit [benadeelde 1]) een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] (13 jaar oud), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) met gezichtsbedekkende kleding voornoemd [benadeelde 1] is/zijn binnengegaan en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of voornoemde [slachtoffer] (met kracht) in de richting van de kassa heeft/hebben geduwd en/of (daarbij) dreigend/dwingend heeft/hebben geschreeuwd: "Loop naar de kassa" en/of "Geef mij geld";
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 13 mei 2013 te Renkum, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft/hebben weggenomen (uit [benadeelde 1]), een hoeveelheid geld, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of
[benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer]
, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] tezamen en in vereniging, althans alleen, met gezichtsbedekkende kleding voornoemd [benadeelde 1] is/zijn binnengegaan en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of voornoemde [slachtoffer] (met kracht) in de richting van de kassa heeft/hebben geduwd en/of (daarbij)
dreigend/dwingend heeft/hebben geschreeuwd: "Loop naar de kassa"en/of "Geef mij
geld", tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13 mei 2013 te Renkum en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door voornoemd vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, ter beschikking te stellen en/of door op de uitkijk te staan;
2.
hij op of omstreeks 13 mei 2013 te Renkum, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van
categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool (merk Umarex, kaliber 6 mm
BB), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en
afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met een pistool (merk Heckler
en Koch), (model P30, kaliber 9mm), althans met (een) vuurwapen(s) en/of met
(een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 13 mei 2013 te Renkum, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van
categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische
stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden
toegebracht, voorhanden heeft gehad.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 25 september 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B.H. Niemann, advocaat te Velp.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
 [benadeelde 3];
 [slachtoffer].
De officier van justitie, M. Zwartjes, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 13 mei 2013 was [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]) in het [benadeelde 1] aan de [adres 2] te Renkum. Op het moment dat hij alleen in [benadeelde 1] was en de deur van de WC open deed, stond er een man met een wapen op hem gericht. De man duwde hem naar de kassa toe en schreeuwde “geef mij geld” en “loop naar de kassa”. Toen [slachtoffer] bij de kassa kwam, was de la reeds geopend en was er reeds een briefje van 20 euro uit de kassa gepakt. Vervolgens pakte de man geld uit de kassa. De man hield ondertussen het wapen steeds op [slachtoffer] gericht. [2] [benadeelde 2] is eigenaar van het [benadeelde 1] aan de [adres 2]te Renkum. [3] [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn op 13 mei 2013 [benadeelde 1] binnengegaan en één van hen heeft het pistool op [slachtoffer] gericht. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat er door getuigen tegenstrijdige signalementen worden genoemd en de indruk bestaat dat bij verdachte woorden in de mond zijn gelegd. Voorts was verdachte er niet van op de hoogte waarvoor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het balletjespistool wilden gebruiken. Pas na het regelen van het balletjespistool en kort voor de overval was verdachte op de hoogte van het voornemen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] om de overval te gaan plegen. Door verdachte is ontkend dat hij op de uitkijk heeft gestaan. Verdachte heeft [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de steeg nabij het [benadeelde 1] gezien, waarna verdachte is weggegaan toen het hem niet lukte om ze tegen te houden de overval te plegen.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 13 mei 2013 naar hem toe zijn gekomen om een balletjespistool te lenen. Verdachte heeft op de dag van de overval dit balletjespistool voor hen geregeld. [5] Verdachte herkent het balletjespistool dat bij de overval is gebruikt als het voorwerp dat hij heeft geleverd. [6]
Op 13 mei 2013 heeft de getuige [getuige 1] verklaard dat er drie personen bij de overval waren betrokken, waarvan één persoon op de uitkijk stond en een voorwerp in zijn handen had. Deze persoon had een wit met blauw gestreept capuchonvest aan. [7] Deze verklaring wordt ondersteund door de getuige [getuige 2], die heeft verklaard dat hij zicht had op de snackbar, waar twee jongens naar binnen zijn gegaan en één jongen in de deuropening bleef staan. De jongen op de uitkijk had een mes in zijn hand. Voorts heeft de getuige [getuige 2] verklaard dat de gezichten van de jongens bedekt waren. [8] De verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] worden voorts ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 4], die heeft verklaard dat zij bij [benadeelde 1] zag dat de persoon op de uitkijk een wit vest met blauwe horizontale banen droeg en iets in zijn handen had. [9] Door [medeverdachte 2] is verklaard dat verdachte op 13 mei 2013 een gestreept vest van twee lichte kleuren droeg. [10]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 13 mei 2013 met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar het weiland is geweest om de door hem geleverde taser op koeien uit te testen. [11] Uit het filmpje op de telefoon van [medeverdachte 2] volgt dat dit rond het tijdstip van 19:47 uur is geweest. [12] Voorts heeft de getuige [getuige 3] verklaard dat hij tot 21.00 uur met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte bij [medeverdachte 1] was, waarna [getuige 3] is weggegaan. [13] Aangezien de overval om 21.22 uur is gemeld, heeft verdachte op grond van de verklaring van [getuige 3] tot kort voor de overval tijd doorgebracht met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [14] Voorts heeft verdachte verklaard dat hij rond het tijdstip van de overval in de steeg nabij de snackbar was. [15]
Verdachte heeft verklaard dat zijn telefoonnummer [telefoonnummer] is. [16] Door [medeverdachte 1] zijn op 10 mei 2013 berichten via WhatsApp gestuurd naar [medeverdachte 2] met daarin de teksten “Hij wil geld maken man” en “OV”. Op deze berichten is door [medeverdachte 2] geantwoord “[benadeelde 2]??”. Op 12 mei 2013 te 23:46 uur en 13 mei 2013 te 00:28 uur heeft [medeverdachte 1] berichten via WhatsApp naar [medeverdachte 2] gestuurd met daarin “Hij is morgen op geld”, “Neem ook die mask mee”, “En die vest”.
Voorts heeft verdachte op 13 mei 2013 te 17:52 uur en 17:53 uur via WhatsApp met de telefoon met nummer [telefoonnummer] naar [medeverdachte 2] de berichten gestuurd: “Wil je money verdienen?”en “En heb je [naam] gesproken”. Daaropvolgend is op 13 mei 2013 te 17.55 uur op de telefoon van [medeverdachte 2] een inkomend gesprek van verdachte van 1 minuut en 23 seconden geregistreerd. [17] Verdachte heeft erkend deze berichten te hebben gestuurd. [18]
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat met “OV” een overval wordt bedoeld. Verdachte heeft het in zijn politieverklaring over de overval op “[benadeelde 2]”. [19]
Op grond van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte actief bij de voorbereidingen van de overval betrokken was en bij de overval op [benadeelde 1] op de uitkijk heeft gestaan. [20] Van een beperkte rol, zoals door verdachte is verklaard, is gelet op de bewijsmiddelen geen sprake.
Nu verdachte het balletjespistool voor de overval heeft geregeld, op de uitkijk heeft gestaan en reeds op een eerder tijdstip betrokken was bij de voorbereidingen van de overval, is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het vereiste van bewuste en nauwe samenwerking bij het medeplegen van de diefstal met geweld.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 13 mei 2013 te Renkum tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit [benadeelde 1] een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] 13 jaar oud, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat zijn mededader met gezichtsbedekkende kleding voornoemd [benadeelde 1] is binnengegaan en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer] heeft gericht en gericht gehouden en voornoemde [slachtoffer] in de richting van de kassa heeft geduwd en daarbij dreigend/dwingend heeft geschreeuwd: "Loop naar de kassa" en "Geef mij geld".
Ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 19 t/m 21;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 76 t/m 78;
- het proces-verbaal Wet Wapens en Munitie, p. 116-117;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2013.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op 13 mei 2013 te Renkum, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool (merk Umarex, kaliber 6 mm BB), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een pistool (merk Heckler en Koch), (model P30, kaliber 9mm), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 13 mei 2013 te Renkum, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2 :
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1, van de Wet Wapens en Munitie.
Ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet wapens en munitie.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de reeds in voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van het feit en de omstandigheid dat verdachte de voorkeur heeft gegeven aan het plegen van strafbare feiten boven het zich te laten behandelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte hulp behoeft. De verdediging verzoekt de rechtbank de duur van de gevangenisstraf te matigen en een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden.
Daarbij geeft de verdediging in overweging om een langere proeftijd aan deze voorwaarden te verbinden.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 4 september 2013,
een voorlichtingsrapportage van Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering d.d. 6 juni 2013, betreffende verdachte en een psychologisch rapport van [psycholoog], GZ-psycholoog, gedateerd 18 juli 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van een gewapende overval op het [benadeelde 1] te Renkum. Voorts heeft verdachte wapens geregeld en tezamen en in vereniging voorhanden gehad. Bij de overval heeft verdachte het balletjespistool geregeld, heeft hij op de uitkijk gestaan en is hij actief betrokken geweest bij de voorbereiding van de overval. Daarbij zijn de mededaders van verdachte met gezichtsbedekkende kleding het [benadeelde 1] binnengegaan en is [slachtoffer] met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd en naar de kassa geduwd. Verdachte heeft met zijn mededaders alleen aan het eigen gewin gedacht en geen moment stil gestaan bij de gevolgen die zijn daden voor het slachtoffer konden hebben. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke overvallen hier nog lang psychisch last van kunnen hebben. Dit geldt te meer nu het slachtoffer ten tijde van de overval pas 13 jaar was.
De rechtbank rekent verdachte de feiten zwaar aan.
Verdachte is lijdende aan een chronische posttraumatische stressstoornis en een afhankelijkheid van middelen, waarbij wordt geadviseerd om verdachte als verminderd tot licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Het beeld van een chronische posttraumatische stressstoornis biedt in combinatie met een zeer instabiele en uiterste onveilige leefomgeving naar de mening van de psycholoog een zeer ongelukkige combinatie met het oog op het recidivegevaar. Voorts schat de reclassering het recidivegevaar in als hoog.
De psycholoog heeft geadviseerd om betrokkene te laten verblijven in een beschermde woonvorm, waarbij op een later moment de posttraumatische stressstoornis dient te worden behandeld. Daarbij is mogelijk een tussenstap nodig in de zin van een behandeling bij een verslavingskliniek voor jongeren voor het misbruik van cannabis door verdachte. De reclassering heeft zich hierbij aangesloten. Verdachte is voorts bereid aan de begeleiding en behandeling mee te werken en heeft ook reeds zelf stappen ondernomen met betrekking tot hulpverlening voor zijn verslaving.
De rechtbank weegt voorts mee dat verdachte eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en de voornoemde persoonlijkheidsproblematiek, zal de rechtbank aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden opleggen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 159,80.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de gestelde schade niet rechtstreeks is toegebracht door enig ten aanzien van verdachte bewezenverklaard feit.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.194,16.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, aangezien de vordering niet eenvoudig van aard is.
Beoordeling door de rechtbank
De verdediging heeft de vordering van [slachtoffer] weersproken. De rechtbank acht de vordering - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de materiële schade voldoende is onderbouwd – ten aanzien van de materiële schade toewijsbaar.
Aan de benadeelde partij is voorts door het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De immateriële vordering zal naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden begroot op € 1000,-. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering.
De verdachte is tegenover het slachtoffer niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het toegewezen bedrag door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 13 mei 2013.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 47, 57, 91 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 13, 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
18 (achttien) maandenniet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich gedurende de proeftijd bij de reclassering zal melden, zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. dat veroordeelde zich, indien de reclassering en zijn behandelaars dit noodzakelijk vinden, voor het stellen van een diagnose en de aanvang van zijn behandeling gedurende maximaal zeven weken klinisch zal laten opnemen;
6. dat veroordeelde gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
7. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een instelling die door de reclassering wordt aangewezen, teneinde zich te laten behandelen voor zijn persoonlijkheidsproblematiek;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaartde benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 1.194,16 (één duizend honderdvierennegentig euro en zestien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 1.194,16,- (één duizend honderdvierennegentig euro en zestien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. W.A. Holland, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 oktober 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, overvallenteam, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2013066694, gesloten op 9 juli 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], p. 19-20.
3.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [benadeelde 2], p. 25.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 236.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 247.
7.Het proces-verbaal van transcriptie melding, p. 4-5.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 30.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], p. 35.
10.Het proces-verbaal van verdachte [medeverdachte 2], p. 179.
11.De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 76 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 95.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p. 265.
14.Het proces-verbaal van transcriptie melding, p. 2.
15.De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 228.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 93-94.
18.De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
19.Het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 244.
20.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 235 en het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 251.