ECLI:NL:RBGEL:2013:3588

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 oktober 2013
Publicatiedatum
2 oktober 2013
Zaaknummer
05/740077-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en veroordeling voor poging tot zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling na achteruitrijden met bestelbus op personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 mei 2013 in Nijmegen met zijn bestelbus (Mercedes Vito) achteruit inreed op meerdere personen. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met oplopende snelheid achteruit reed in de richting van de aangevers, die op dat moment buiten hun voertuigen stonden. De officier van justitie stelde dat de verdachte op twee momenten op de aangevers is ingereden, wat leidde tot de aanmerkelijke kans op de dood van de aangevers. De verdediging betwistte echter dat de verdachte met hoge snelheid had gereden en stelde dat de verklaringen van de getuigen niet eenduidig waren.

De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte met een dusdanige snelheid had gereden dat hij de aanmerkelijke kans op de dood van de aangevers had aanvaard. Wel werd geoordeeld dat de verdachte door zijn handelen de kans had aanvaard dat hij de aangevers zou raken, met de mogelijkheid van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, maar achtte de poging tot zware mishandeling en de bedreiging met zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en eerdere verkeersdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/740077-13
Datum zitting : 18 september 2013
Datum uitspraak : 02 oktober2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [1995] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd [verblijfplaats].
raadsman : mr. M.P.J.C. Heuvelmans, advocaat te Venlo.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks 5 mei 2013 in de gemeente Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet rijdende in een bestelbus (Mercedes Vito), in elk geval in een door verdachte bestuurde motorrijtuig
  • (meermalen) met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid, in elk geval met oplopende snelheid op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] voornoemd is ingereden en/of (tot op zeer korte afstand) is toegereden, waardoor deze genoodzaakt waren op opzij te stappen/springen teneinde te voorkomen dat zij werden aangereden door verdachte en/of
  • vervolgens op hoge snelheid een ronde over het verkeersplein (Takenhofplein) heeft gereden, gericht is toegereden op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], terwijl hij in de nabijheid van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] abrupt met de handrem heeft geremd en/of een draai van 180 graden heeft gemaakt en tot stilstand is gekomen, waardoor deze genoodzaakt waren op opzij te stappen/springen teneinde te voorkomen dat zij werden aangereden door verdachte danwel dat zij geraakt zouden worden door de auto waarachter [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich hadden verschanst en/of
  • daarna opnieuw (meermalen) met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid, in elk geval met oplopende snelheid op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] voornoemd is ingereden en/of (tot op zeer korte afstand) is toegereden, waardoor deze genoodzaakt waren op opzij te stappen/springen teneinde te voorkomen dat zij werden aangereden door verdachte,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. (art 287 jo 45 lid 1 Wetboek van strafrecht)
Althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Hij op of omstreeks 5 mei 2013 in de gemeente Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, rijdende in een bestelbus (Mercedes Vito), in elk geval in een door verdachte bestuurde motorrijtuig
  • (meermalen) met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid, in elk geval met oplopende snelheid op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] voornoemd is ingereden en/of (tot op zeer korte afstand) is toegereden, waardoor deze genoodzaakt waren op opzij te stappen/springen teneinde te voorkomen dat zij werden aangereden door verdachte en/of
  • Vervolgens op hoge snelheid een ronde over het verkeersplein (Takenhofplein) heeft gereden, gericht is toegereden op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], terwijl hij in de nabijheid van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] abrupt met de handrem heeft geremd en/of een draai van 180 graden heeft gemaakt en tot stilstand is gekomen, waardoor deze genoodzaakt waren op opzij te stappen/springen teneinde te voorkomen dat zij werden aangereden door verdachte danwel dat zij geraakt zouden worden door de auto waarachter [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich hadden verschanst en/of
  • daarna opnieuw (meermalen) met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid, in elk geval met oplopende snelheid op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] voornoemd is ingereden en/of (tot op zeer korte afstand) is toegereden, waardoor deze genoodzaakt waren op opzij te stappen/springen teneinde te voorkomen dat zij werden aangereden door verdachte,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. (art 302 jo 45 lid 1 Wetboek van strafrecht)
Meer subsidiair:
Hij op of omstreeks 5 mei 2013 in de gemeente Nijmegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte rijdende in een bestelbus (Mercedes Vito), in elk geval in een door verdachte bestuurde motorrijtuig
  • (meermalen) met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid, in elk geval met oplopende snelheid op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] voornoemd is ingereden en/of (tot op zeer korte afstand) is toegereden, waardoor deze genoodzaakt waren op opzij te stappen/springen teneinde te voorkomen dat zij werden aangereden door verdachte en/of
  • Vervolgens op hoge snelheid een ronde over het verkeersplein (Takenhofplein) heeft gereden, gericht is toegereden op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], terwijl hij in de nabijheid van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] abrupt met de handrem heeft geremd en/of een draai van 180 graden heeft gemaakt en tot stilstand is gekomen, waardoor deze genoodzaakt waren op opzij te stappen/springen teneinde te voorkomen dat zij werden aangereden door verdachte danwel dat zij geraakt zouden worden door de auto waarachter [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich hadden verschanst en/of
  • daarna opnieuw (meermalen) met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid, in elk geval met oplopende snelheid op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] voornoemd is ingereden en/of (tot op zeer korte afstand) is toegereden, waardoor deze genoodzaakt waren op opzij te stappen/springen teneinde te voorkomen dat zij werden aangereden door verdachte.
(art 285 Wetboek van strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 05 mei 2013 in de gemeente Nijmegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een houten
stok gepakt en/of een houten stok aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] voornoemd getoond
en/of een houten stok (dreigend) boven zijn hoofd gehouden en zich daarbij
dreigend in de richting van die [slachtoffer 3] of [slachtoffer 4] begeven en (daarbij) deze
dreigend de woorden toegevoegd : "Ik ga jullie klappen geven", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 05 mei 2013 in de gemeente Nijmegen [slachtoffer 1] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de
woorden toegevoegd :"Ik pak je vuile teringlijer" en/of "Ik sla je helemaal
verrot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 18 september 2013 ter openbare terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.P.J.C. Heuvelmans, advocaat te Venlo.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
 [slachtoffer 4].
De officier van justitie, mr. G. Steeghs, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte stond op 5 mei 2013 met zijn bestelbus (Mercedes Vito) stil op het Takenhofplein te Nijmegen. Vanuit deze stilstaande positie reed hij op zeker moment met zijn bestelbus met oplopende snelheid achteruit in de richting van aangevers [slachtoffer 4], [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], die op dat moment buiten hun auto’s op dit zelfde plein stonden. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.
Verdachte heeft volgens de officier van justitie op twee momenten ingereden op de aangevers. Het eerste moment was vlak na een eerder ontstaan voorrangsgeschil. Het tweede moment was nadat verdachte een ronde om het verkeersplein had gemaakt, waarbij hij vlak voordat hij bij aangevers was aan de handrem trok en een 180 graden draai maakte. Door dit rijgedrag van verdachte, waarbij de officier van justitie ook rekening heeft gehouden met zijn leeftijd, de geringe rijervaring en zijn asociale rijgedrag dat uit onder andere verklaringen en eerdere boetes blijkt, heeft hij de aanmerkelijke kans op de dood van de vier aangevers aanvaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem primair en subsidiair ten laste gelegde. Uit de bewijsmiddelen is niet duidelijk op te maken wat er precies is gebeurd. Dat er iets is voorgevallen staat wel vast, maar wanneer verdachte met welke snelheid welke kant heeft opgereden is niet voldoende vast te stellen. De verklaringen liggen zodanig uiteen dat naar objectieve maatstaven niet is vast te stellen wat er precies is gebeurd en dus ook niet of hij met een hoge snelheid op aangevers is ingereden.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ter zitting verklaard: ‘Ik ben een keer achteruit gereden, maar dat is niet met volle snelheid geweest. Ik heb niet de hele tijd in de spiegel gekeken tijdens het achteruit rijden. Misschien hebben bij het achteruitrijden mensen moeten wegspringen.’ [3]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte – nadat hij bedreigingen had geuit – in zijn bus stapte en eerst achteruit reed om vervolgens naar voren op hem en de andere aangevers in te rijden. Alleen omdat aangevers niet op hun plek bleven staan, werden zij niet aangereden. [4]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat aangever twee maal op hen inreed, waarbij hij bij de tweede keer, het achteruitrijden, het idee had dat hij hen iets aan wilde doen. Hij verklaarde: ‘Bij de tweede keer moesten wij dus alle vier aan de kant springen anders zouden wij door de Mercedes geraakt worden. Tijdens het aan de kant springen, heb ik mij nog afgezet tegen de Mercedes. Dit was een soort van reflex om de Mercedes Vito af te weren. Ik zag dat de Mercedes tot stilstand kwam. Ik stond toen ongeveer naast de Mercedes.’ [5]
Aangever [slachtoffer 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte driemaal op hem en de andere aangevers is ingereden en dat hij daarom snel opzij moest stappen. [6]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zag dat het busje heen en weer begon te rijden en dat de personen daarbij aan de kant moesten springen, omdat ze anders aangereden werden door het busje. [7]
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat verdachte met oplopende snelheid achteruit is gereden in de richting van aangevers, terwijl hij wist dat aangevers zich daar bevonden en zonder daarbij voortdurende in de spiegels te kijken, waarbij hij in ieder geval [slachtoffer 2] heeft geraakt.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte met een dusdanige snelheid heeft gereden dat hij daarbij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij met zijn bus aangever(s) zodanig zou raken dat zij hierdoor zouden komen te overlijden.
Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte door aldus te handelen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangever(s) zou raken, met de eveneens aanmerkelijke kans dat deze zwaar lichamelijk letsel op zouden lopen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat hoewel zij kan vaststellen dat verdachte na het achteruitrijden, nog een rondje heeft gereden om het Takenhofplein en hij daarbij wederom in de richting van aangevers heeft gereden, zij niet wettig en overtuigend kan bewijzen dat dit is gebeurd met het (voorwaardelijk) opzet van zwaar lichamelijk letsel. Immers heeft verdachte voordat hij bij de aangevers was aangekomen, geremd, waaruit naar het oordeel van de rechtbank volgt, dat verdachte niet heeft aanvaard dat aangevers door zijn handelen zouden komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel op zouden lopen.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
Hij op 5 mei 2013 in de gemeente Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, rijdende in een bestelbus (Mercedes Vito),
- (meermalen) met oplopende snelheid op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] voornoemd is ingereden en (tot op zeer korte afstand) is toegereden, waardoor deze genoodzaakt waren op opzij te stappen/springen teneinde te voorkomen dat zij werden aangereden door verdachte
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 5 mei 2013 te Nijmegen tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gezegd ‘Ik ga jullie klappen geven’. Vervolgens heeft hij een houten stok uit zijn bus gepakt, is hiermee in de richting van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gelopen en heeft de stok (dreigend) boven zijn hoofd gehouden. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte eerst heeft gezegd ‘ik ga je klappen geven’ en dat hij pas daarna een stok pakte. Door die twee aparte handelingen kan naar de mening van de verdediging bij de aangevers niet naar redelijkheid de vrees zijn gewekt dat verdachte hen zwaar zou gaan mishandelen of zou doden. De verdediging heeft daarbij verwezen naar het arrest van de Hoge Raad met NJ nummer 2005, 448.
Verdachte moet dus worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Om verdachte te kunnen veroordelen voor een bedreiging met zware mishandeling is nodig dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar zou worden mishandeld. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het feit dat verdachte heeft gezegd: ‘Ik ga jullie klappen geven’ en dat hij vervolgens een stok uit de bus heeft gepakt, bij aangevers de redelijke vrees kon ontstaan dat zij zwaar zouden worden mishandeld. Dit wordt nog versterkt door de verklaring van aangever [slachtoffer 4] dat verdachte de dreigende woorden ook heeft geuit terwijl hij de stok omhoog hield. [9]
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de verdediging dat bij de aangevers niet de redelijke vrees kon ontstaan dat zij zouden worden mishandeld.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op 05 mei 2013 in de gemeente Nijmegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een houten stok gepakt en die houten stok aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] voornoemd getoond en die houten stok (dreigend) boven zijn hoofd gehouden en zich daarbij dreigend in de richting van die [slachtoffer 3] of [slachtoffer 4] begeven en (daarbij) deze
dreigend de woorden toegevoegd : "Ik ga jullie klappen geven",
Ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 70;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 september 2013.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
3.
hij op 05 mei 2013 in de gemeente Nijmegen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de
woorden toegevoegd :"Ik pak je vuile teringlijer" en "Ik sla je helemaal
verrot",
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
‘poging tot zware mishandeling’
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 telkens:
‘bedreiging met zware mishandeling’
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals die in het reclasseringsrapport staan vermeld.
Ter zake van feit 1 heeft de officier van justitie voorts oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaren geëist.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank gevraagd te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en heeft voorts gevraagd eventueel daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf of werkstraf op te leggen.
De verdediging heeft voorts verzocht de door de officier van justitie gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid te matigen dan wel deze geheel voorwaardelijk op te leggen. Verdachte is nog jong en heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 14 juni 2013; en
 een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 29 augustus 2013, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is na een voorrangsincident op de weg, waarbij zijn medeweggebruikers en hij waren uitgestapt en hij hen had bedreigd met een stok, in zijn bestelbus gestapt en daarmee achteruit, met oplopende snelheid, ingereden op deze medeweggebruikers. Hij heeft op die manier zijn auto als een wapen gebruikt. Zijn medeweggebruikers konden gelukkig op tijd wegspringen. Het is niet aan verdachte te danken dat er uiteindelijk niemand gewond is geraakt.
De rechtbank neemt verdachte zijn handelen en zijn rijgedrag dan ook heel erg kwalijk. Dit geldt temeer nu verdachte nog maar korte tijd over zijn rijbewijs beschikte en reeds verschillende boetes op zijn naam had staan wegens snelheidsovertredingen.
Verdachte moet beseffen dat hij in het verkeer rekening moet houden met andere weggebruikers en dat een ongeluk met ernstige gevolgen in een klein hoekje kan zitten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist nu zij verdachte vrijspreekt voor de poging tot doodslag en zij voorts van oordeel is dat verdachte lijkt te beseffen dat hij zijn verkeersgedrag moet verbeteren. Om verdachte hierin te stimuleren zal de rechtbank naast de onvoorwaardelijke gevangenisstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals die zijn geadviseerd in het reclasseringsrapport.
De rechtbank zal daaraan een proeftijd van drie jaren koppelen.
Daarnaast zal de rechtbank, om te voorkomen dat verdachte in de toekomst wederom gevaarlijk rijgedrag vertoont hem een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. De rechtbank is van oordeel dat een deels voorwaardelijke ontzegging, mede gelet op de jonge leeftijd van verdachte, passender is en waarschijnlijk meer effect heeft dan een geheel onvoorwaardelijke rijontzegging van lange duur, en wijkt daarom in duur en modaliteit af van de door de officier van justitie gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid.
Beslag
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven houten steel/stok met op de kop een plankje met schuurpapier (bouw installatiemateriaal, goednummer: PL081A-2013042040-307447) betreft een voorwerp met behulp waarvan het feit is begaan. De rechtbank zal dit voorwerp verbeurd verklaren.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 755,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot betaling van het bedrag van € 755,- toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de materiële schade heeft zij aangevoerd dat dit geen schade is die rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde feiten. Gelet hierop moet dit gedeelte worden afgewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partij is door het de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering niet rechtstreeks het gevolg is van de bewezenverklaarde feiten.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 36f, 45, 57, 91, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich (uiterlijk) binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het volgende adres: [adres 2] en zich zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht; en
5. zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Kairos of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij betrokken zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Heft ophet bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
 houten steel/stok met op de kop een plankje met schuurpapier (bouw installatiemateriaal, goednummer: PL081A-2013042040-307447)
Ten aanzien van feit 1:
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen,
bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 3 (drie) jaren,
met aftrek overeenkomstig artikel 179, lid 6, van de Wegenverkeerswet 1994.
Bepaalt dat van deze
ontzegging 2 (twee) jarenniet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 4], te betalen € 500,-(vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], te betalen € 500,- (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. R.M. Maanicus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 oktober 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, districtsrecherche Stad Nijmegen , opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2013060693, gesloten op 25 juli 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 september 2013, proces-verbaal van verhoor [getuige], p. 95.
3.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 september 2013.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 10 mei 2013, pag. 71 (4e en 5e alinea), alsmede proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 5 mei 2013, pag. 66 midden
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], p. 75, 2e helft.en pag. 76, 1e alinea
6.Verhoor als getuige bij de rechter-commissaris van aangever [slachtoffer 3] d.d. 29 augustus 2013
7.Proces-verbaal verhoor [getuige], p. 94.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3], p. 82-83; verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 september 2013.
9.proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4], pag. 87 midden