ECLI:NL:RBGEL:2013:3273

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 september 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
05/900140-10
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsuitspraak op basis van kasopstelling in een strafzaak betreffende wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 september 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde. De zaak betreft een ontnemingsvordering die is ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland, waarbij de veroordeelde, die niet aanwezig was, werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. A.C. Huisman. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, dat voorlopig werd geschat op € 154.958,64. Tijdens de zitting op 27 augustus 2013 werd de vordering bijgesteld tot een bedrag van € 25.528,80, waarop de rechtbank uiteindelijk heeft beslist.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten, gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De rechtbank heeft de kasopstelling als uitgangspunt genomen voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de rechtbank voorzichtigheid heeft betracht. De rechtbank heeft de kasopstelling naar beneden bijgesteld en diverse correcties toegepast op basis van de verdediging en de verklaringen van getuigen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 33.373,80, dat de veroordeelde aan de Staat moet betalen.

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van het vastgestelde bedrag. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/900140-10
Datum zitting : 27 augustus 2013
Datum uitspraak: 24 september 2013
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres 1],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op € 154.958,64.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 29 november 2011 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.
Het onderzoek is vervolgens geschorst voor een schriftelijke conclusiewisseling. Op 10 april 2012 stond de ontnemingsvordering weer op zitting, waarbij het onderzoek wederom is geschorst met nieuwe termijnen voor een schriftelijke conclusiewisseling.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 27 augustus 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde niet verschenen, maar is het woord gevoerd door mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. A. van Veen, heeft ter terechtzitting van 29 november 2011 de vordering bijgesteld tot een bedrag van € 87.287,49. Bij schriftelijke conclusie heeft de officier van justitie de vordering wederom aangepast en gevorderd dat de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van € 57.028,80.
Uiteindelijk heeft de officier van justitie bij conclusie van dupliek de ontnemingsvordering bijgesteld tot een bedrag van € 25.528,80. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie hierbij gepersisteerd en gevorderd dat aan de veroordeelde een betalingsverplichting wordt opgelegd ter hoogte van dat bedrag.
De (gemachtigde) raadsman van veroordeeld heeft het woord ter verdediging gevoerd.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 20 november 2012 tegen veroordeelde gewezen vonnis.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. [1]
De rechtbank is van oordeel dat over het algemeen met het ontnemen van wederrechtelijk voordeel op grond van een kasopstelling voorzichtig moet worden omgesprongen.
Niettemin acht de rechtbank een berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van de kasopstelling in casu (in tegenstelling tot de zaken van verdachtes medeverdachten) op zijn plaats, nu een berekening op transactiebasis niet mogelijk is. Veroordeelde is naast het feit dat hij is veroordeeld voor het medeplegen van telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep bij de hennepkwekerijen aan de [adres 2] en [adres 3], ook veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie die tot doel had het opzettelijk telen, bereiden, bewerken en verwerpen van hennep. De rechtbank is daarom van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat verdachte hieruit voordeel heeft verkregen en zal het voordeel bepalen aan de hand van de kasopstelling.
De kasopstelling zoals die in het dossier staat opgenomen (pagina’s 6039-6050) is, zoals hierboven reeds weergegeven door de officier van justitie, naar beneden bijgesteld tot een bedrag van € 25.528,80.
De rechtbank volgt de berekening van de officier van justitie in die zin dat zij net als de officier van justitie de in het dossier uiteengezette kasopstelling vermindert met de hierna genoemde bedragen, nu voldoende aannemelijk is gemaakt door de verdediging dat deze posten moeten worden gecorrigeerd:
€ 902,69 correctie pinopname's
€ 350,- bijpinnen bij tankstations (i.p.v. nihil)
€ 200,- beginsaldo (aanvankelijk € 50,-, wordt € 250,-)
€ 1806,- aanpassing opbrengst verkoop Alfa
€ 12.500,- contante inkomsten uit [VOF] VOF
€ 29.000- NIBUD/ contante kosten levensonderhoud (wordt nihil)
€ 2.500,- huurpenningen
De kosten voor levensonderhoud zijn aanvankelijk gesteld op € 29.000,-. Na verweer door de verdediging, heeft de officier van justitie deze post met de helft verminderd. Naar aanleiding van het strafvonnis, is deze post uiteindelijk geheel komen te vervallen. Daarbij heeft de officier echter abusievelijk in de laatste fase € 29.000,- in mindering gebracht, waar deze post, na de eerdere vermindering, nog slechts € 14.500,- omvatte.
Eveneens in afwijking van de officier van justitie acht de rechtbank door de verdediging wel voldoende aannemelijk gemaakt dat de opbrengst uit huurpenningen meer betrof dan het bedrag van € 2.500,- dat door de officier van justitie is geschat.
Gelet op de verklaring van [getuige], zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 10 april 2012 heeft [getuige] gedurende 7 maanden huur betaald ad € 900,- p/m. Hiervan is een bedrag van € 1.155,- betaald per bank. De rechtbank acht daarom voldoende aannemelijk dat het overige contant is betaald aan veroordeelde, te weten een bedrag van (7x 900 =) 6300 - 1155,- = € 5.145,- en dat veroordeelde dit bedrag daarom aan contante inkomsten uit huurpenningen heeft gehad.
De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk dat verdachte ook huurpenningen heeft ontvangen uit andere panden die hij bezat, nu hiervan geen huurovereenkomsten zijn overgelegd en ook anderszins niet is aangetoond dat veroordeelde hier van huurders contante bedragen heeft ontvangen.
Voorts acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat de contante storting ad € 3600,- geld is dat van zijn moeder afkomstig is. Uit de bankafschriften van veroordeelde volgt inderdaad dat veroordeelde een bedrag van € 2600,- heeft overgemaakt naar [onderneming] onder vermelding van [naam], waarbij wordt opgemerkt dat, zoals de verdediging heeft gesteld en door de rechtbank is gecontroleerd "[onderneming]" (betalingskenmerk bij deze storting) Turks is voor [pseudoniem].
De rechtbank zal daarom deze storting buiten de contante uitgaven houden.
Eveneens is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat het opladen van een chipknip gelijk kan worden gesteld met een contante opname. Een chipopname komt immers nimmer terug in het girale verkeer en wordt als contant betaalmiddel gebruikt. De rechtbank zal daarom het bedrag van € 390,- van het opladen van de chipknip als contante opname zien.
De verdediging heeft verder aangevoerd ten aanzien de auto’s:
Dat de verkoopopbrengsten van de Audi [kenteken] contant door vader aan veroordeelde zijn betaald/doorgesluisd. Dit wordt onderbouwd door een rekeningafschrift waaruit blijkt dat aan vader € 12.000,- is overgemaakt door[betrokkene] t.b.v. de Audi [kenteken]. Gelet op het feit dat de Audi [kenteken] betrokkenes auto is, is het aannemelijk dat ook de opbrengst naar hem toe vloeide.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt: Uit het door de verdediging overgelegde rekeningafschrift van veroordeelde d.d. 28 juli 2010 blijkt dat vader vlak na de ontvangst van €12.000,- , €2.000,- overmaakt naar veroordeelde en dat €10.000,- is overgemaakt naar [BV] BV", dat volgens ‘google.nl’ een kredietverstrekker is. Bovendien wordt het bedrag van € 10.000 overgemaakt naar een andere bankrekening dan dat van veroordeelde en wordt als betalingskenmerk vermeld: "contractnummer … [vader veroordeelden]". Het ligt daarom veel meer voor de hand te veronderstellen dat veroordeeldes vader dit bedrag heeft overgemaakt naar een financieringsinstelling ter delging van zijn eigen schuld en niet naar veroordeelde.
De rechtbank acht daarom onvoldoende aannemelijk gemaakt dat vader het bedrag van €12.000,- of €10.000,- contant aan veroordeelde heeft betaald.
De verdediging heeft gesteld dat blijkens de bankafschriften in totaal € 18.700,- contant is opgenomen bij diverse casino's. Deze bedragen zouden ten onrechte buiten beschouwing blijven als contante opname in de kasopstelling.
De rechtbank volgt dit niet. De opnames betreffen relatief hoge bedragen en zijn deels in kort tijdsbestek opgenomen. De rechtbank gaat er van uit dat dit geld meteen na de opnames is verbruikt in het casino en verdachte ook overigens niet tot voordeel hebben gestrekt.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde. Daarbij wordt als uitgangspunt genomen het eindsaldo van de kasopstelling, waarop de hierna vermelde bedragen in mindering worden gebracht, hetzij als extra (voorheen niet opgenomen) inkomsten, hetzij als vermindering van de in de kasopstelling vermelde uitgaven.
Omschrijving
correctie
Saldo
Eindsaldo kasopstelling als
onverklaarde uitgaven
€ 87.287,49 -
als pinopname moet worden opgenomen als inkomsten.
€ 902,69
€ 86.384,80 -
bijpinnen bij tankstations als extra inkomen.
€ 350,-
€ 86.034,80 -
Correctie beginsaldo
€ 200,-
€ 85.834,80 -
Opbrengst Alfa
€ 1806,-
€ 84.028,80 -
contante inkomsten uit [VOF] VOF
€ 12.500,-
€ 71.528,80 -
NIBUD/ contante kosten levensonderhoud
€ 29.000-
€ 42.528,80 -
Extra huurpenningen
€ 5.145,-
€ 37.383,80 -
Storting ad € 3600,-
€ 3.600,-
€ 33.783,80 -
Chipknip
€ 410,-
€ 33.373,80 -

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

Stelt vast het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van
€ 33.373,80 (zegge: drieëndertigduizend driehonderddrieenzeventig euro en tachtig eurocent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 33.373,80 (zegge: drieëndertigduizend driehonderddrieenzeventig euro en tachtig eurocent).
Aldus gegeven door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. S. Brinkhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 september 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, districtsrecherche Rivierenland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2011029821, gesloten op 25 maart 2011 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de paginas van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.