In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 september 2013 uitspraak gedaan over het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die betrokken was bij hennepkwekerijen. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, dat voorlopig werd geschat op € 154.958,64. Tijdens de zitting op 27 augustus 2013 heeft de officier van justitie de vordering aangepast naar € 165.996,69, waarop de rechtbank de zaak heeft beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de hennepkwekerijen, gebaseerd op de opbrengsten van de kwekerijen en de kosten die in mindering zijn gebracht. De rechtbank heeft de berekeningen van de officier van justitie gevolgd, waarbij de opbrengsten per kwekerij zijn vastgesteld en de kosten zijn afgetrokken. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de betrokkenheid van medeverdachten en de verdeling van het voordeel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het totale wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde uitkomt op € 254.804,12. Dit bedrag is gebaseerd op de opbrengsten van verschillende hennepkwekerijen, waarbij de rechtbank de kosten en de verdeling van het voordeel over de betrokkenen heeft meegenomen. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag, conform artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in de zitting van de rechtbank.