ECLI:NL:RBGEL:2013:3272

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 september 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
05/901110-09
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsuitspraak op basis van betrokkenheid bij hennepkwekerijen

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 september 2013 uitspraak gedaan over het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die betrokken was bij hennepkwekerijen. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, dat voorlopig werd geschat op € 154.958,64. Tijdens de zitting op 27 augustus 2013 heeft de officier van justitie de vordering aangepast naar € 165.996,69, waarop de rechtbank de zaak heeft beoordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de hennepkwekerijen, gebaseerd op de opbrengsten van de kwekerijen en de kosten die in mindering zijn gebracht. De rechtbank heeft de berekeningen van de officier van justitie gevolgd, waarbij de opbrengsten per kwekerij zijn vastgesteld en de kosten zijn afgetrokken. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de betrokkenheid van medeverdachten en de verdeling van het voordeel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het totale wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde uitkomt op € 254.804,12. Dit bedrag is gebaseerd op de opbrengsten van verschillende hennepkwekerijen, waarbij de rechtbank de kosten en de verdeling van het voordeel over de betrokkenen heeft meegenomen. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag, conform artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in de zitting van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/901110-09
Datum zitting : 27 augustus 2013
Datum uitspraak: 24 september 2013
tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde 1 en 2](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedatum] (Turkije),
adres :[adres 1]
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw : mr. K Lans, advocaat te Haarlem.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op € 154.958,64.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 29 november 2011 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.
Het onderzoek is vervolgens geschorst voor een schriftelijke conclusiewisseling. Op 10 april 2012 stond de ontnemingsvordering weer op zitting, waarbij het onderzoek wederom is geschorst met nieuwe termijnen voor een schriftelijke conclusiewisseling.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 27 augustus 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. K. Lans, advocaat te Haarlem.
De officier van justitie, mr. A. van Veen, heeft bij schriftelijke conclusie de vordering aangepast en gevorderd dat de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van € 165.996,69. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie hierbij gepersisteerd en gevorderd dat aan de veroordeelde een betalingsverplichting wordt opgelegd ter hoogte van dat bedrag.
Veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 20 november 2012 tegen veroordeelde gewezen vonnis.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. [1]
De officier van justitie heeft zijn berekening gebaseerd op een berekening van de opbrengsten van de hennepkwekerijen waarvoor veroordeelde is veroordeeld, verminderd met de kosten.
De verdediging heeft ten aanzien van het door de officier van justitie vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel op grond van de berekening aangevoerd dat het BOOM ten onrechte uitgaat van hoofdelijke aansprakelijkheid. Dit is in strijd met het legaliteitsbeginsel, aldus de verdediging. Daarnaast ligt het meer in de rede dat zijn betrokkenheid gebaseerd was op een familiedienst en dat hij daar geen financiële tegemoetkoming voor heeft gekregen.
De rechtbank is, net als de officier van justitie, uitgegaan van de berekening die gebaseerd is op het voordeel per hennepkwekerij waarbij veroordeelde volgens het vonnis van 20 november 2012 betrokken zou zijn. Van de zijde van de verdediging zijn tegen de wijze van berekening en de daarbij gehanteerde stelposten geen bezwaren ingebracht.
Veroordeelde is bij vonnis van 20 november 2012 veroordeeld voor betrokkenheid bij de volgende hennepkwekerijen:
  • [adres 2];
  • [adres 3];
  • [adres 4];
  • [adres 5];en
  • [adres 6].
[adres 3] [2]
In het pand aan de [adres 3] waren twee ruimtes, waar hennepplanten stonden.
De slaapkamer A, waar 255 hennepplanten stonden; en
De zolderruimte B, waar 580 hennepplanten stonden.
In beide ruimtes bevonden zich 19 hennepplanten per vierkante meter. Volgens de tabel in het BOOM rapport van april 2005 bedraagt de opbrengst per plant in dit geval 26,2 gram.
De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken.
Dat maakt dat de verkoopopbrengst voor de [adres 3] is:
255 x 26,2 = 6.681 gram en 580 x 26,2 = 15.196 gram
In het rapport BOOM van april 2005 wordt uitgegaan van een gemiddelde verkoopprijs van € 2.370,- per kilo. De rechtbank ziet ook hier geen reden om daarvan af te wijken.
Dat maakt dat de
verkoopopbrengst per oogstuitkomt op een bedrag van
Slaapkamer A: 6.681 x € 2,37 = € 15.833,97.
Zolderruimte B: 15.196 x € 2,37 = € 36.014,52
Op deze verkoopopbrengst moeten de investeringskosten, afschrijvingskosten, variabele kosten, huisvestingskosten en overige kosten in mindering worden gebracht.
Deze kosten zijn door verbalisant [verbalisant2], gebaseerd op de standaardnormen van het BOOM-rapport uit 2005, gesteld op:
Slaapkamer A: € 2.987,- per oogst;
Zolderruimte B: € 2902,- per oogst.
De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken.
Gelet op het voorgaande is de winst per oogst voor de [adres 3]:
Slaapkamer A €15.833,97 – €2.987,- = € 12.846,97
Zolderruimte B € 36.014,52 - € 2902,- = € 33.112,52
Winst totaal per oogst [adres 3] = € 45.959,49
Uit de in het strafvonnis weergegeven bewijsmiddelen volgt dat door de verdachten [veroordeelde 1 en 2] diverse panden speciaal werden gehuurd ten behoeve van de hennepkweek. De gehuurde panden waren ook niet als woning ingericht. Perceel [adres 3] werd met ingang van augustus 2007 gehuurd en de hennepkwekerij werd aldaar op 28 mei 2009 ontdekt en was niet als woning ingericht. In die periode werd door buurtbewoners gezien dat de luxaflex in het pand altijd dicht was. Verder werd door getuige [getuige] verklaard dat zij gezien had dat er gevulde plastic zakken en veel hout en plaatsmateriaal de woning werd binnengedragen.
De rechtbank acht daarom aannemelijk dat vanaf augustus 2007 tot 28 mei 2009 een in werking zijnde hennepkwekerij is geweest Uitgaande van die periode en een kweekcyclus van 10 weken per oogst (gelet op het rapport BOOM van april 2005), is er sprake van 9 oogsten.
Dat maakt dat voor dit pand het totale wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gesteld op ( 9 x € 45.959,49 = ) €413.635,41..
Aannemelijk is voorts dat veroordeelde niet als enige voordeel heeft gehad van dit pand. Naast veroordeelde is ook [veroordeelde 2] veroordeeld voor de hennepkwekerij in dit pand. De rechtbank zal daarom, nu ook niet anderszins is gebleken, het voordeel pondsgewijs verdelen In zijn aangepaste vordering van 29 november 2011, gaat de officier van justitie uit van een verdeling en toerekening van de opbrengst aan drie verdachten. Medeverdachte [medeverdachte 1] is uiteindelijk echter niet veroordeeld voor betrokkenheid bij de onderhavige hennepkwekerij zodat de opbrengst wordt verdeeld over twee daders.
Dat maakt dat voor veroordeelde het wederrechtelijk verkregen voordeel uitkomt op een bedrag van € 413.635,41 : 2 =
€ 206.817,71is.
[adres 2] [3]
In het proces-verbaal van onderzoek: pand aan de [adres 2], wordt beschreven dat van het pand aan de [adres 2] drie ruimtes waren ingericht als ruimtes die kennelijk werden gebruikt voor de hennepteelt. Op het moment van ontdekking bevonden zich in de ruimtes geen hennepplanten. Wel bevonden zich in een van de ruimtes 92 vuilniszakken met daarin vervuilde potgrond en steenwolblokjes met stelen van hennepplanten. In deze zakken zaten gemiddeld tussen de 8 en 10 steenwolblokjes met een volgroeide afgeknipte hennepsteel. Gemiddeld waren het dus 9 steenwolblokjes met hennepsteel per vuilniszak.
92 vuilniszakken x gemiddeld 9 stuks = 828 steenwolblokjes met hennepstelen.
Verbalisant [verbalisant2] verbaliseert dat gezien de dikte van de steel, het zeer waarschijnlijk is dat de hennepplant volgroeid is geweest en dat de planten zijn geoogst voor de productie van hennep. De rechtbank acht dit aannemelijk.
De opbrengst van een hennepplant wordt berekend naar het aantal planten per vierkante meter. Indien het aantal planten per vierkante meter niet bekend is, wordt uitgegaan van 15 planten per vierkante meter. De daarbij behorende opbrengst bedraagt naar beneden afgerond 28,2 gram per plant.
In het rapport BOOM van april 2005 wordt uitgegaan van een gemiddelde verkoopprijs van €2.370,- per kilo. [4] De rechtbank ziet ook hier geen reden om daarvan af te wijken.
Dat maakt dat de verkoopopbrengst per oogst uitkomt op een bedrag van
828 planten x 28,2 gram x € 2,37 = € 55.338,55.
Op deze verkoopopbrengst moeten de investeringskosten, afschrijvingskosten, variabele kosten, huisvestingskosten en overige kosten in mindering worden gebracht.
Deze kosten zijn door verbalisant [verbalisant2], gebaseerd op de standaardnormen van het BOOM-rapport uit 2005, gesteld op: € 5.838,20. [5]
De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst komt daarmee op een bedrag van 55.338,55 – 5.838,20 = € 49.500,35
Nu er geen aanwijzingen zijn dat er meer dan één keer is geoogst en naast veroordeelde ook [veroordeelde 2] (en niet tevens [medeverdachte 1], waarvan de officier van justitie wel is uitgegaan bji zijn aangepaste vordering) voor betrokkenheid bij de hennepkwekerij is veroordeeld, stelt de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde bij het pand aan de[adres 2] op (€ 49.500,35: 2 =) :
€ 24.750,18.
Het verweer van de verdediging dat niet ‘zomaar’ uitgegaan kan worden van een pondspondsgewijze verdeling, passeert de rechtbank nu de verdediging niets naar voren heeft gebracht noch uit het dossier iets naar voren is gekomen, waaruit zou kunnen volgen dat dit anders was.
[adres 4] [6]
In het proces-verbaal onderzoek hennepkwekerij [adres 4] d.d. 12 juli 2010 wordt beschreven dat in het pand aan de [adres 4] drie ruimtes waren ingericht als hennepkweekruimte. In kweekruimte 1 stonden 202 hennepplanten, in kweekruimte 2 stonden 167 hennepplanten en in kweekruimte 3 stonden 427 hennepstekken. Dit maakt een totaal van 796 planten.
Zoals hierboven reeds beschreven wordt de opbrengst per hennepplant berekend naar het aantal planten per vierkante meter. Indien het aantal planten per vierkante meter niet bekend is, wordt uitgegaan van 15 planten per vierkante meter. De daarbij behorende opbrengst bedraagt naar beneden afgerond 28,2 gram per plant.
In het rapport BOOM van april 2005 wordt uitgegaan van een gemiddelde verkoopprijs van € 2.370,- per kilo. [7] De rechtbank ziet ook hier geen reden om daarvan af te wijken.
Dat maakt dat de verkoopopbrengst per oogst bij de hennepkwekerij in het pand aan de [adres 4] uitkomt op een bedrag van:
796 planten x 28,2 gram x € 2,37 = € 53.199,86.
Van deze verkoopopbrengst moeten de investeringskosten, afschrijvingskosten, variabele kosten, huisvestingskosten en overige kosten af worden gehaald.
Deze kosten zijn door verbalisant [verbalisant2], gebaseerd op de standaardnormen van het BOOM-rapport uit 2005, per oogst gesteld op: € 6.727,40 [8]
De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst komt daarmee op een bedrag van 53.199,86 – 6.727,40 = € 46.472,46.
Het perceel aan [adres 4] werd gehuurd vanaf 16 november 2009 en op 20 april 2010 ontdekt.
De rechtbank is van oordeel dat gelet hierop sprake is geweest van minimaal één oogst.
Aannemelijk is voorts dat veroordeelde niet als enige voordeel heeft gehad van dit pand. Naast veroordeelde is ook zijn medeverdachte [medeverdachte 1] veroordeeld voor de hennepkwekerij in dit pand. Medeverdachten [medeverdachte 2] en [veroordeelde 2] zijn hiervan vrijgesproken. De rechtbank zal daarom, nu ook niet anderszins is gebleken, het voordeel pondspondsgewijs verdelen.
Dat maakt dat voor veroordeelde het wederrechtelijk verkregen voordeel uitkomt op een bedrag van € 46.472,46 : 2 =
€ 23.236,23.
[adres 5]
Volgens het Openbaar Ministerie is niet aantoonbaar dat er in dit pand oogsten zijn geweest. De rechtbank volgt het Openbaar Ministerie hierin en stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel dat veroordeelde heeft gehad bij de hennepkwekerij in [adres 5] daarom op € 0,-.
[adres 6].
Nu geen onderzoek is gedaan naar het wederrechtelijk verkregen voordeel in dit pand, zal de rechtbank eventueel verkregen voordeel uit de hennepkwekerij in dit pand buiten beschouwing laten.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank aannemelijk geworden dat veroordeelde in totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gehad een bedrag van:
€ 206.817,71+
€ 24.750,18+
€ 23.236,23=
€ 254.804,12. Zij zal dan ook vaststellen dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op
€ 254.804,12.

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

Stelt vast het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van
€ 254.804,12 (zegge: tweehonderdvierenvijftig duizend achthonderdvier euro en twaalf eurocent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 254.804,12 (zegge: tweehonderdvierenvijftig duizend achthonderdvier euro en twaalf eurocent.
Aldus gegeven door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. S. Brinkhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 september 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, districtsrecherche Rivierenland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2011029821, gesloten op 25 maart 2011 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de paginas van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1088-1095.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1154-1155.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1156.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1214.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1564.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1156.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1645.