ECLI:NL:RBGEL:2013:3271

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 september 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
05/720238-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor opzetheling van mobiele telefoons in Arnhem

Op 25 september 2013 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van opzetheling van meerdere mobiele telefoons. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in april 2013 in Arnhem mobiele telefoons heeft verworven en doorverkocht, terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig waren. De verdachte heeft op 19 april 2013 een Sony Experia verkocht, die op dezelfde dag was gestolen van slachtoffer 1. De officier van justitie heeft betoogd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de straatroof, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om dit te ondersteunen. De verdachte werd vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank achtte het wel bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan opzetheling. De rechtbank heeft ook andere feiten beoordeeld, waaronder bedreiging en diefstal, maar sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gestelde schade niet rechtstreeks was toegebracht door de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/720238-13
Datum zitting : 11 september 2013
Datum uitspraak : 25 september 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 april 2013 te Arnhem - op of aan de openbare weg, de
Maarten van Rossemstraat - met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Sony Experia), in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte, - dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is gelopen en/of
(vervolgens) - de tas van die [slachtoffer 2] heeft gepakt en/of (vervolgens) op de grond heeft
gegooid en/of (vervolgens) - een blikje uit de handen van die [slachtoffer 2] heeft gepakt en deze op de grond
heeft gegooid en/of (vervolgens) - de tas van die [slachtoffer 2] heeft gepakt en/of (vervolgens) - tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd; "meekomen" en/of (vervolgens) - die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) heeft weggeduwd en/of
(vervolgens) - die [slachtoffer 2] een vuistslag (in het gezicht) heeft gegeven en/of (vervolgens) - die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) heeft gezegd mee te lopen
en/of (vervolgens) - (dreigend) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "geef me je telefoon. Ik heb
een vuurwapen bij me en ben niet bang hem te gebruiken. Ik ben ook niet bang
voor de politie. Doe mij je telefoon of ik pak mijn vuurwapen";
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 19 april 2013 te Arnhem, in elk geval in Nederland, een mobiele telefoon (van het merk/type Sony Experia) althans een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof).
artikel 416 lid 1 onder a jo. 417bis lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 17 april 2013 te Arnhem - op of aan de openbare weg, de
[adres]en/of de [adres] - met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld[slachtoffer 3]
heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Samsung Galaxy
S3), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
voornoemde [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, - dreigend in de richting van die [slachtoffer 3] is gelopen en/of (vervolgens) - tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd; "geef me je telefoon" en/of (vervolgens) - voor die [slachtoffer 3] is gaan staan en/of (vervolgens) - die [slachtoffer 3] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
heeft getoond en/of (achter zijn broeksband) laten zien en/of (vervolgens) - (dreigend) tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "geef me je telefoon.";
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 april 2013 te Arnhem, in elk geval in Nederland, een mobiele telefoon (van het merk/type Samsung Galaxy S3), althans een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof).
Artikel 416 lid 1 onder a jo. 417bis lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 09 april 2013 te Arnhem - op of aan de openbare weg, de
[adres]- met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een mobiele telefoon (Samsung Galaxy S2), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 4] in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
voornoemde [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte, - dreigend in de richting van die [slachtoffer 4] is gelopen en/of (vervolgens) - tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat hij niet in de speeltuin hoorde
en/of (vervolgens) dat hij mee moest lopen en/of (vervolgens) - de telefoon uit de handen van die [slachtoffer 4] heeft gegrist en/of gepakt
en/of (vervolgens) - die [slachtoffer 4] heeft (weg)geduwd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een bewezenklaring kon of mocht leiden:
hij in of op of omstreeks de periode van 9 april 2013 tot en met 19 april 2013 t eArnhem, in elk geval in Nederland, ,een mobiele telefoon (va het merk/tyepe Samsung Galaxy S2) althans een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkrgen goed(eren) betrof).
Artikel 416 lid 1 onder a jo. 417bis lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 04 december 2012 te Arnhem - op of aan de openbare weg, de
[adres] en/of de[adres] - met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5]
heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Samsung Galaxy
S3), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
voornoemde [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte,
- dreigend in de richting van die [slachtoffer 5] is gelopen en/of (vervolgens)
- op de helm van die [slachtoffer 5] heeft geslagen en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat hij zijn telefoon moest afgeven en/of
(vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat hij, verdachte, een wapen en/of een
pistool bij zich had;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 14 mei 2012 te Arnhem - op of aan de openbareweg, de
[adres]en/of het Sonsbeekpark - met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (5 euro) en/of een mobiele
telefoon (Samsung Galaxy Ace), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 6], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- dreigend in de richting van die [slachtoffer 6] is gelopen en/of (vervolgens)
- tegen en/of in de richting van die [slachtoffer 6] heeft geschreeuwd en/of gespuugd
en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 6] heeft gezegd dat hij mee moest lopen en/of (vervolgens)
- de portemonnee van die [slachtoffer 6] heeft gepakt en/of (vervolgens) een
hoeveelheid geld (5 euro) heeft gepakt en/of weggenomen en/of (vervolgens)
- aan de jas van die [slachtoffer 6] heeft getrokken en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 6] heeft gezegd gebruik te willen maken van zijn telefoon;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 09 mei 2012 te Arnhem - op of aan de openbare weg, de Van
[adres] en/of [adres] - met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld[slachtoffer 7]
heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (van het merk/type Blackberry Curve 8520) en/of (bijbehorende) oordopjes, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 7], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- dreigend en/of agressief in de richting van die [slachtoffer 7] is gelopen
en/of (vervolgens)
- een stoeptegel (kapot) heeft gegooid (in de richting van die[slachtoffer 7]) en/of (vervolgens)
- ( dreigend) achter die[slachtoffer 7] aan heeft gerend en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 7] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens);
- een mes tevoorschijn heeft gehaald en/of (vvervolgens);
- dat mes (dreigend) met de punt naar de linkerzijde van die [slachtoffer 7] buik heeft gericht en/of (vervolgens)
- tegen die[slachtoffer 7] heeft gezegd dat hij zijn mobiele telefoon en/of (bijbehorende) oordopjes wilde hebben en/of vervolgens;
- hij die [slachtoffer 7] met vuist één of meermalen tegen het been heeft getrapt/geschopt;
Artikel 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring kon of mocht leiden:
hij op of omstreeks 9 mei 2013 te Arnhem, in elk geval in Nederland, een mobiele telefoon (van het mekr/type Blackberry Curve 8520), althans een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgven van die mobiele telefoon wist of redelijkerwijs moest vermoden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof).
Artikel 416 lid 1 onder a jo 417bis lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 22 maart 2013 te Arnhem [slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 8] dreigend de woorden toegevoegd :"ik
maak je dood" en/of "ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 11 september 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter zitting verschenen:
 [slachtoffer 5].
Als benadeelde partij is voorts ter zitting verschenen:
 de wettelijk vertegenwoordiger (vader) van: [slachtoffer 4]
De officier van justitie, mr. M. Weimar, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 19 april 2013 aan de winkel [winkel] Telecom te Arnhem een mobiele telefoon, type Sony Experia, IMEI 35861054946874 verkocht. [2] Deze mobiele telefoon was op diezelfde dag gestolen van [slachtoffer 1]. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Het signalement van de dader van de straatroof en verdachte komt overeen en de tijd tussen de diefstal en de verkoop van de telefoon aan [winkel] Telecom was dermate kort dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die de straatroof heeft gepleegd. Dit stemt eens te meer nu verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon van een blanke jongen met rossig haar heeft gekocht, wat totaal niet past bij het signalement van de dader. Dit zou betekenen dat er nog een derde persoon tussen het moment van de straatroof en de verkoop door verdachte aan [winkel] Telecom zou hebben gezeten. De officier van justitie acht dit onaannemelijk.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder feit 1 primair tenlastegelegde feit.
Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij het feit. De telefoon die hij heeft verkocht heeft hij gekocht van een blanke jongen met rossig haar, die hem op straat aansprak.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat verdachte de telefoon die bij de straatroof is gestolen op dezelfde dag (tijdstip van de verkoop of sluitingstijd van de winkel blijkt niet uit de stukken) heeft verkocht bij [winkel] Telecom onvoldoende is om wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Het dossier bevat geen ondersteunend bewijs voor de stelling dat verdachte degene is die de straatroof gepleegd heeft. Hierbij merkt de rechtbank op dat de door aangevers opgegeven (zeer algemeen omschreven) signalementen op veel mensen van toepassing zijn en verdachtes signalement naar het oordeel van de rechtbank niet op alle punten overeen komt. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het hem onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Verdachte zegt immers een telefoon gekocht te hebben voor een prijs die lager lag dan de prijs die hij er voor dacht te kunnen krijgen (hij ging er immers direct mee door naar de winkel om hem door te verkopen). Door op straat een telefoon te kopen van iemand die hij niet kende, waarvan hij wist dat die telefoon meer waard was dan de prijs die hij daarvoor betaalde, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze telefoon van misdrijf afkomstig is.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 19 april 2013 te Arnhem, een mobiele telefoon (van het merk/type Sony Experia) , heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon wist dat het
(een
)door misdrijf verkregen goed betrof.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 17 april 2013 aan de winkel [winkel] Telecom te Arnhem een mobiele telefoon, type Samsung S3, IMEI 355994051149180 verkocht. [4] Deze mobiele telefoon was op diezelfde dag gestolen van[slachtoffer 3]. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Het signalement van de dader van de straatroof en verdachte komt overeen en de tijd tussen de diefstal en de verkoop van de telefoon aan [winkel] Telecom was dermate kort dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die de straatroof heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder feit 1 primair tenlastegelegde feit. Verdachte ontkent betrokkenheid bij de diefstal van de telefoon. De telefoon die hij heeft verkocht aan [winkel] Telecom heeft hij op straat gekocht van een jongen die hij kent uit de stad.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat verdachte de telefoon die bij de straatroof is gestolen op dezelfde dag (tijdstip van de verkoop of sluitingstijd van de winkel blijkt niet uit de stukken) heeft verkocht bij [winkel] Telecom onvoldoende is om wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Het dossier bevat geen ondersteunend bewijs voor de stelling dat verdachte degene is die de straatroof gepleegd heeft. Hierbij merkt de rechtbank op dat het door aangever opgegeven (zeer algemeen omschreven) signalement op veel mensen van toepassing is en verdachtes signalement naar het oordeel van de rechtbank niet op alle punten overeen komt met dit signalement.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het hem onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Verdachte zegt immers een telefoon gekocht te hebben voor een prijs die lager lag dan de prijs die hij er voor dacht te kunnen krijgen (hij ging er immers direct mee door naar de winkel om hem door te verkopen). Door op straat een telefoon te kopen van iemand die hij niet kende, waarvan hij wist dat die telefoon meer waard was dan de prijs die hij daarvoor betaalde, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze telefoon van misdrijf afkomstig is.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 17 april 2013 te Arnhem, een mobiele telefoon (van het merk/type Samsung Galaxy S3), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en
/ofheeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon wist dat het
(een) door misdrijf verkregen goed betrof.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 9 april 2013 aan de winkel [winkel] Telecom te Arnhem een mobiele telefoon, type Samsung S2, IMEI 359959047350002 verkocht. [6] Deze mobiele telefoon was op diezelfde dag gestolen van [slachtoffer 4]. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Het signalement van de dader van de straatroof en verdachte komen overeen en de tijd tussen de diefstal en de verkoop van de telefoon aan [winkel] Telecom was dermate kort dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die de straatroof heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder feit 1 primair tenlastegelegde feit. Verdachte ontkent betrokkenheid bij de diefstal. De telefoon die hij heeft verkocht aan [winkel] Telecom heeft hij van een jongen op straat gekocht, die hij kent uit de stad.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat verdachte de telefoon die bij de straatroof is gestolen op dezelfde dag (tijdstip van de verkoop of sluitingstijd van de winkel blijkt niet uit de stukken) heeft verkocht bij [winkel] Telecom onvoldoende is om wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Het dossier bevat geen ondersteunend bewijs voor de stelling dat verdachte degene is die de straatroof gepleegd heeft. Hierbij merkt de rechtbank op dat het door aangever opgegeven (zeer algemeen omschreven) signalement op veel mensen van toepassing is en verdachtes signalement naar het oordeel van de rechtbank niet op alle punten daarmee overeen komt.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het hem onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Verdachte zegt immers een telefoon gekocht te hebben voor een prijs die lager lag dan de prijs die hij er voor dacht te kunnen krijgen (hij ging er immers direct mee door naar de winkel om hem door te verkopen). Door op straat een telefoon te kopen van iemand die hij niet kende, waarvan hij wist dat die telefoon meer waard was dan de prijs die hij daarvoor betaalde, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze telefoon van misdrijf afkomstig is.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in op 9 april 2013 te Arnhem, een mobiele telefoon (va het merk/type Samsung Galaxy S2) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde feit:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 4 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de hem onder 4 feit. Verdachte ontkent enige betrokkenheid en het enige bewijs dat er is, is een signalement.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde feit:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 5 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 5 feit tenlastegelegde. Verdachte ontkent enige betrokkenheid en het enige bewijs dat er is, is een fotoconfrontatie, waarbij de aangever zegt ‘nummer 7 zou hem wel kunnen zijn’. Dit is onvoldoende voor een wettige en overtuigende bewezenverklaring. Met name als je daarbij ook nog rekening houdt met de opmerkingen van de testobservanten dat de foto met nummer 7 als een van de foto’s eruit springt.
Beoordeling door de rechtbank
Het enige bewijsmiddel dat richting verdachte wijst, is een fotoconfrontatie met aangever waarbij hij zegt ‘ik heb één foto gezien, waarvan ik denk dat hij het kan zijn, dat is foto 7’. De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende is om tot een wettig en overtuigende bewezenverklaring te komen en zal verdachte daarom vrijspreken van het hem onder feit 5 tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde feit:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 6 primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de hem onder feit 6 tenlastegelegde.
Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij het hem tenlastegelegde.
Het proces-verbaal van bevindingen, waaruit volgt dat aangever de portiek van de percelen [adres] 65, 66, 67, 68 en 69 aanwijst als het portiek waaruit de dader was komen lopen voordat hij de straatroof pleegde, kan niet als betrouwbaar worden aangemerkt nu dit 11 maanden na dato is gebeurd en aangever in eerste instantie helemaal niet sprak over een portiek van een woning aan de [adres]. Daarnaast zegt het feit dat dit portiek is aangewezen, nog niet dat verdachte degene was die daar destijds uit het portiek kwam lopen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken.
Los van de vraag of aangever de juiste portiek heeft aangewezen, is de rechtbank van oordeel dat het enkele feit dat verdachte in een van de appartementen woont, die bij het door aangever aangewezen portiek hoort, onvoldoende is om boven redelijke twijfel te kunnen vaststellen dat verdachte het primair dan wel het subsidair tenlastegelegde heeft begaan.
Een enkele opmerking in het stamproces-verbaal dat verdachte de Blackberry die bij deze straatroof is weggenomen aan [telecomwinkel] heeft verkocht, acht de rechtbank onvoldoende om als betrouwbaar bewijs mee te kunnen nemen, met name ook, nu dit uit de onderliggende stukken niet is gebleken.
Ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde feit:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 7 primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder feit 7 tenlastegelegde feit. Verdachte bekent dat hij heeft gescholden, maar ontkent dat hij aangever heeft bedreigd. Er zijn voorts geen getuigen.
Beoordeling door de rechtbank
Dat er een incident en een meningsverschil hebben plaatsgevonden staat wel vast. Verdachte ontkent echter dat hij aangever heeft bedreigd en naast de verklaring van aangever zijn er geen andere verklaringen of andere bewijsmiddelen die de verklaring van aangever daarin ondersteunen. De verklaring van verdachte staat daarmee recht tegenover de verklaring van aangever. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet boven redelijke twijfel worden gezegd dat verdachte ook daadwerkelijk dreigende woorden heeft geuit. De rechtbank is daarom van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair, telkens:
‘opzetheling’
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 5, 6 primair en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt het zich melden bij de reclassering, ook als dit inhoudt behandeling bij Kairos of een soortgelijke ambulante forensische zorg, en ook als dit inhoudt het meewerken aan een leefstijltraining met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht geen straf op te leggen die hoger is dan de tijd die verdachte inmiddels in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 28 augustus 2013; en
 een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 30 juli 2013, betreffende verdachte;
 een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog], GZ-psycholoog, gedateerd 3 juli 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft drie keer een telefoon, waarvan hij wist dat deze van diefstal afkomstig was, voorhanden gehad en doorverkocht. Door te handelen in goederen die van diefstal afkomstig zijn, heeft verdachte het lucratief zijn van het plegen van diefstallen in stand gehouden.
Aan heling van goederen wordt daarom net zo zwaar getild als aan diefstal van goederen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder respectievelijke feit 3 en feit 4 tenlastegelegde feiten. Respectievelijk wordt gevorderd een bedrag van €325,-.en € 250,-
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] tot betaling van het bedrag van respectievelijk € 325,- en 250,- toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet ontvankelijk moeten worden verklaard, nu verdachte moet worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde, subsidiair heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de gestelde schade niet rechtstreeks is toegebracht door enig bewezen verklaard feit.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 5, 6 primair en subsidiair en 7 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 3:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Ten aanzien van feit 4:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. R.M. Maanicus (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. D.R. Sonneveldt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 september 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, AVZ Staf district, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2013041110, gesloten op 15 augustus 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 148-149.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], p. 45,48.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 148-149.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], p. 62-63.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 148-149.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], p. 67-.