ECLI:NL:RBGEL:2013:3202

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 september 2013
Publicatiedatum
23 september 2013
Zaaknummer
AWB-11_3679, AWB 11_3680, AWB 11_3681, AWB 11_3683, AWB 11_3684, AWB 11_3685 en AWB 11_3686
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verliesherzieningsbeschikking en winstcorrecties inzake [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst

In deze zaak gaat het om de verliesherzieningsbeschikking van [X] B.V. over het jaar 2001 en de herziene verliesverrekeningsbeschikking over 2002, alsook om de boetebeschikking over 2002. De rechtbank Gelderland heeft op 24 september 2013 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, [X] B.V., en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres heeft in de jaren 2001 tot en met 2006 metaalafvallen geleverd aan [G] B.V. en heeft daarbij contante betalingen ontvangen die niet in haar administratie zijn verantwoord. De Belastingdienst heeft een boekenonderzoek ingesteld en vastgesteld dat de door eiseres verantwoorde opbrengsten niet overeenstemden met de administratie van [G] B.V. Dit leidde tot een winstcorrectie van ruim € 353.000 over de jaren 2001 tot en met 2006, en de oplegging van vergrijpboetes. Eiseres heeft tegen de navorderingsaanslagen en boetes bezwaar gemaakt, maar de rechtbank oordeelt dat de winstcorrecties terecht zijn opgelegd. De rechtbank heeft de boetes verminderd tot 20% van de belasting over de winstcorrectie, omdat de redelijke termijn voor het opleggen van de boetes was overschreden. De rechtbank verklaart het beroep tegen de eerste navorderingsaanslag over 2004 niet-ontvankelijk en de overige beroepen ongegrond, met uitzondering van de beroepen met betrekking tot de boetes, die gegrond worden verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummers: AWB 11/3679, AWB 11/3680, AWB 11/3681, AWB 11/3683, AWB 11/3684, AWB 11/3685 en AWB 11/3686
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van
inzake
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Apeldoorn, verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft met dagtekening 19 april 2008 het verlies van eiseres over het jaar 2001, door middel van een herziene verliesbeschikking (nummer [000].V.17.0112), vastgesteld op € 1.053.039, hetgeen € 31.934 minder is dan oorspronkelijk vastgesteld.
Verweerder heeft met dagtekening 3 januari 2009 de belastbare winst van eiseres over het jaar 2002 nader vastgesteld op € 282.292 (nummer [000].V.27.0112) hetgeen € 44.878 meer is dan oorspronkelijk vastgesteld. Bij herzieningsbeschikking is ook de verrekening van het in 2001 geleden verlies met de winst over het jaar 2002 met € 44.878 verhoogd naar € 282.292. Tevens is bij beschikking een vergrijpboete van € 6.507 opgelegd.
Verweerder heeft met dagtekening 24 januari 2009 de belastbare winst van eiseres over het jaar 2003 nader vastgesteld op € 74.823 (nummer [000].V.37.0112) hetgeen € 47.911 meer is dan oorspronkelijk vastgesteld. Bij herzieningsbeschikking is ook de verrekening van het in 2001 geleden verlies met de winst over het jaar 2003 met € 47.911 verhoogd naar € 74.283. Tevens is bij beschikking een vergrijpboete van € 6.947 opgelegd.
Verweerder heeft met dagtekening 29 april 2008 de belastbare winst van eiseres over het jaar 2004, middels een eerste navorderingaanslag (aanslagnummer [000].V.47.0112) overeenkomstig de primitieve aanslag vastgesteld op € 578.503. Bij herzieningsbeschikking is de verrekening van het in 2001 geleden verlies met de winst over het jaar 2004 met € 17.655 verlaagd naar € 560.848. Het belastbare bedrag is vastgesteld op € 17.655. Daarnaast is bij beschikking € 802 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft met dagtekening 29 april 2008 de belastbare winst van eiseres over het jaar 2004, middels een tweede navorderingaanslag (aanslagnummer [000].V.48.0112) nader vastgesteld op € 637.901 hetgeen € 59.398 meer is dan bij de eerste navorderingsaanslag is vastgesteld. Bij herzieningsbeschikking is de verrekening van het in 2001 geleden verlies met de winst over het jaar 2004 met € 92.789 verlaagd naar € 468.059. Het belastbare bedrag is vastgesteld op € 169.842. Tevens is bij beschikking een vergrijpboete van € 8.612 opgelegd. Daarnaast is bij beschikking € 9.996 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft met dagtekening 31 januari 2009 een aanslag (aanslagnummer [000].V.56.0112) voor het jaar 2005 opgelegd berekend naar een belastbare winst van €  482.791 hetgeen € 79.546 meer is dan door eiseres aangegeven. Daarbij is tevens bij beschikking € 5.034 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft met dagtekening 7 februari 2009 een aanslag (aanslagnummer [000].V.66.0112) voor het jaar 2006 opgelegd berekend naar een belastbare winst van € 628.883 hetgeen € 89.414 meer is dan door eiseres aangegeven. Tevens is bij beschikking een vergrijpboete van € 13.233 opgelegd. Daarbij is tevens bij beschikking € 3.392 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 26 juli 2011 de (navorderings)aanslagen, de beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen over de jaren 2001, 2002, 2003, 2005 en 2006 gehandhaafd. Tevens heeft hij uitspraak gedaan op het bezwaar tegen de tweede navorderingsaanslag over het jaar 2004 en de bijbehorende boete- en heffingsrentebeschikkingen.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 5 september 2011, ontvangen door de rechtbank op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2012 te Arnhem. De behandeling heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de behandeling van de zaken met de nummers AWB 11/3687, AWB 11/3688, AWB 11/3689, AWB 11/3690, AWB 11/3691 en AWB 11/3692. Met instemming van partijen worden de gedingstukken bij de behandeling van alle zaken in aanmerking genomen.
Namens eiseres is verschenen [A], bijgestaan door mr. [gemachtigde] en mr. [B]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde], mr. [C], [D] en [E]. Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.
De behandeling van het beroep is vervolgens geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen om alsnog geschoonde versies van de rapporten van deelonderzoeken van de ondernemingen 1 tot en met 9 zoals genoemd in bijlage P van het verweerschrift in de procedures met nummer AWB 11/3687, AWB 11/3688, AWB 11/3689, AWB 11/3690, AWB 11/3691 en AWB 11/3692 te overleggen.
Verweerder heeft deze rapporten op 31 januari 2013 aan de rechtbank overgelegd. Eiseres heeft hierop bij brief (met bijlagen) van 27 februari 2013 gereageerd. Vervolgens heeft verweerder op 24 april 2013 gereageerd op voornoemde brief van eiseres.
Het onderzoek ter zitting is vervolgens door de enkelvoudige belastingkamer voortgezet op 9 juli 2013. Namens eiseres is verschenen [A], bijgestaan door mr. [gemachtigde] en mr. [B]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde], mr. [C] en [D]. Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

2.Feiten

2.1.
Eiseres vormt voor de heffing van de vennootschapsbelasting met haar 100% dochtervennootschap [F] B.V. een fiscale eenheid. De aandelen van eiseres zijn in het bezit van haar directeur [A]. [F] B.V. is gevestigd in [Z] en houdt zich bezig met de productie van metalen bodems, drukvaten en apparaten. Hierna worden eiseres en [F] B.V. gezamenlijk aangeduid als eiseres.
2.2.
Eiseres leverde in de jaren 2001 tot en met 2006 metaalafvallen aan de eveneens in [Z] gevestigde vennootschap [G] B.V. (hierna:[G] BV). Medewerkers van eiseres meldden aan[G] BV dat de op het terrein geplaatste containers opgehaald konden worden. Vervolgens liet[G] BV deze containers met eigen vrachtwagens ophalen of liet dat door derden doen ([H] of [I]). De containers werden op het terrein van[G] gewogen, waarna door eiseres op basis van soort en gewicht een vergoeding voor de afgevoerde metalen werd ontvangen.
2.3.
In de loop van het jaar 2006 heeft verweerder een onderzoek ingesteld bij[G] BV. Uit dit onderzoek rees het vermoeden dat leveranciers van afvalmetalen een gedeelte van de door hen voor die afvallen ontvangen vergoeding contant lieten uitbetalen om die vergoeding daarmee buiten de boekhouding te kunnen houden. Naar aanleiding hiervan is bij een aantal leveranciers van afvalmetalen, waaronder eiseres, een boekonderzoek ingesteld. Het onderzoek is gestart op 23 januari 2007. Tot de gedingstukken behoort het op 28 november 2008 gedagtekende eindrapport van het bij eiseres ingestelde onderzoek. Vastgesteld werd dat de door eiseres in de jaren 2001 tot en met 2006 verantwoorde opbrengsten afvalmetalen niet overeenstemden met hetgeen in de administratie van[G] BV – met name in de weegadministratie - was verantwoord. De volgens de weeg- en financiële administratie van[G] BV van eiseres ingekochte afvalmetalen overtroffen de door eiseres verantwoorde opbrengsten in de jaren 2001 tot en met 2006 met ruim € 353.000. In de administratie van eiseres zijn slechts per bank ontvangen opbrengsten verantwoord. In de administratie komen geen contante opbrengsten voor.
2.4.
De directeur en enkele andere personeelsleden van[G] BV hebben tegenover de controlerend ambtenaren verklaard dat op verzoek van de heer [A] het verkochte afval werd gesplitst in een gedeelte dat per bank moest worden betaald en aan eiseres werd gefactureerd en een gedeelte dat contant moest worden betaald en waarvoor geen factuur werd uitgereikt. Tot de gedingstukken behoort een door de controlerend ambtenaren opgemaakte ambtsedige verklaring waarin verslag is gedaan van de mondeling verstrekte informatie. De betreffende personeelsleden hebben op verzoek van de controlerend ambtenaren schriftelijke verklaringen afgelegd.
2.5.
In een schriftelijke verklaring van [J], directeur/aandeelhouder van[G] BV, van 17 september 2008 is onder meer het volgende opgenomen:
“Bij een onderzoek van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Apeldoorn is in 2007 het volgende gebleken:
- Door [F] B.V., [A-straat 1] te [Z] is er ijzer en overige metalen geleverd aan [G] B.V.;
- Een deel van de leveringen werd per bank afgerekend en een deel contant;
- een en ander blijkt uit de digitale weegbrug- en kasadministratie over de jaren vanaf 2001.
Ik verklaar dat de dhr. [A], directeur van [F] B.V., het contante geld zelf ophaalde en dat hij niet om een bewijs van aflevering vroeg.
(…)”
2.6.
In een brief van [J] aan verweerder van 16 oktober 2008 is onder meer het volgende opgenomen:
“Op uw verzoek bevestigen wij hiermee schriftelijk de procedure van facturering en betaling van geleverd materiaal van [F] gedurende de jaren vóór 2007.
De weegbonnen van het materiaal dat wij voor [F] hebben afgevoerd werden bewaard en de gegevens daarvan maandelijks getotaliseerd in een Excel-spreadsheet. In deze sheet werden de orderdatum, de materiaalsoort, het gewicht en de geldende prijs opgeslagen.
Maandelijks belde ondergetekende dhr. [A] om het hiervoor genoemde overzicht naar hem toe te faxen. Dit gebeurde dan wel direct, zodat dhr. [A] de fax kon onderscheppen zonder dat medewerkers van zijn kantoor deze konden inzien.
Dhr. [A] paste vervolgens het Excel-overzicht (materialen/gewichten) zodanig aan dat:
- de materiaalstromen zich verhielden met dezelfde materialen in vorige periodes op zodanige wijze dat de afvalstroom in lijn was met de gevoerde productie;
- het grootste gedeelte van de totale materiaalwaarde contant kon worden uitgekeerd, en het restant op faktuur.
Het aangepaste overzicht werd op ons kantoor afgegeven (of naar ons toegefaxed), zodat ondergetekende:
- de faktuur kon klaarmaken;
- de kasbonnen kon aanslaan waarop de contante stroom werd afgerekend.
Dhr.[A] werd gewaarschuwd als de contante stroom klaar was, waarna hij de opbrengst altijd persoonlijk op ons bedrijf kwam afhalen.
In de periode 2002-2004 is [J] b,v, gestopt met het op verzoek van dhr. [A] aanpassen van soorten en gewichten in de wegingen. Tegen dhr. [A] is toen gezegd dat er alleen gehele weegbonnen konden worden aangeslagen op de kassa en contant worden afgerekend. Hierna is door dhr. [A] nog wel aangegeven dat materialen anders moesten worden genoemd op de rekening of de kassabon, maar klopten gewichten vanaf de weegbrug één op één met de gewichten op de afrekening.”
2.7.
In een ambtsedige verklaring van 23 oktober 2008 hebben de controlerend ambtenaren, [D] en [K] hun gesprekken met betrokkenen als volgt vastgelegd:
“Ambtsedige verklaring inzake:
[F] B.V.
[A-straat 1]
[Z]
Hierbij verklaren wij dat dhr. [J], directeur van:
[G] B.V.
[A-straat 2]
[Z]
op de volgende data het volgende heeft verklaard:
- op 2 april 2007 in een telefonisch onderhoud met [D]: het is dhr. [A] zelf, die
het geld ophaalt; dhr. [J] vraagt dhr. [D] met deze info voorzichtig om te gaan;
- op 16 mei 2007 in een telefonisch onderhoud met dhr. [D]: de directeur (in dit geval
dhr. [A]) bepaalde maandelijks achteraf welke leveringen hij op factuur wilde en welke
contant; zo ging het ook bij andere bedrijven, die deels per bank (op factuur) en contant lieten
uitbetalen.
Op 8 november 2007 meldt dhr. [K] aan dhr. [D]:
Dhr. [J] heeft de Belastingdienst schriftelijk gevraagd om een onderhoud vanwege het feit
dat na onze zogenaamde derdenonderzoeken een tweetal grote klanten inmiddels een andere afne-
mer heeft gezocht.
Dhr. [J] heeft dhr. [K] telefonisch en schriftelijk meegedeeld dat één van de klanten
elders wél op de hem gewenste wijze zou kunnen afrekenen.
Van één bedrijf was ons bekend dat zij inmiddels naar een andere recycler waren overgestapt.
De naam van het andere bedrijf is aan dhr. [K] door dhr. [J] telefonisch meegedeeld:
het betreft [F] B.V.
Er zouden nog wel containers van [G] B.V. op het terrein staan.
[F] B.V. zou naast [G] B.V. inmiddels ook leveren aan de fa. [L] in
[Q].
Dhr. [K] heeft toen een afspraak voor een bespreking vastgelegd en wel 22 november 2007 bij
[G] B.V.
Verslag bespreking 22 november 2007; gesprekspartners dhr. [J], dhr. [M] en
dhr. [N] van [G] B.V. en de heren [D] en [K] van de Belastingdienst:
- Aanleiding van het verzoek van [G] B.V. om dit gesprek is met name het feit dat zij
[F] dreigen te verliezen als klant en dat dhr. [A] gezegd heeft weg te gaan
omdat elders (i.c. de fa. [L] in [Q]) wél op de hem gewenste wijze kan worden
afgerekend (i.c. contant en anoniem).
- Op dit moment staan alle (6) containers van [G] B.V. nog op het terrein bij
[F] B.V.
- [F] B.V. levert nog een deel op factuur; namelijk het gedeelte dat per bank wordt
afgerekend in de orde van grootte, zoals in het verleden ook al gebeurde; dit betreft alleen niet meer
het hoogwaardige RVS, maar alleen ijzer.
- Over het feit dat er weer afval opgehaald kan worden, wordt gebeld door iemand van
[F] BV., waarna het wordt opgehaald door een chauffeur van [G] B.V.
- De chauffeur had op een bepaald moment gevraagd waarom (een) andere volle container(s) niet
moesten worden meegenomen. De reactie van een werknemer van [F] B.V. was dat
daarover intern nog overlegd zou worden.
- Sinds onze controle zou de afvalstroom, die contant wordt afgerekend, niet meer geleverd worden.
Een korte tijd zou er helemaal niets zijn geleverd; zij zouden toen geleverd hebben aan een “buurman”
iets verderop.
- Momenteel zou, op enkele containers na, alles aan de fa. [L] in [Q] worden geleverd.
- Volgens dhr. [J] heeft de fa. [L] in [Q] een slechte naam: zij nemen het niet zo
nauw met de regels; er kan anoniem geleverd worden.
- Naar aanleiding van het boekenonderzoek had dhr. [A] zelf steeds contact met
dhr. [J].
- De situatie van leveringen, die contant worden afgerekend, bestaat al jaren; ook toen de beider ouders
de zaak bestuurden bij respectievelijk [G] B.V. en [F] B.V.
- Dhr. [A] heeft nog voorgesteld het afval in kleine containers van ongeveer 500 kg. te
leveren, zodat [G] B.V. de leveringen van [F] B.V. als “particulier” in de
boeken kon noteren; dhr. [J] zegt hier niet aan te willen meewerken.
- Volgens dhr. [J] worden de containers (ook van [G] B.V.) vervoerd door de
fa. [O] in [Z] zonder de vereiste begeleidingsbrieven te gebruiken; elke keer zou
dhr. [A] met zijn eigen auto meerijden naar de fa. [L] in [Q] om het geld te
innen.
- Dhr. [J] en de anderen waren blij dat zij even hun hart konden “luchten”, maar begrepen
wel dat wij niet konden ingaan op het reilen en zeilen bij [F] B.V.; wel vermoeden zij
dat het daar fiscaal niet “snor” zit.
- Zij waren blij dat wij als luisterend oor wilden fungeren.
Op 2 april 2008 is dhr. [J] door dhr. [D] gebeld met de vraag of hij ermee akkoord gaat dat zijn informatie, dat dhr. [A] zelf het geld contant inde, te noemen in een conceptrapport over [F] B.V.
Dhr. [J] is meegedeeld dat de informatie, dat nu geleverd wordt aan de fa. [L] in [Q], (nog) niet wordt gebruikt. Dhr. [J] gaat hiermee akkoord.”
2.8.
In gelijkluidende schriftelijke verklaringen van [M], directielid van[G] BV en van [N], controller van[G] BV, van 9 juli 2009 is het volgende opgenomen:
“Bij een onderzoek van de Belastingdienst Randmeren/kantoor Apeldoorn is in 2007 het volgende
gebleken:
- Door [F] B.V., [A-straat 1] in [Z] is er ijzer en overige metalen
geleverd aan [G] B.V.;
- Een deel van de leveringen werd per bank afgerekend en een deel contant;
- Een en ander blijkt uit de digitale weegbrug- en kasadministratie over de jaren vanaf 2001.
De weegbonnen, die werden geproduceerd, werden verzameld en gescheiden van de rest; de
weegbonnen gingen naar dhr. [J] zelf.
Hij zette, doorgaans maandelijks, de ontvangen goederen in een Excel-overzicht met vermelding van
gewicht, soort en prijs en totaal bedrag per regel.; ook het totaal te ontvangen bedrag van alle soor-
ten materiaal werd vermeld.
Dit overzicht werd in een aantal gevallen per fax naar [F] B.V. t.a.v. dhr. [A]
gefaxt; dhr; [A] vermeldde per regel wat op factuur moest worden afgerekend per
bank; de rest moest contant worden uitbetaald. Dit overzicht, met door dhr. [A] gemaakte
aantekeningen, werd weer naar [G] B.V. gefaxt t.a.v. dhr. [J].
Daarnaast gebeurde het dat een en nader niet per fax werd uitgewisseld, maar door dhr. [A]
persoonlijk op het kantoor van [G] B.V. werd aangegeven en uitgewisseld.
In een later stadium kwam dhr. [A], nadat de kasadministratie was bijgewerkt, het geld zelf
ophalen.
Uitbetaling vond plaats door dhr. [J], maar ook wel door dhr. [N] en ondergeteken-
de.
De heren [J] of dhr. [N] maakten in de digitale kasadministratie aantekening van de
uitbetaling.
Ik verklaar dat dhr. [A], directeur van [F] B.V., het contante geld zelf
ophaalde en dat hij niet om een bewijs van aflevering vroeg.
Ik verklaar dat ik meerdere keren het geld zelf aan hem heb overhandigd.”
2.9.
In drie schriftelijke verklaringen van chauffeurs van[G] BV, van 9 juli 2009 is telkens het volgende opgenomen:
Ik, (Rb: naam chauffeur), chauffeur bij [G] B.V., verklaar dat ik op de dagen, vermeld in het
bestand “Routelijsten chauffeurs”, dat als bijlage bij deze verklaring is gevoegd, containers met afval
ijzer en overige metalen heb gereden van [F] B.V. naar de werf van [G]
B.V. Op die dagen heeft weging plaatsgevonden op de weegbrug van [G] B.V.
2.10.
In een schriftelijke verklaringen van [P], weger bij[G] BV, van 9 juli 2009 is het volgende opgenomen:
“Ik, [P], weger bij [G] B.V., verklaar dat op de dagen, vermeld in het bestand
“Routelijsten chauffeurs”, dat als bijlage bij deze verklaring is gevoegd, containers met afval ijzer en
overige metalen zijn gereden van [F] BV. naar de werf van [G] B.V.
Op die dagen heeft weging plaatsgevonden op de weegbrug van [G] B.V.”
2.111. Volgens het rapport dat is opgemaakt naar aanleiding van het bij eiseres ingestelde boekenonderzoek heeft eiseres van de in de jaren 2001 tot en met 2006 voor aan[G] BG geleverde materialen, de per bank ontvangen bedragen (in totaal € 143.783) wel in haar boekhouding heeft verantwoord, maar de contante ontvangsten ad € 353.081 niet verantwoord. Het laatste bedrag is als winstcorrectie aan de verschillende jaren toegerekend. De inkomens uit aanmerkelijk belang van haar aandeelhouder zijn over die jaren met dezelfde bedragen verhoogd. Tevens is ter zake van de nagevorderde belasting een boete van 50% opgelegd. De correctie is als volgt over de jaren verdeeld:
2001 € 31.934 (f 70.375)
2002 € 44.878
2003 € 47.911
2004 € 59.398
2005 € 79.546
2006 € 89.414
2.12.
Dit heeft geresulteerd in de volgende aanslagen, herzieningsbeschikkingen, boetes en heffingsrente (bedragen in €; 2001-2004 herziening/navordering; 2005-2006 primitieve aanslag):
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Eerder vastgesteld
Belastbare winst
-1.084.973
237.414
26.912
578.503
403.245
539.469
Carry back
227.865
Carry forward
-857.108
-237.414
-26.912
-578.503
Belastbaar bedrag
403.245
539.469
2001
2002
2003
2004 (1e)
2004 (2e)
2005
2006
Nieuw vastgesteld
Dagtekening
19-4-2008
3-1-2009
24-1-2009
29-4-2008
31-12-2008
31-1-2009
7-2-2009
Belastbare winst oud
-1.084.973
237.414
26.912
578.503
578.503
403.245
539.469
Winstcorrectie
31.934
44.878
47.911
59.398
79.546
89.414
Belastbare winst
-1.053.039
282.292
74.823
578.503
637.901
482.791
628.883
Carry back
227.865
Carry forward
-825.174
-282.292
-74.823
-560.848
-468.059
Belastbaar bedrag
17.655
169.842
482.791
628.883
Bruto belasting
5.119
57.346
151.057
185.218
Eerdere aanslag
-5.119
-121.502
-158.751
Te betalen belasting
5.119
52.227
29.555
26.467
Heffingsrente
802
9.996
5.034
3.392
Boete
6.507
6.947
8.612
13.233
Totaal
6.507
6.947
5.921
70.835
34.589
43.092
Vergrijpboete 2002: 44.878 x 29% = 13.014 x 50% = 6.507
Vergrijpboete 2003: 47.911 x 29% = 13.894 x 50% = 6.947
Vergrijpboete: 59.398 x 29% = 17.255 x 50% = 8.612
Vergrijpboete: 89.414 x 29,6% = 26.467 x 50% = 13.233
2.13.
Naar aanleiding van het bij[G] BV ingestelde onderzoek heeft verweerder niet alleen de administratie van eiseres gecontroleerd, maar heeft hij bij 15 andere toeleveranciers van[G] BV een deelonderzoek ingesteld. Verweerder heeft een geanonimiseerd overzicht verstrekt van die onderzoeken. Volgens dit overzicht was bij één bedrijf sprake van een zeer gering en daarom niet gecorrigeerd verschil van € 126 met de kasadministratie van[G] BV, werden bij drie bedrijven geen verschillen geconstateerd met de kasadministratie van[G] BV, was bij één bedrijf sprake van een gedeeltelijk verschil met de kasadministratie van[G] BV (winstcorrectie € 1.701) en werden bij negen bedrijven de door[G] BV geregistreerde kasmutaties volledig gecorrigeerd. Van die laatste groep werden bij zes bedrijven winstcorrecties aangebracht variërend van € 2.334 tot € 250.308. Hiervan werden zes correcties volledig door de betreffende bedrijven geaccepteerd. Tegen één correctie van € 47.839 werd bezwaar gemaakt omdat slechts een deel van de correctie acceptabel was. Bij de overige drie bedrijven in deze laatste groep was sprake van een loon- of overige correctie. Verweerder heeft geanonimiseerde afschriften van de bij de negen voornoemde vennootschappen opgemaakte controlerapporten overgelegd.

3.Geschil

In geschil is of de verliesherzieningsbeschikking over 2001, de herziene verliesverrekeningsbeschikking over 2002 en de boetebeschikking over 2002 moeten worden vernietigd wegens overschrijding van de wettelijke termijn. Daarnaast is voor alle jaren in geschil of verweerder de winst van eiseres terecht met de in onderdeel 2.11 genoemde bedragen heeft verhoogd. Ook zijn de opgelegde boetes in geschil.

4.Beoordeling van het geschil

Ten aanzien van de navorderingstermijn 2001 en 2002
4.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat de verliesherzieningsbeschikking over 2001, de herziene verliesverrekeningsbeschikking over 2002 en de boetebeschikking over 2002 moeten worden vernietigd wegens overschrijding van de wettelijke termijn. Tussen partijen is niet in geschil dat aan eiseres op grond van de zogenaamde beconregeling tenminste 11 maanden uitstel is verleend. Verweerder heeft gesteld dat in verband met grote achterstanden aan alle klanten van grote belastingadvieskantoren op grond van de zogenoemde maatwerkregeling extra uitstel is verleend voor indiening van de aangiften. Voor het jaar 2001 was dat vijf maanden en voor het jaar 2002 vier maanden extra uitstel. Ook de toenmalige adviseur van eiseres, [a], was in die regeling betrokken. Volgens verweerder eindigde de in artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) genoemde termijn daarom op 30 april 2008 (voor het jaar 2001) en 31 maart 2009 (voor het jaar 2002) en zijn de beschikkingen daarom tijdig vastgesteld. Eiseres stelt zich op het standpunt dat dit uitstel niet aan haar kenbaar is gemaakt.
4.2.
De rechtbank acht verweerder erin geslaagd aannemelijk te maken dat aan eiseres op grond van de maatwerkregeling extra uitstel is verleend. Uit de door hem overgelegde schermprint van het computersysteem van de Belastingdienst blijkt niet alleen het door verweerder gestelde uitstel, maar daarop wordt tevens melding gemaakt van de toepasselijkheid van de maatwerkregeling. Ook wordt daarop melding gemaakt van de contactpersoon en het adres van het betreffende advieskantoor. Gelet hierop acht de rechtbank aannemelijk dat het extra uitstel niet alleen is verleend, maar ook kenbaar is gemaakt aan de gemachtigde van eiseres. Dat de huidige gemachtigde niet beschikt over de vastlegging daarvan doet niet ter zake. Deze grief van eiseres wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid beroep tegen eerste navorderingsaanslag 2004
4.3.
Het door eiseres ingestelde beroep ziet mede op de op 29 april 2008 opgelegde (eerste) navorderingsaanslag 2004. Verweerder heeft onweersproken aangevoerd dat tegen deze aanslag geen bezwaarschrift is ingediend en dat evenmin uitspraak op bezwaar is gedaan. Omdat niet is voldaan aan de in artikel 7:1 van de Awb gestelde eis dat eerst bezwaar moet worden gemaakt bij het bestuursorgaan, moet het beroepschrift niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de winstcorrecties
4.4.
Verweerder heeft aangevoerd dat de bewijslast van de onjuistheid van de aanslagen dient te worden omgekeerd en verzwaard omdat eiseres niet heeft voldaan aan de in artikel 52 van de AWR opgenomen administratieverplichtingen. De rechtbank zal aan deze stelling voorbij gaan omdat zij van oordeel is dat verweerder reeds op grond van de geldende regels omtrent de bewijslastverdeling aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres in de jaren 2001 tot en met 2006 haar contante verkopen van metaalafval niet in haar administratie heeft opgenomen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
4.5.
Vooropgesteld dient te worden dat uit de – tot de gedingstukken behorende – afschriften van de weegadministratie van[G] BV naar voren komt dat eiseres aanzienlijk meer afvalmaterialen aan[G] BV heeft geleverd dan zijn opgenomen in haar administratie. Daarin zijn immers slechts de door eiseres per bank betaalde en aan haar gefactureerde verkopen opgenomen. De door verweerder bepleite correcties sluiten aan met de verschillen tussen die weegadministratie en de administratie van eiseres.
4.6.
Daarnaast hebben medewerkers van[G] BV, te weten [J] (directeur/aandeelhouder), [M] (directeur) en [N] (controller), eenduidig en consistent zowel schriftelijk als mondeling verklaard dat op verzoek van de directeur van eiseres een groot gedeelte van haar verkopen van afvalmetalen niet werd gefactureerd en niet per bank werd betaald, maar als contante verkopen door[G] BV werd verantwoord. Tevens werd verklaard dat de daarop betrekking hebbende bedragen per kas aan [A] werden uitbetaald.
4.7.
De weegadministratie van[G] BV en de verklaringen van haar werknemers sluiten aan met de door verweerder overgelegde afschriften van faxberichten tussen eiseres en[G] BV over de maanden november en december 2006. Die – in de administratie van[G] BV maar niet in de administratie van eiseres aangetroffen - faxberichten zijn verzonden door[G] BV en bevatten een overzicht van de in die maanden geleverde afvalmaterialen. Hierop is door de directeur van eiseres, de heer [A], met de hand aangegeven welke leveranties gefactureerd moeten worden. Vervolgens is dit faxbericht teruggezonden naar[G] BV. De op het faxbericht over december 2006 vermelde leveranties sluiten nagenoeg geheel aan met de door verweerder overgelegde weegadministratie. Tevens sluit dit faxbericht en dat overzicht aan met de routelijsten voor de betreffende chauffeur en de begeleidingsbrieven voor afvaltransport.
4.8.
De juistheid van de weegadministratie van[G] BV wordt bevestigd door de resultaten van het onderzoek dat verweerder bij andere leveranciers heeft ingesteld. Daaruit blijkt immers dat de in de weegadministratie van[G] BV voorkomende leveranties welke contant werden betaald, ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. De rechtbank ziet geen aanleiding aan de juistheid van dit overzicht te twijfelen. Ook de door verweerder verstrekte afschriften van de betreffende onderzoeksrapporten bevestigen dit beeld.
4.9.
Eiseres heeft aangevoerd dat de administratie van[G] BV en de verklaringen van de werknemers van die vennootschap als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt. Zo heeft zij in dit verband erop gewezen dat een drietal door haar ontvangen facturen inhoudelijk niet overeenkomen met de weegadministratie van[G] BV. Anders dan eiseres bepleit, is dit echter niet in strijd met de in de verklaringen weergegeven werkwijze. Volgens de brief van[G] van 16 oktober 2008 werden tot in de periode 2002-2004 op verzoek van [A] zowel gewichten als soorten op de facturen gewijzigd.
4.10.
Ook het standpunt van eiseres dat twee boekingen in 2006 in de administratie van[G] BV waarop een contante betaling zou hebben plaatsgevonden, niet kunnen kloppen vanwege afwezigheid van [A], wordt verworpen. Uit de verklaringen van de werknemers van[G] BV en de toelichting daarop door verweerder ter zitting blijkt immers dat de werkwijze was dat nadat afstemming tussen [A] en [J] had plaatsgevonden, de contant te betalen bedragen als kasbetaling werden afgezonderd, maar dat het soms nog enige tijd kon duren voordat feitelijke betaling aan [A] plaatsvond.
4.11.
Het standpunt van eiseres dat de faxberichten over november en december 2006 dienden om op verzoek van[G] BV opgave te doen van door eiseres geleverde afvalmetalen omdat de weegbrugadministratie van[G] BV storingen vertoonde, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Niet alleen wijzen de faxberichten niet op een dergelijk verzoek, maar ook wordt dit standpunt niet door[G] BV of enige andere betrokkene ondersteund. Ook is niet duidelijk waarom eiseres – zoals zij heeft gedaan - dan op die faxberichten zowel de vergoeding voor haar eigen als de vergoeding voor door derden gedane leveranties heeft uitgerekend.
4.12.
Tenslotte wordt ook het standpunt dat de kasadministratie van[G] BV in de jaren 2001 tot en met 2005 onbetrouwbaar is vanwege het ontbreken van primaire bescheiden, verworpen. Ter zitting heeft verweerder namelijk onweersproken aangevoerd dat de primaire bewijzen van uitbetaling (de kassastroken) wel degelijk nog tijdens het boekenonderzoek aanwezig waren.
4.13.
Wel volgt de rechtbank het standpunt van eiseres, dat de door verweerder ten aanzien van [A] gemaakte vermogensvergelijking voor de jaren 2004 en 2005 niet leidt tot een negatief of onvoldoende beschikbaar bedrag voor privé bestedingen. Verweerder heeft het bestaan van een dergelijk laag of negatief bedrag niet aannemelijk gemaakt. Dit doet echter niet af dat de rechtbank verweerder op andere gronden geslaagd acht in de op hem rustende bewijslast.
4.14.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de verkoop van afvalmetalen voor een groot gedeelte, te weten de door verweerder ter zake aangebrachte winstcorrecties, opzettelijk en ten onrechte niet in de boekhouding van eiseres werd verantwoord. Gelet op de gang van zaken en de betrokkenheid van [A] acht de rechtbank eveneens aannemelijk gemaakt dat eiseres dit voordeel bewust ten goede heeft laten komen aan [A] in zijn hoedanigheid van aandeelhouder.
4.15.
Gelet op het vorenoverwogene moet het beroep met betrekking tot de verschuldigde VpB worden verworpen. Omdat geen afzonderlijke grieven zijn aangevoerd tegen de heffingsrente, moet ook het beroep hiertegen worden verworpen.
Ten aanzien van de vergrijpboetes
4.16.
Verweerder heeft op grond van de artikelen 67e van de AWR (jaren 2002, 2003 en 2004) en artikel 67d van de AWR (voor het jaar 2006) wegens opzet een boete van 50% van de nagevorderde of meer verschuldigde belasting geheven. Vanwege het in aanmerking nemen van verliezen, heeft verweerder de boete berekend op 50% van de over de winstcorrectie verschuldigde belasting. De boetes zijn aangekondigd bij de verzending van het concept controlerapport op 18 juli 2008.
4.17.
De rechtbank acht aannemelijk gemaakt dat eiseres stelselmatig een groot deel van de opbrengst van haar verkopen van metaalafval opzettelijk niet in haar boekhouding – en daardoor ook opzettelijk niet in de aangiften vennootschapsbelasting - heeft opgenomen, maar aan haar aandeelhouder heeft laten toekomen. Mede gelet op de hoogte van het verzwegen bedrag acht de rechtbank een boete van 50% van de belasting in beginsel passend en geboden.
4.18.
Aan de enig-aandeelhouder van eiseres zijn met betrekking tot dezelfde feiten belastingaanslagen IB/PVV opgelegd vanwege het genieten van een verkapte uitdeling van winst (inkomen uit aanmerkelijk belang). Omdat met de boetes de aandeelhouder van eiseres direct en indirect in zijn vermogen wordt getroffen, acht de rechtbank een vermindering van de boetes naar 25% gerechtvaardigd
.
4.19.
De boetes zijn aangekondigd op 18 juli 2008. Op het tijdstip van deze uitspraak is de redelijke termijn van twee jaar met meer dan twee jaar overschreden verstreken. Dit geeft de rechtbank aanleiding de boetes met 20% te verminderen tot 20% van de over de winstcorrecties verschuldigde belasting.
4.20.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn vastgesteld op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De zaken vormen samen met de zaken ten aanzien van [A] (AWB 11/3687, AWB 11/3688, AWB 11/3689, AWB 11/3690, AWB 11/3691 en AWB 11/3692) één zaak als bedoeld in artikel 3 van het Besluit. Voor de door eiseres gevraagde integrale vergoeding van gemaakte kosten ziet de rechtbank geen aanleiding. Voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank de vergoeding vast op € 2.475 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 235, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting met een waarde per punt van € 4372, een wegingsfactor 1 en een factor 1,5 wegens vier of meer samenhangende zaken). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken. Van de vergoeding komt 50% ofwel € 1.237,50 aan eiseres toe.

6.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen de eerste navorderingsaanslag over 2004 niet-ontvankelijk;
  • verklaart de overige beroepen met betrekking tot de vennootschapsbelasting en de heffingsrente ongegrond;
  • verklaart de beroepen met betrekking tot de boetes gegrond;
  • vernietigt in zoverre de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de boetes tot 20 % van de belasting over de winstcorrectie
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.237,50;
  • gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 302 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.F. Geerling, in tegenwoordigheid van mr. L.L. van Benthem, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op:
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.