ECLI:NL:RBGEL:2013:3198

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 september 2013
Publicatiedatum
20 september 2013
Zaaknummer
C-05-247092 - KZ ZA 13-65
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twist over de uitleg van de overeenkomst inzake leerlingenvervoer en facturering op basis van kortste route

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen de besloten vennootschap [eiseres] en de Gemeente Brummen over de uitvoering van een overeenkomst inzake leerlingenvervoer. De Gemeente had in 2011 een Europese aanbestedingsprocedure gestart voor het leerlingenvervoer, waarbij de opdracht aan [eiseres] werd gegund. De partijen zijn in geschil over de uitleg van de overeenkomst, specifiek over de vraag of het vervoer gefactureerd moet worden op basis van de snelste of de kortste route.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomsten tussen partijen duidelijk zijn en dat de facturering op basis van de kortste route dient te geschieden, zoals ook is vastgelegd in de bijlagen van de overeenkomst. De Gemeente had de routeplanner ingesteld op de snelste route, wat in strijd is met de afspraken. De rechtbank oordeelt dat [eiseres] recht heeft op betaling van de correctiefacturen die zijn verzonden op basis van de kortste route, en dat de Gemeente haar verplichtingen uit de overeenkomst niet nakomt door deze facturen niet volledig te betalen.

De voorzieningenrechter heeft de Gemeente veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 146.389,51, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de Gemeente ook in de proceskosten veroordeeld. De vordering van [eiseres] tot betaling van toekomstige facturen op basis van de kortste route is afgewezen, omdat dit niet past binnen de context van een kort geding. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke contractuele afspraken en de noodzaak voor partijen om zich aan deze afspraken te houden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/247092 / KZ ZA 13-65
Vonnis in kort geding van 13 september 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. A.H.J. Cornelissen te Huissen, gemeente Lingewaard,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE BRUMMEN,
zetelend te Brummen,
gedaagde,
advocaat mr. T.G. Zweers-te Raaij te Zwolle.
Partijen zullen hierna[eiseres] en de Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van[eiseres],
  • de pleitnota van de Gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In februari 2011 is de Gemeente een Europese openbare aanbestedingsprocedure gestart inzake het leerlingenvervoer en gym- en (zwem)vervoer van de Gemeente. Het leerlingenvervoer betreft (zittend) vervoer van leerlingen van een vast woonadres naar een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, een school voor voortgezet onderwijs in diverse plaatsen vice versa, evenals het vervoer van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs naar en van stageadressen, evenals het gemeentelijk gym- en (zwem)vervoer.
De opdracht bestond uit drie percelen.
Perceel 1 betreft het vervoer in de richting van bestemmingen in de regio Zutphen/Apeldoorn/Wilp/Voorst.
Perceel 2 betreft het vervoer in de richting van bestemmingen in en rond de plaatsen Arnhem/Doetinchem/Borculo/Dieren.
Perceel 3 betreft het gemeentelijk gym- en (zwem)vervoer.
2.2.
Op 28 april 2011 zijn de percelen 1 en 2 aan[eiseres] gegund. Partijen hebben met betrekking tot elk perceel een vervoersovereenkomst (hierna: de overeenkomsten) gesloten. Met ingang van 1 augustus 2011 is[eiseres] van start gegaan met het uitvoeren van de overeenkomsten.
2.3.
Artikel 1 van beide overeenkomsten luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Artikel 1 Algemene bepalingen
(…)
2. De volgende stukken maken integraal deel uit van het contract:
a. Het Programma van Eisen (…)
b. De door de Opdrachtnemer ingediende offerte op 24-03-2011.
3. Het contract gaat voor het bestek (als gewijzigd door de Nota’s van Inlichtingen), die weer gaat voor de door de Opdrachtnemer ingediende offerte.
4. Op het contract zijn de Algemene Inkoopvoorwaarden van de gemeente Brummen van toepassing (zie bijlage 6 van dit contract). (…)
2.4.
Artikel 6, vierde lid, van beide overeenkomsten van opdracht luidt als volgt:

4. Voor de bepaling van het factuurbedrag dient uitgegaan te worden van het aantal beladen minuten (rekenkundig afgerond op hele minuten), van de voor de Opdrachtgever in financiële zin meest gunstige ritplanning, ook als deze in de praktijk anders uitgevoerd wordt. Het aantal beladen uren wordt bepaald aan de hand van een routeplanner. Voor de specificaties van die routeplanner zie bijlage 8.
(N.B. in de overeenkomst met betrekking tot perceel 1 is abusievelijk verwezen naar bijlage 12, dit dient bijlage 8 te zijn.)
Op de laatste bladzijden van de overeenkomsten staat vermeld dat bijlage 8 bij de overeenkomsten integraal deel uitmaakt van de overeenkomsten.
2.5.
In Bijlage 8 Specificaties routeplanner is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

Berekening beladen tijd van een route
Onder route wordt de afstand tussen het opstappunt van de eerste leerling tot en met het uitstappunt van de laatste leerling verstaan, ongeacht het aantal scholen dat in de route wordt aangedaan.

De beladen uren worden bepaald aan de hand van de laatste versie van routeplanner Easy Travel, uitgaande van de kortste route van het eerste huisadres/opstappunt van een leerling, via eventuele tussenpunten (huisadres/opstappunt) van andere leerlingen, naar de eindbestemming (school). Hierbij dient gebruik gemaakt te worden van de zes (6) karakters postcode (4-cijfers + 2 letters) van huisadressen/opstappunten en eindbestemming (school). Bij afwijkingen in de door de Aanbieder gebruikte versie van Easy Travel en de door de Opdrachtgever gebruikte versie van Easy travel gaat de meest recente versie voor.
2.6.
Artikel 12 lid 6 van de Algemene Inkoopvoorwaarden van de Gemeente luidt, voor zover relevant, als volgt:

Indien de Gemeente Brummen een factuur zonder geldige reden niet na het verstrijken van de in het vijfde lid van dit artikel bedoelde termijn heeft voldaan, heeft de opdrachtnemer, met ingang van de dag volgend op de dag dat de betaling uiterlijk had moeten geschieden, aanspraak op vergoeding van rente tegen het wettelijke rentepercentage, na ontvangst van een ingebrekestelling.
2.7.
Op 17 april 2013 is door JB Accountants & Adviseurs B.V. te Geldermalsen een rapport van bevindingen opgesteld. Door de accountant is onder meer gecontroleerd of[eiseres] de juiste routeplanningsinstellingen heeft gehanteerd. Hierover heeft de accountant in het rapport het volgende opgemerkt:

De opdrachtgever heeft bij het berekenen van de beladen uren de routeinstellingen ingesteld op de snelste route. Dit is echter niet juist aangezien er in bijlage 8 specificatie routeplanner vermeld staat dat de opdrachtnemer de kortste route moet opgeven onder de routeinstellingen.”[eiseres]
2.8.
[eiseres] heeft op 15 april 2013 twee correctiefacturen ten bedrage van in totaal
€ 127.185,97 inclusief omzetbelasting verzonden aan de Gemeente. De correctiefacturen hebben betrekking op de periode augustus 2011 tot en met februari 2013.
Tevens heeft[eiseres] de maanden maart, april (een bedrag van € 55.104,72) en mei (een bedrag van € 40.912,98) 2013 gefactureerd met de instelling kortste route. De maand maart heeft de Gemeente volledig voldaan. Van de facturen van de maand april heeft de Gemeente een bedrag van € 44.083,78 voldaan. Van de facturen van de maand mei heeft de Gemeente een bedrag van € 32.730,39 betaald.
2.9.
WdK heeft de Gemeente aangesproken tot betaling van de correctiefacturen en het restant van de facturen voor de maanden april en mei 2013. Bij brief van 13 juni 2013 heeft de advocaat van[eiseres] de Gemeente gesommeerd om de openstaande factuurbedragen te betalen. Aan deze sommatie heeft de Gemeente niet voldaan.
2.10.
Bij brief van 7 augustus 2013 heeft de heer Berendsen van de onderneming Trafficon, adviseur van de Gemeente, de correctiefacturen van[eiseres] onderzocht. In deze brief staat onder meer:

Conclusie:
Zonder een inhoudelijke toets te doen op de ingediende facturen en de hoogte daarvan is het een vaststaand feit dat de naheffingen niet correct zijn opgebouwd, omdat niet opnieuw met alle factoren, die van invloed zijn op de ritplanning en dus op de beladen uren, rekening is gehouden.Dat betekent dat de ingediende facturen per definitie niet correct zijn.

3.Het geschil

3.1.
WdK vordert bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. veroordeling van de Gemeente tot betaling van een bedrag van € 146.389,51 inclusief omzetbelasting te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, subsidiair de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf de vervaldatum van elk der facturen, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
2. veroordeling van de Gemeente tot betaling van de toekomstige facturen op basis van de instelling kortste route in het softwareprogramma Easy Travel uit hoofde van de overeenkomsten van opdracht dan wel uit hoofde van het bestek zulks telkens stipt ten vervaldage van de facturen;
3. veroordeling van de Gemeente tot betaling van de buitengerechtelijke kosten conform de wettelijke staffel buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 2.238,90;
4. veroordeling van de Gemeente in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen 14 dagen na dit vonnis algeheel zijn voldaan.
3.2.
WdK heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat tussen haar en de Gemeente twee overeenkomsten zijn gesloten. Partijen zijn overeengekomen dat de vergoeding die[eiseres] ontvangt, wordt berekend aan de hand van de kortste route. Gebleken is dat[eiseres] op basis van een onjuiste instelling van de routeplanner heeft gefactureerd, namelijk de snelste terwijl de kortste is overeengekomen. Naar aanleiding daarvan heeft zij twee correctiefacturen verzonden. De Gemeente betaalt deze correctiefacturen niet. Ook recente facturen waarbij gefactureerd is met de routeinstelling kortste route worden door de Gemeente niet volledig voldaan. Derhalve komt de Gemeente haar verplichtingen uit de overeenkomsten met[eiseres] niet na, aldus[eiseres].
3.3.
De Gemeente voert primair als verweer dat de instelling kortste of snelste route onderdeel is van de ritplanning en geen statisch gegeven betreft. Voor de bepaling van het factuurbedrag dient uitgegaan te worden van de voor de Gemeente meeste gunstige ritplanning in financiële zin. Subsidiair voert de Gemeente als verweer dat de correctiefacturen van[eiseres] incorrect zijn, omdat[eiseres] enkel de instelling heeft veranderd van snelste naar kortste route. Door deze aanpassing wijzigt echter de gehele ritplanning zodat[eiseres] opnieuw rekening had moeten houden met de voorwaarden voor een juiste ritplanning, zoals bijvoorbeeld de maximale individuele verblijfstijd van een leerling. Ten onrechte heeft[eiseres] met deze omstandigheden geen rekening gehouden, aldus de Gemeente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen hebben twee overeenkomsten gesloten op grond waarvan[eiseres] voor rekening van de Gemeente, kort gezegd, in twee regio’s het leerlingenvervoer dient te verzorgen. Partijen twisten over de vraag welke prijs de Gemeente voor dit vervoer aan[eiseres] is verschuldigd. Hierbij is tussen partijen niet in geschil dat deze prijs moet worden berekend door het aantal beladen voertuiguren te vermenigvuldigen met een vast bedrag. Wel is tussen partijen in geschil op welke wijze het aantal beladen voertuiguren moet worden berekend. Volgens[eiseres] volgt uit artikel 6 lid 4 van de overeenkomsten dat het aantal beladen uren dient te worden berekend op de wijze zoals voorgeschreven in de bij de overeenkomsten behorende bijlage 8. Deze wijze van berekenen houdt volgens[eiseres] in dat zij de voorgeschreven routeplanner zodanig dient in te stellen dat deze het aantal beladen uren berekent aan de hand van de kortste route. Volgens de Gemeente volgt juist uit artikel 6 lid 4 van de overeenkomsten dat[eiseres] bij de berekening van het aantal beladen minuten altijd moet kiezen voor de ritplanning die voor de Gemeente in financiële zin het meest gunstig is. Dit betekent volgens de Gemeente dat de routeplanner niet moet worden ingesteld op de kortste route, maar op de snelste route.
4.2.
Partijen twisten aldus over de uitleg van artikel 6 lid 4 van de overeenkomsten. Hierbij is in dit geval van belang dat de overeenkomsten zijn gesloten tussen twee professionele partijen, hetgeen in beginsel meebrengt dat veel betekenis toekomt aan de taalkundige uitleg van de contractuele bepalingen. Anders dan de Gemeente heeft betoogd, dienen de overeenkomsten niet te worden uitgelegd aan de hand van de aanbestedingsstukken. Aan de aanbestedingsstukken komt slechts betekenis toe indien de overeenkomsten onduidelijk zijn, hetgeen naar het oordeel van de voorzieningenrechter hier niet het geval is.
4.3.
Bij de bepaling van de prijs die de Gemeente is verschuldigd moet onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de vaststelling van de route waarlangs en de volgorde waarin de leerlingen worden opgehaald (ook wel: de ritplanning) en anderzijds de vaststelling van het bedrag dat[eiseres] voor deze ritplanning in rekening mag brengen. In artikel 6 lid 4 van de overeenkomsten is enkel dit laatste geregeld. Volgens dit artikel dient het aantal beladen uren te worden bepaald aan de hand van een routeplanner zoals gespecificeerd in bijlage 8, welke bijlage integraal deel uitmaakt van de overeenkomsten. Kort samengevat is in bijlage 8 bepaald dat de reeds vastgestelde ritplanning in de voorgeschreven routeplanner moet worden ingevoerd, waarbij deze routeplanner vervolgens met toepassing van enkele specifiek voorgeschreven instellingen het aantal beladen uren berekent. Onder meer is voorgeschreven dat moet worden uitgegaan van de kortste route. Met meer omstandigheden dan genoemd in bijlage 8 behoeft bij de berekening geen rekening te worden gehouden. Voor zover de Gemeente met de verwijzing naar de brief van de heer Berendsen van Trafficon van 7 augustus 2013 heeft willen betogen dat de door[eiseres] uitgevoerde berekeningen van het aantal beladen uren onjuist is omdat[eiseres] hierbij geen rekening heeft gehouden met de in deze brief genoemde omstandigheden, faalt dit betoog derhalve, omdat deze omstandigheden niet zijn opgenomen in bijlage 8.
4.4.
Gelet op de gedetailleerdheid van de in bijlage 8 neergelegde berekeningswijze mocht[eiseres] naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter erop vertrouwen dat het aantal beladen uren ook daadwerkelijk op deze wijze mocht (en moest) worden berekend. Voorts geldt dat de Gemeente heeft erkend dat bij het sluiten van de overeenkomst de kortste route als uitgangspunt gold voor de berekening van het aantal beladen uren, terwijl er ook geen enkele aanleiding bestaat om te vermoeden dat partijen in afwijking van de gedetailleerde voorschriften van bijlage 8 zijn overeengekomen om uit te gaan van de snelste route. Een dergelijke afwijkende afspraak blijkt in ieder geval niet uit het feit dat[eiseres] in de periode van augustus 2011 tot en met februari 2013 ten onrechte de in rekening gebrachte beladen uren heeft berekend aan de hand van de snelste route, nu[eiseres] onweersproken heeft gesteld dat deze verkeerde facturatie het gevolg is van een administratieve vergissing.
Dat deze wijze van berekenen leidt tot een hogere facturatie dan wanneer de routeplanner zou zijn ingesteld op de snelste route, is in dit kader niet relevant. Anders dan de Gemeente heeft betoogd, is een dergelijke uitkomst ook niet in strijd met de vermelding in artikel 6 lid 4 van de overeenkomsten dat moet worden uitgegaan van de voor de opdrachtgever in financiële zin meest gunstige ritplanning. Deze zinsnede in het contract heeft immers slechts betrekking op de vaststelling van de ritplanning die als grondslag dient voor de berekening van het aantal beladen uren, niet op de wijze waarop vervolgens deze berekening dient plaats te vinden. Met andere woorden, de bepaling van de ritplanning staat los van de wijze waarop vervolgens op basis van deze ritplanning het aantal in rekening te brengen beladen uren moet worden berekend.
4.5.
Uit het voorgaande blijkt welke berekenmethode moet worden gehanteerd voor het bepalen van de in rekening te brengen beladen uren. Voordat kan worden vastgesteld welke prijs[eiseres] aan de Gemeente in rekening mag brengen, moet worden beoordeeld op welke ritplanningen deze berekenmethode moet worden toegepast. In dit kader wordt vooropgesteld dat uit de op dit punt onweersproken stellingen van[eiseres] volgt dat zij noch ten behoeve van de correctiefacturen noch ten behoeve van de facturen met betrekking tot de maanden april en mei 2013 nieuwe ritplanningen heeft gemaakt, maar dat zij slechts op basis van de voorheen gemaakte ritplanningen een nieuwe berekening van de in rekening te brengen beladen uren heeft gemaakt. Dat deze ritplanningen onjuist zouden zijn, is gesteld noch gebleken. Weliswaar heeft de Gemeente onder verwijzing naar de onder 2.10 genoemde brief van Trafficon betoogd dat de ritplanningen als gevolg van de nieuwe berekening onjuist zouden zijn, omdat ten onrechte niet met bepaalde omstandigheden rekening zou zijn gehouden, maar hierbij gaat de Gemeente ervan uit dat een nieuwe berekening leidt tot een nieuwe ritplanning. Dit uitgangspunt is echter onjuist. Uit het voorgaande volgt immers dat de ritplanning weliswaar van invloed is op de uitkomst van de berekening van het aantal beladen uren, maar dat de uitkomst van deze berekening op zichzelf geen invloed heeft op de ritplanning. Feitelijk is het verweer van de Gemeente dan ook gericht tegen de nieuwe berekening van het aantal beladen uren en niet tegen de daadwerkelijk door[eiseres] aan de litigieuze facturen ten grondslag gelegde ritplanningen. Bij gebreke van een tegen deze ritplanningen gericht verweer is het voorshands aannemelijk dat zij deugdelijk zijn. Voor dit oordeel is mede redengevend dat het ook niet voor de hand ligt dat de Gemeente daadwerkelijk heeft willen betogen dat de door[eiseres] aan de litigieuze facturen ten grondslag gelegde ritplanningen ondeugdelijk zijn, aangezien deze ritplanningen ook ten grondslag hebben gelegen aan de oude facturen en de Gemeente daartegen destijds geen enkel bezwaar heeft gemaakt.
4.6.
Gelet op het voorgaande is het voorshands aannemelijk dat de overeenkomsten zo moeten worden uitgelegd dat het aantal in rekening te brengen beladen uren moet worden berekend aan de hand van de voorschriften van bijlage 8, waarbij de vastgestelde ritplanning als grondslag voor deze berekening dient en waarbij de voorgeschreven routeplanner moet worden ingesteld op de kortste route. Voorts is het voorshands aannemelijk dat de aan de litigieuze facturen ten grondslag liggende ritplanningen in overeenstemming zijn met de overeenkomsten. Tussen partijen is niet in geschil dat[eiseres] bij het berekenen van het aantal beladen uren ten behoeve van de oorspronkelijk verzonden facturen over de periode van augustus 2011 tot en met augustus 2013 – naar nu blijkt ten onrechte – de routeplanner heeft ingesteld op de snelste route. Dit betekent dat[eiseres], met inachtneming van de voorgenoemde uitgangspunten, een nieuwe berekening heeft moeten maken van het aantal beladen uren voor deze periode. Voorts heeft[eiseres] bij de berekening van het aantal beladen uren in de periode april en mei 2013 eveneens de routeplanner moeten instellen op de kortste route. Aangezien de Gemeente niet heeft betwist dat, uitgaande van de voornoemde uitgangspunten, deze berekeningen op zichzelf beschouwd correct zijn, is het gelet op het voorgaande voldoende aannemelijk dat de Gemeente is gehouden om de litigieuze facturen te voldoen. Concreet gaat het hierbij zowel om de facturen over de periode van augustus 2011 tot en met februari 2013, als om het niet betaalde deel van de facturen over de maanden april en mei 2013, met een totaalbedrag van € 146.389,51.
4.7.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.7.1.
WdK heeft gesteld dat het door de Gemeente niet betalen van de openstaande factuurbedragen een ernstige aanslag op haar liquiditeitspositie vormt. De Gemeente heeft deze stelling niet gemotiveerd betwist, hetgeen gelet op de omvang van het openstaande bedrag wel op haar weg had gelegen. Zodoende staat de vereiste spoedeisendheid vast.
4.7.2.
De Gemeente heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er bij[eiseres] sprake is van een zodanig restitutierisico dat op grond daarvan de vordering niet kan worden toegewezen. De enkele niet nader onderbouwde stelling van de Gemeente dat het concern waarvan[eiseres] deel uitmaakt meerdere vennootschappen bevat en dat een eventueel toegewezen bedrag makkelijk kan worden doorgeschoven naar een andere vennootschap, is voor het aannemelijk maken van een dergelijk restitutierisico in ieder geval onvoldoende.
4.8.
De Gemeente zal worden veroordeeld om aan[eiseres] het openstaande bedrag van
€ 146.389,51 te voldoen. De vordering tot vergoeding van de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata zal worden toegewezen. Weliswaar heeft de Gemeente een beroep gedaan op artikel 12 lid 6 van de op de overeenkomsten van toepassing zijnde algemene inkoopvoorwaarden van de Gemeente, waarin is bepaald dat voor verschuldigdheid van de wettelijke rente een ingebrekestelling is vereist, maar de verschuldigdheid van de wettelijke handelsrente is dwingendrechtelijk voorgeschreven in artikel 119b van het Burgerlijk Wetboek. Dat[eiseres] de Gemeente geen ingebrekestelling heeft gestuurd, kan dus op zichzelf geen reden zijn om de vordering tot vergoeding van de wettelijke handelsrente af te wijzen. Aangezien de Gemeente verder geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde wettelijke handelsrente, zal deze vordering worden toegewezen.
4.9.
De vordering tot vergoeding van een bedrag van € 2.238,90 aan buitengerechtelijke incassokosten zal eveneens worden toegewezen. De rechtbank stelt vast dat op deze vordering het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat daadwerkelijk buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, te weten de brief van de advocaat van[eiseres] aan de Gemeente van 13 juni 2013. Anders dan de Gemeente heeft betoogd, levert onder het regime van het Besluit ook een enkele brief buitengerechtelijke incassowerkzaamheden op. Aangezien het gevorderde bedrag voorts in overeenstemming is met de wettelijke staffel, zal dit bedrag worden toegewezen.
4.10.
De vordering van[eiseres] tot veroordeling van de Gemeente tot voldoening van de toekomstige facturen op basis van de kortste route zal worden afgewezen, aangezien een dergelijke vordering zich niet leent voor een voorlopige voorziening in kort geding.
4.11.
De Gemeente zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van[eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding €  76,71
- griffierecht 3.715,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal €  4.607,71
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de Gemeente om aan[eiseres] te betalen een bedrag van € 148.628,41 (honderdachtenveertigduizend zeshonderdachtentwintig euro en éénenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over een bedrag van
€ 146.389,51 telkens vanaf de vervaldatum van de desbetreffende factuur tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten, aan de zijde van[eiseres] tot op heden begroot op € 4.607,71, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2013.