ECLI:NL:RBGEL:2013:3197

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 september 2013
Publicatiedatum
20 september 2013
Zaaknummer
249294 KV KZ 13-167
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen rechter mr. D.J. Buijs in een verkeershandhavingzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, op 16 september 2013 een verzoek tot wraking van de rechter mr. D.J. Buijs afgewezen. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoeker, die in een eerdere beroepszaak onder nummer 523457 BR 13-356 betrokken was. Verzoeker had eerder al meerdere keren wrakingsverzoeken ingediend tegen dezelfde rechter, die steeds niet gehonoreerd waren. Hij stelde dat de rechter hem (bijna) altijd in het ongelijk stelde en dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechtbank heeft het verloop van de wrakingsprocedure en de eerdere beslissingen van de rechter in de beroepszaak in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet kwalificeerden als uitzonderlijke omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel zouden kunnen trekken. De rechtbank benadrukte dat het niet de taak van de wrakingskamer is om de inhoudelijke juistheid van de beslissingen van de rechter te beoordelen, maar enkel om te onderzoeken of er feiten zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van verzoeker dat de rechter vooringenomen was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de procedure in de onderliggende zaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: 249294 KV KZ 13-167
Beslissing van 16 september 2013 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. D.J. Buijs,
rechter(-plaatsvervanger) in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift tot wraking d.d. 12 juni 2013, op 17 juni 2013 ingekomen bij de griffie van deze rechtbank;
  • de brief van de wrakingsgriffier aan verzoeker d.d. 19 juli 2013, waarin aan verzoeker wordt gevraagd of hij kenbaar wil maken of hij nog belang heeft bij het wrakingsverzoek nu de rechter inmiddels geen zogenaamde “Mulder-zittingen” meer doet bij de rechtbank Gelderland in verband met zijn werkzaamheden voor een ander gerecht;
  • de schriftelijke reactie van verzoeker d.d. 23 juli 2013, op 25 juli 2013 ingekomen bij de griffie van deze rechtbank;
  • de schriftelijke reactie van de rechter d.d. 6 augustus 2013, strekkende tot het afwijzen van het verzoekschrift tot wraking;
  • de e-mail van verzoeker d.d. 2 september 2013 waarin hij zich afmeldt voor de zitting van die dag en waarin hij een verdere toelichting geeft op zijn wrakingsverzoek.

2.De feiten

2.1
Verzoeker is appellant in de bij de rechtbank Gelderland onder nummer 523457 BR 13-356 en CJIB nummer [CJIB-nummer] bekende beroepszaak inzake de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (hierna: WAHV).
2.2
Bij beslissing van 22 juni 2012 is verzoeker door de rechter niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroepschrift, nu hij niet binnen de in artikel 11 WAHV voorgeschreven termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de door de officier van justitie opgelegde sanctie en geen feiten of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat, hoewel niet tijdig zekerheid is gesteld, niet-ontvankelijkheid achterwege zou moeten blijven.
2.3
Verzoeker heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het gerechtshof heeft in zijn arrest d.d. 24 oktober 2012 de beslissing van de rechter vernietigd en de zaak teruggewezen nu verzoeker niet is gehoord op het door hem gevoerde draagkrachtverweer.
2.4
Bij beslissing d.d. 21 december 2012 heeft de rechter verzoeker wederom niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroepschrift, overwegende dat verzoeker, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling van 10 december 2012 is verschenen om nadere gegevens te verstrekken over zijn financiële situatie.
2.5
Verzoeker heeft ook tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het gerechtshof heeft in zijn arrest d.d. 21 mei 2013 de beslissing van de rechter vernietigd en de zaak teruggewezen nu uit de in het dossier aanwezige (kopie van) de oproepingsbrief niet blijkt dat het origineel daadwerkelijk is verzonden.

3.Het wrakingsverzoek

Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek het volgende ten grondslag gelegd. Het kan niet zo zijn dat verzoeker (bijna) altijd in het ongelijk wordt gesteld als de rechter de zaak behandelt en (bijna) altijd in het gelijk als een andere rechter de zaak behandelt. Verzoeker heeft in het verleden al een aantal keren een wrakingsverzoek ingediend jegens de rechter, die niet door de rechter zijn gehonoreerd en waarvan verzoeker geen bevestiging heeft ontvangen. In een geval heeft de rechter er een collega bijgehaald. De rechter schaadt de integriteit van het instituut onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak en verzoeker wil in de toekomst verschoond blijven van dit type rechters. Verzoeker wil graag dat zijn vorige wrakingsverzoek (137305 KG RK 13-155) als toegevoegd en ingelast wordt beschouwd. In de e-mail van 2 september 2013 voegt verzoeker als wrakingsgrond toe dat de rechter zijn zaken ‘er uit pikt’ om te behandelen.

4.Het standpunt van de rechter

De rechter heeft schriftelijk aangegeven niet in de wraking te berusten, ook om niet een misverstand in het leven te roepen. Zijns inziens is er geen sprake van een lopende zaak, laat staan een zaak die hij nog behandelt gezien het feit dat hij inmiddels naar een ander gerecht is vertrokken.

5.De beoordeling door de rechtbank

5.1
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou lijden.
5.2
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.3
Onderzocht moet worden of de door verzoeker aangevoerde gronden kunnen worden gekwalificeerd als een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid.
5.4
Vooropgesteld wordt dat aan de in de e-mail van 2 september 2013 door verzoeker nieuw aangevoerde wrakingsgrond, te weten dat de rechter de zaken van verzoeker “eruit pikt”, voorbij zal worden gegaan, nu deze grond te laat is aangevoerd.
5.5
Ten aanzien van de door verzoeker gestelde wrakingsgrond dat de rechter hem (bijna) altijd in het ongelijk stelt, oordeelt de rechtbank als volgt. De juistheid van de door de rechter genomen beslissingen staat niet ter beoordeling van de wrakingskamer. In een wrakingsprocedure kan niet worden opgekomen tegen onwelgevallige beslissingen. Het is immers niet de taak van de wrakingskamer om te beoordelen of deze beslissingen en de daaraan ten grondslag liggende motivering inhoudelijk juist zijn, maar om te onderzoeken of deze beslissingen en motiveringen feiten en omstandigheden opleveren waardoor de rechterlijke partijdigheid schade zou kunnen leiden. Dat laatste kan slechts het geval zijn als de door de rechter genomen beslissing(en) zodanig onbegrijpelijk is/zijn, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing(en) door vooringenomenheid van de rechters is/zijn ingegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank getuigen de genomen beslissingen daarvan niet, gelet op de motivering van de uitspraken. Het enkele feit dat het gerechtshof de beslissingen van
22 juni en 21 december 2012 heeft vernietigd en de zaken heeft teruggewezen is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. Dit deel van het wrakingsverzoek kan derhalve niet leiden tot een gegrondverklaring.
5.6
Ten aanzien van de door verzoeker gestelde wrakingsgrond dat hij eerder meerdere keren wrakingsverzoeken heeft ingediend die niet zijn gehonoreerd door de rechter en waarvan hij geen bevestiging heeft ontvangen, terwijl de rechter eenmaal een collega erbij heeft gehaald, oordeelt de rechtbank dat verzoeker onvoldoende heeft gesteld in welke zaak en op welke datum deze verzoeken door hem zijn ingediend zodat ook dit deel van het wrakingsverzoek niet kan leiden tot een gegrondverklaring.
5.7
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat er geen sprake is geweest van uitzonderlijke omstandigheden zoals onder 5.3 bedoeld. Het verzoek tot wraking van de rechter zal dan ook worden afgewezen.
Ten overvloede wordt nog het volgende opgemerkt. Uit het eerder dit jaar door verzoeker gedane wrakingsverzoek (137305 KG RK 13-155), welk verzoek hij hier als toegevoegd en ingelast wenst te beschouwen, blijkt dat het doel van de wraking van verzoeker is dat de rechter nooit meer een zaak van hem zal behandelen. Voor dat doel is de wrakingsprocedure echter niet bedoeld. Dit wrakingsverzoek is gedaan in de lopende “Mulder-procedure”, waarin, na de recente terugwijzing door het gerechtshof, een nieuwe zittingsdatum zal worden bepaald. Nu de rechter inmiddels geen zogenaamde “Mulder-zittingen” meer doet bij de rechtbank Gelderland in verband met zijn werkzaamheden voor een ander gerecht, van welk feit verzoeker door de griffier bij brief d.d. 19 juli 2013 op de hoogte is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat verzoeker ook voor het overige geen belang (meer) heeft bij zijn wrakingsverzoek, zodat alleen al daarom niet inhoudelijk op het argument van verzoeker zal worden ingegaan.

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
- bepaalt dat de procedure, bij de rechtbank bekend onder kenmerk 523457 BR 13- 356, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd ingediend.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mrs. C. Kleinrensink en K.H.A. Heenk, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2013 in aanwezigheid van mr. M.S. Bos, griffier.