In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de directeur en enig aandeelhouder van [E] B.V., en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2001 tot en met 2006, waarbij de inspecteur aan eiser vergrijpboetes heeft opgelegd wegens het opzettelijk niet opnemen van contante opbrengsten uit de verkoop van afvalmetalen in de boekhouding van [F] B.V., een vennootschap waarvan eiser aandeelhouder is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de navorderingsaanslagen voor de jaren 2001 en 2002 buiten de wettelijke termijn zijn opgelegd, waardoor deze zijn vernietigd. Voor de jaren 2003 tot en met 2006 heeft de rechtbank geoordeeld dat de inspecteur terecht inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking heeft genomen, evenals de opgelegde boetes. De rechtbank heeft de boetes echter verminderd naar 20% van de nagevorderde belasting, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.237,50.