ECLI:NL:RBGEL:2013:3103

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 september 2013
Publicatiedatum
18 september 2013
Zaaknummer
05/740050-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling door twee verdachten in Wijchen

Op 18 september 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen van 21 en 22 jaar uit Nijmegen, die zijn veroordeeld voor het medeplegen van een poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong op 25 maart 2013 in Wijchen, waar de verdachten samen met een medeverdachte het slachtoffer, een 60-jarige man, aanvielen. De 22-jarige verdachte sloeg het slachtoffer met een stok en gooide een baksteen naar hem, terwijl de 21-jarige verdachte het slachtoffer ook met gebalde vuisten sloeg en niet ingreep. De rechtbank oordeelde dat beide verdachten zich schuldig maakten aan het medeplegen van de poging tot zware mishandeling. De 21-jarige man kreeg een werkstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, terwijl de 22-jarige man een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd kreeg. Beide verdachten moeten ook een schadevergoeding van € 1.130,- aan het slachtoffer betalen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, waaronder het feit dat de 22-jarige verdachte nooit eerder was veroordeeld. De rechtbank sprak de verdachten vrij van de primair ten laste gelegde poging tot moord en doodslag, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde geweld en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/740050-13
Datum zitting : 04 september 2013
Datum uitspraak : 18 september 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [1992] te [geboorteplaats],
adres : [adres 1],
plaats : [woonplaats].
raadsman : mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 25 maart 2013 te Wijchen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen, opzettelijk, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer] voornoemd meermalen, althans eenmaal met een baksteen op het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen, en/of
- een baksteen tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam heeft gegooid en/of
geslagen, en/of
  • met een stok/tak tegen het lichaam en/of het hoofd en/of het gezicht heeft geslagen, en/of
  • met gebalde vuisten een of meermalen tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het
lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 maart 2013 te Wijchen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen, opzettelijk, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer] voornoemd meermalen, althans eenmaal met een baksteen op het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen, en/of
- een baksteen tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam heeft gegooid en/of
geslagen, en/of
  • met een stok/tak tegen het lichaam en/of het hoofd en/of het gezicht heeft geslagen, en/of
  • met gebalde vuisten een of meermalen tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het
lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 25 maart 2013 te Wijchen, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Beemd, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
  • het slaan/gooien met een baksteen op/tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam, en/of
  • het met een stok/tak slaan tegen het lichaam en/of het hoofd en/of het gezicht, en/of
  • het met gebalde vuisten meermalen, althans eenmaal, slaan tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer];
Meest Subsidiair
hij op of omstreeks 25 maart 2013 te Wijchen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) meermalen,
althans eenmaal
  • met een baksteen op het hoofd en/of tegen het gezicht heeft geslagen, en/of
  • een baksteen tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam heeft gegooid, en/of
  • met een stok/tak tegen het lichaam heeft geslagen, en/of
  • met gebalde vuisten een of meermalen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam
heeft geslagen,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 04 september 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen de heer [slachtoffer].
De officier van justitie, mr. A.M. Fellinger, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het primair als poging moord en poging doodslag tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en zal verdachte dus hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 maart 2013 heeft medeverdachte [medeverdachte] aangever [slachtoffer]
(hierna: aangever)met een stok tegen het lichaam en het hoofd geslagen. Nadat aangever daarna de stok op heeft kunnen rapen, heeft verdachte aangever met gebalde vuisten tegen zijn gezicht en hoofd geslagen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om te komen tot de conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde poging zware mishandeling. Weliswaar heeft de medeverdachte [medeverdachte] zich aan dit feit schuldig gemaakt, niet kan op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen worden geconcludeerd dat er tussen verdachte en [medeverdachte] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. Wel kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair tenlastegelegde plegen van openlijk geweld nu hij aangever meermalen met zijn vuist in zijn gezicht heeft geslagen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de subsidiair tenlastegelegde poging zware mishandeling. Hij heeft daartoe betoogd dat het geweld niet van dien aard is geweest dat het zwaar lichamelijk letsel had kunnen veroorzaken nu er geen aanwijzing is dat het geweld in dit concrete geval meer letsel had kunnen veroorzaken dan het heeft gedaan. Niet bewezen kan worden dat aangever met een baksteen is geslagen nu zijn verklaring daarover onvoldoende wordt ondersteund door aanvullend bewijs. Het is ook nooit de opzet van verdachte geweest om zwaar lichamelijk letsel te veroorzaken. Verdachte is pas gaan slaan toen aangever zich verweerde tegen medeverdachte [medeverdachte] die met een stok sloeg. Voor wat betreft een bewezenverklaring van openlijk geweld heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever heeft verklaard dat verdachte hem meermalen met zijn vuisten in zijn gezicht heeft geslagen. Dit was zowel voordat aangever de stok waarmee hij door medeverdachte [medeverdachte] was geslagen, had opgeraapt als daarna. [3] Ook heeft aangever verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] hem twee keer met een baksteen heeft geslagen, waarvan één keer op zijn hoofd. [4]
De verklaring van aangever dat hij met de steen op zijn hoofd geraakt is acht de rechtbank betrouwbaar nu hij dit zowel kort na het gebeuren heeft verklaard alsook ter terechtzitting waar hij als getuige onder ede is gehoord. Dat het letsel op zijn hoofd relatief meeviel doet daar niet aan af en is waarschijnlijk het gevolg van het feit dat hij tijdens het uitoefenen van het geweld een pet droeg.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte aangever meerdere malen met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen in ieder geval ook voordat aangever de stok op had geraapt. [5]
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] – na het slaan met de stok en het slaan door verdachte zelf – twee keer een baksteen bovenhands naar aangever heeft gegooid en dat de baksteen aangever heeft geraakt op zijn bovenlichaam, waarvan één keer tegen zijn schouder/nek. [6]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als eerste aangever met gebalde vuisten tegen het gezicht heeft geslagen. Daarna heeft medeverdachte [medeverdachte] aangever met een stok tegen zijn hoofd geslagen en heeft verdachte aangever wederom met gebalde vuisten tegen het hoofd en gezicht geslagen. Daarna heeft medeverdachte [medeverdachte] een baksteen naar aangever gegooid danwel heeft hij aangever geslagen met een baksteen, waarbij aangever tegen zijn hoofd en het lichaam werd geraakt.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het slaan met een stok tegen het hoofd en het slaan en/of gooien van een baksteen in de richting van het hoofd een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is en dat, wanneer daar met een stok tegenaan wordt geslagen en daar een baksteen tegenaan komt – middels bovenhands gooien of het slaan daarmee –, dit tot zwaar lichamelijk letsel kan leiden.
Nu verdachte niet alleen voor, maar ook nadat medeverdachte [medeverdachte] aangever geslagen had met de stok, geweld op aangever heeft uitgeoefend en verdachte niet heeft ingegrepen of zich heeft gedistantieerd, -sterker nog verdachte is doorgegaan met de uitoefening van geweld jegens aangever-, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zo nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte] dat sprake is van medeplegen van de hiervoor genoemde handelingen,
Door te handelen als hierboven omschreven hebben verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] ook bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel op zou kunnen lopen. Aldus is sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat aangever een pet droeg en zijn letsel relatief gering is geweest doet aan het voorgaande niet af. Temeer nu verdachten meermalen geweld op het hoofd van aangever hebben toegepast waarbij zware voorwerpen zijn gebruikt.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 25 maart 2013 te Wijchen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging
met een ander aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen met verdachtes mededader, opzettelijk, die [slachtoffer] voornoemd
  • een baksteen tegen het hoofd en het lichaam heeft gegooid of geslagen, en
  • met een stok tegen het lichaam en het hoofd heeft geslagen, en
  • met gebalde vuisten meermalen tegen het hoofd en/of het gezicht heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
Medeplegen van poging zware mishandeling
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het plegen van openlijk geweld zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen waarvan 11 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij [kliniek] of een soortgelijke instelling en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht alsmede tot het verrichten van 240 uren werkstraf subsidiair 120 dagen hechtenis. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van het feit, het aandeel dat verdachte daarin gehad heeft, de gevolgen die het feit heeft gehad voor aangever, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn justitiële documentatie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een behandeling bij [kliniek].
De raadsman heeft daarbij gewezen op de omstandigheid dat verdachte niet de agressor is geweest. Verdachte is in een voor hem te complexe situatie terechtgekomen en heeft gereageerd op wat er gebeurde. Omdat hij – mede gelet op het rapport van de psycholoog – niet capabel is met dat soort complexe gebeurtenissen om te gaan, heeft hij verkeerd gereageerd. Het recidiverisico wordt bovendien ingeschat als matig.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 31 juli 2013;
 een beknopt reclasseringsadvies van Iriszorg, d.d. 28 maart 2013, betreffende verdachte;
 een monodisciplinair rapport van drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd 31 mei 2013, betreffende verdachte;
 een reclasseringsadvies van Iriszorg, d.d. 26 juli 2013, betreffende verdachte en
 een voortgangsverslag opdrachtgever van Reclassering Iriszorg, d.d. 20 augustus 2013, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft samen met een ander buitensporig geweld uitgeoefend op het slachtoffer. Het slachtoffer is meermalen op zijn gezicht en hoofd geslagen; er is met een stok tegen zijn lichaam en hoofd geslagen en er is een baksteen tegen zijn hoofd gegooid danwel is daarmee tegen zijn hoofd geslagen. Daarna zijn verdachten weggegaan zonder zich om het slachtoffer te bekommeren. Zelfs al had de hond van het slachtoffer schade veroorzaakt aan de auto van verdachte en wilde het slachtoffer weggaan zonder een afspraak te maken omtrent een vergoeding daarvan, vormt dit nog geen enkele rechtvaardiging voor hetgeen verdachten hebben gedaan.
Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers maar ook binnen de samenleving in het algemeen.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het psychologisch rapport waarin staat dat het feit dat verdachte zijn medeverdachte niet heeft tegengehouden, verklaard kan worden door een combinatie van gebrek aan assertiviteit en onvermogen om snel te kunnen optreden in een complexe situatie. Tevens houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte een minder groot aandeel heeft gehad in het gepleegde geweld.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek van 4 uren alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is. Gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport zal de rechtbank hieraan de bijzondere voorwaarden verbinden van een ambulante behandeling en een meldplicht bij reclassering Iriszorg.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 1.305,-, bestaande uit een bedrag van € 430,- terzake materiële schade en € 875,- terzake immateriële schade. De materiële schade bestaat uit een bedrag van € 80,- terzake een Stetson pet gekocht in 2011 die door verdachten is meegenomen en een bedrag van € 350,- terzake eigen risico.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in zijn geheel en hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering voor wat betreft de materiële schade af te wijzen nu deze onvoldoende onderbouwd is en er bovendien voor wat betreft het eigen risico geen sprake is van een rechtstreeks verband met het tenlastegelegde feit. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Terzake de materiële schade overweegt de rechtbank als volgt.
Het bedrag dat gevorderd wordt terzake de Stetson pet acht de rechtbank redelijk. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft dit deel derhalve toewijzen.
Voor wat betreft het deel dat ziet op het eigen risico zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en een bedrag van € 175,- toewijzen. Voor het overige is dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd en levert beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding op. In zoverre zal de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering.
De rechtbank zal het bedrag dat gevorderd wordt terzake immateriële schade, gelet op hetgeen bewezen is verklaard, in zijn geheel toewijzen.
Het totale toegewezen bedrag van € 1.130,-, zal hoofdelijk worden toegewezen en vermeerderd worden met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2013.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de primair ten laste gelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 90 (negentig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten
4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.
En voorts tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich onder ambulante behandeling zal stellen bij [kliniek] op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen in verband met de verschillende risicofactoren waaronder het kunnen hanteren van stressvolle situaties en reguleren van veroordeeldes impulsiviteit. Zo nodig zal veroordeelde ook mee dienen te werken aan nadere diagnostiek. Veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling worden gegeven;
5. zich (uiterlijk) binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij reclassering Iriszorg [adres 2]. Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Veroordeelde moet zich gedurende door Reclassering Iriszorg bepaalde perioden blijven melden zo frequent en zolang als reclassering Iriszorg [adres 2] dit nodig acht;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 1.130,- (duizendhonderddertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 1.130,- (duizendhonderddertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. D.R. Sonneveldt en mr. R.M. Maanicus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 september 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081N 2013027828, gesloten op 21 april 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting; proces-verbaal van verhoor, verklaring aangever, p. 33; verklaring aangever als getuige ter terechtzitting.
3.Proces-verbaal van verhoor, verklaring aangever, p. 30, 33; verklaring aangever als getuige ter terechtzitting.
4.Verklaring aangever als getuige ter terechtzitting; proces-verbaal van aangifte, p. 13.
5.Proces-verbaal van verhoor, verklaring medeverdachte [medeverdachte], p. 114.
6.Verklaring verdachte ter terechtzitting; proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 90.