ECLI:NL:RBGEL:2013:3075

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 september 2013
Publicatiedatum
17 september 2013
Zaaknummer
13/1670
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift inzake verzoek tot verstrekking justitiële gegevens en reclasseringsrapportage

In deze zaak heeft klaagster op 19 april 2013 de rechter-commissaris verzocht om verschillende onderzoekshandelingen te verrichten, waaronder het verstrekken van justitiële gegevens van de aangeefster en het opmaken van een reclasseringsrapportage. De rechter-commissaris heeft op 7 augustus 2013 deze verzoeken afgewezen, omdat de gevraagde handelingen niet onder de definitie van 'onderzoekshandelingen' vallen zoals bedoeld in artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster heeft hiertegen bezwaar aangetekend, dat op 6 september 2013 in een besloten raadkamer is behandeld. Klaagster was aanwezig, bijgestaan door haar raadsman, en de officier van justitie was ook aanwezig.

De raadkamer heeft de verzoeken van klaagster beoordeeld. Ten aanzien van het verzoek om justitiële gegevens van de aangeefster te verstrekken, oordeelde de raadkamer dat dit verzoek niet kan worden gekwalificeerd als een onderzoekshandeling en verklaarde klaagster niet-ontvankelijk. Voor het verzoek om een reclasseringsrapportage oordeelde de raadkamer dat dit verzoek gegrond was, omdat het belang van klaagster hierbij voldoende was aangetoond. De raadkamer heeft bepaald dat de reclassering verzocht moet worden om een rapportage op te maken.

Wat betreft het verzoek om audiovisuele opnames van verhoren van de medeverdachte, oordeelde de raadkamer dat het verzoek niet onder de onderzoekshandelingen valt en verklaarde klaagster ook hierin niet-ontvankelijk. Uiteindelijk verklaarde de raadkamer het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond en gaf de opdracht voor het opmaken van een reclasseringsrapportage.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Rechtbanknummer: 13/1670
Beschikking van de meervoudige raadkamer inzake het op 28 augustus 2013 bij deze rechtbank ingekomen bezwaarschrift ex artikel 182 lid 6 Sv, van:
naam :
[klaagster], hierna te noemen: klaagster,
geboren op : [1971] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
domicilie kiezende ten kantore van Bonnier advocaten, Saltshof 10-06, 6604 ES Wijchen.
Raadsman : mr. R.C.H. Schrömbges.

Inhoud van het bezwaarschrift

Klaagster heeft op 19 april 2013 de rechter-commissaris verzocht onderzoekshandelingen te verrichten, te weten:
1.
het Openbaar Ministerie te gelasten haar de justitiële gegevens van aangeefster te verstrekken, dan wel onderzoek te doen naar justitiële gegevens van aangeefster, teneinde de betrouwbaarheid van aangeefster te kunnen beoordelen,
2.
het Openbaar Ministerie te gelasten na te gaan of een reclasseringsrapport is opgemaakt en om – indien dat het geval is – dit te verstrekken aan de verdediging, dan wel te gelasten dat het Openbaar Ministerie alsnog een reclasseringsrapport op te laten maken, en
3.
het Openbaar Ministerie te gelasten een audiovisuele opname(n) te verstrekken van drie verhoren van de medeverdachte/getuige [medeverdachte/getuige] (hierna te noemen: [medeverdachte/getuige])
De rechter-commissaris heeft op 7 augustus 2013 geweigerd de door klager gewenste (onderzoeks)handelingen te verrichten, omdat in het verzoek omschreven handelingen, te weten het gelasten van het Openbaar Ministerie bepaalde handelingen te verrichten, niet voldoen aan de definitie van ‘onderzoekshandelingen’ zoals bedoeld in art. 182 Wetboek van Strafvordering.
In het namens klaagster ingediende bezwaarschrift wordt (nader) ingegaan op de redenen waarom klaagster heeft verzocht de geweigerde onderzoekshandelingen te (doen) verrichten. Hiertoe is, samengevat, aangevoerd dat:
1.
de justitiële gegevens van aangeefster inzicht kunnen geven in de betrouwbaarheid en in de financiële situatie van aangeefster.
2.
een reclasseringsrapport de persoonlijke omstandigheden van klaagster belicht, en aldus kan bijdragen aan het nemen van enige beslissing in deze zaak, in het bijzonder ten aanzien van de strafmaat.
3.
de inhoud van de processen-verbaal van verhoren van [medeverdachte/getuige] niet overeenkomen met de audiovisuele versie.

Procedure

Het verzoekschrift is op 6 september 2013 in besloten raadkamer behandeld.
Aldaar is klaagster verschenen, bijgestaan door haar raadsman mr. Schrömbges, voornoemd. Tevens was de officier van justitie, mr. J. Schram, aanwezig.
De raadsman heeft het bezwaarschrift nader toegelicht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek van klaagster inhoudt dat het Openbaar Ministerie wordt gelast bepaalde handelingen te verrichten die naar haar mening geen onderzoekshandelingen zijn, als bedoeld in art. 182 Wetboek van Strafvordering.
1.
Het is klaagsters goed recht om de betrouwbaarheid van aangeefster ter discussie te stellen maar volgens de officier van justitie zijn de justitiële gegevens van aangeefster daarvoor het verkeerde middel. Aangeefster kan op zitting of bij de rechter-commissaris daarover gehoord worden.
2.
De officier van justitie heeft niet gereageerd op het verzoek van klaagster om een reclasseringrapportage op te laten maken mede omdat, zoals de raadkamer heeft begrepen, de raadsman heeft verklaard dat inmiddels aan van een rapport wordt gewerkt.
3.
Primair dient de beslissing van de rechter-commissaris te worden gehandhaafd. Subsidiair kan de raadsman van klaagster voor of op zitting verzoeken om de audiovisuele versie van het verhoor van medeverdachte op het politiebureau te beluisteren, aldus de officier van justitie. Het Openbaar ministerie heeft tegen een verzoek tot het beluisteren aldaar geen bezwaar.

Beslissingskader

De raadkamer dient in het kader van onderhavig bezwaarschrift een oordeel te geven over de vraag of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn beslissing(en) heeft kunnen komen. Daarbij dient de raadkamer uit te gaan van de feiten die de rechter-commissaris, op het moment dat hij zijn beslissing nam, ter beschikking stonden (toetsing ‘ex tunc’). In beginsel kan de raadkamer daarbij dus een nadien aangevoerde onderbouwing buiten beschouwing laten.

Beoordeling

Het bezwaarschrift is tijdig ingediend.
Klaagster heeft op 21 maart 2013 het verzoek tot het verrichten van onderzoekshandelingen ingediend, zoals hierboven is beschreven.
Bij beschikking d.d. 7 augustus 2013 heeft de rechter-commissaris de door klaagster verzochte onderzoekshandelingen geweigerd, welke weigering steunt op zijn beslissing dat het niet gaat om onderzoekshandelingen zoals bedoeld in art. 182 Wetboek van Strafvordering.
In de Memorie van Toelichting (pagina 13) zijn onderzoekshandelingen als volgt omschreven:
“(…) het gaat bij het verrichten van onderzoekshandelingen door de rechter-commissaris om aanvullend onderzoek. De onderzoekshandelingen hebben een verificatoir karakter. Ze bieden de mogelijkheid tot het controleren van eerdere aannames, het completeren van het bewijsmateriaal en het uit de weg helpen van onduidelijkheden.”
Bij de beoordeling van het verzoek om onderzoekshandelingen te verrichten, moet het belang van klaagster voldoende worden aangegeven dan wel moet komen vast te staan dat de gevraagde onderzoekshandelingen bijdragen tot enige in de zaak te nemen beslissing. Indien dit niet het geval is, moet het verzoek worden afgewezen.
1.
Met betrekking tot het verzoek het Openbaar Ministerie te gelasten justitiële gegevens van aangeefster te verstrekken, dan wel onderzoek te doen naar justitiële gegevens van aangeefster, om haar betrouwbaarheid te kunnen beoordelen overweegt de raadkamer het volgende. Het verstrekken van justitiële gegevens – dan wel het verrichten van onderzoek naar justitiële gegevens – kan niet worden gekwalificeerd als het verrichten van onderzoekshandelingen, zoals bedoeld in art. 182 Wetboek van Strafvordering.
De rechter-commissaris heeft dit verzoek dan ook terecht afgewezen. Daar komt bij dat het verstrekken van dergelijke gegevens is geregeld in de Wet en het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens en dat hierin niet is geregeld dat deze gegevens in dit verband aan de verdediging kunnen worden verstrekt. De raadkamer zal klaagster met betrekking tot dit verzoek dan ook niet ontvankelijk verklaren.
2.
Met betrekking tot het verzoek het Openbaar Ministerie te gelasten na te gaan of er een reclasseringsrapport is opgemaakt en deze te verstrekken aan de verdediging, dan wel te gelasten dat het Openbaar Ministerie alsnog een reclasseringsrapportage op te laten maken, geldt het navolgende. Het recht op kennisneming, afschrift of voeging van processtukken voor de verdachte, is geregeld in de artikelen 30 tot en met 34 van het Wetboek van Strafvordering, en voor de raadsman in art. 51 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeken dienen dan ook in eerste instantie aan de officier van justitie te worden gericht. Er is niet gebleken dat dit is gebeurd. Eerst bij weigering van de officier van justitie kan de verdediging een bezwaarschrift op grond van de artikelen 32 en 34 van het Wetboek van Strafvordering indienen bij de rechter-commissaris. Er is dus voorzien in een afzonderlijke procedure. Nu door de officier van justitie is meegedeeld dat geen rapportage is opgemaakt, was het adiëren van de rechter-commissaris hierover, voortijdig. De rechter-commissaris heeft het verzoek dan ook terecht afgewezen.
De raadkamer zal klaagster terzake van dit verzoek daarom dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
De raadkamer is voorts van oordeel dat, nu de verdediging heeft gesteld dat er inmiddels een reclasseringsrapport wordt opgemaakt, het belang aan het verzoek is komen te ontvallen. De raadkamer is evenwel van oordeel dat, mocht de mededeling van de verdediging niet juist zijn, de verdediging belang heeft bij het opmaken van een rapportage. De raadkamer is van oordeel dat het opmaken van een reclasseringsrapportage valt onder het begrip onderzoekshandelingen en dat een rapportage wel door de rechter-commissaris op grond van art. 177 Wetboek van Strafvordering aangevraagd had kunnen worden. Nu de rechter-commissaris daaromtrent geen beslissing heeft genomen is het verzoek om een reclasseringsrapportage op te maken daarom gegrond en de raadkamer zal dit verzoek toewijzen.
3.
Met betrekking tot het verzoek om het Openbaar Ministerie te gelasten een audiovisuele opname(n) te verstrekken van een drietal verhoren van de [medeverdachte/getuige], overweegt de raadkamer het volgende. De rechter-commissaris heeft het verzoek tot het verstrekken van het 2e verhoor terecht afgewezen, nu van dat verhoor geen audiovisuele opname is gemaakt. Met betrekking tot het 1e en 3e verhoor, waarvan uit de tekst van het proces-verbaal blijkt dat er wel audiovisuele opnames zijn gemaakt, is de raadkamer van oordeel dat het kennisnemen van deze opnames in het belang van de verdediging kan zijn. Ook hier geldt dat een verzoek daartoe in beginsel dient te zijn gericht aan de officier van justitie (zie het hiervoor gestelde onder 2). Niet gebleken is dat dit is gebeurd. Pas bij weigering door de officier van justitie kan de verdediging een bezwaarschrift indienen op grond van art. 30 Wetboek van Strafvordering bij de rechter-commissaris. Er is dus voorzien in een afzonderlijke procedure.
De raadkamer is voorts van oordeel dat het verzoek niet valt onder het begrip ‘onderzoekshandeling’ zoals bedoeld in art. 182 Wetboek van Strafvordering en zal daarom klaagster in haar bezwaar tegen de afwijzing niet-ontvankelijk verklaren.
De raadkamer zal gelet op het vorenstaande het bezwaarschrift ten dele gegrond verklaren.
De raadkamer neemt bij haar beslissing de betrekkelijke wetsartikelen in acht.

Beslissing

Verklaarthet bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond en klaagster voor het overige niet-ontvankelijk.
Bepaaltdat – indien en voor zover dit nog niet is gebeurd – de reclassering wordt verzocht om een reclasseringsrapportage omtrent klaagster op te maken.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 13 september 2013 door
mr. A.M. van Gorp (voorzitter), mr. E. de Boer en mr. W.L.J.M. Duijst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier.