ECLI:NL:RBGEL:2013:3062

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
17 september 2013
Zaaknummer
195250
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens tekortkomingen in bestek en extra kosten door deskundigenrapporten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft de commanditaire vennootschap Ontwikkelingsbedrijf Bedrijven terrein Pannenweg CV (OBP) een vordering ingesteld tegen Arcadis Nederland BV. De vordering betreft schadevergoeding als gevolg van tekortkomingen in het bestek, die hebben geleid tot extra kosten en meerwerk. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen deskundigen benoemd om de schadeposten te beoordelen. De vordering van OBP is opgebouwd uit drie posten: misgelopen korting, extra directiekosten en kosten van aanvullende onderzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de deskundige niet in staat was om de misgelopen korting vast te stellen, waardoor deze vordering is afgewezen. Voor de extra directiekosten heeft de rechtbank echter geoordeeld dat deze kosten, die voortvloeien uit tekortkomingen van Arcadis, toewijsbaar zijn tot een bedrag van € 15.000,-. Daarnaast zijn de kosten van aanvullende onderzoeken toegewezen, waaronder bedragen van € 2.354,30, € 425,- en € 680,-. In totaal wordt een bedrag van € 18.459,30 toegewezen, met wettelijke rente over de toegewezen bedragen. OBP is als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/195250 / HA ZA 10-94
Vonnis van 28 augustus 2013
in de zaak van
de commanditaire vennootschap
ONTWIKKELINGSBEDRIJF BEDRIJVENTERREIN PANNENWEG CV
gevestigd te Nederweert
eiseres
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem
behandelend advocaat mr. L.W.J.P.F. Einig te Roermond
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARCADIS NEDERLAND BV
gevestigd te Arnhem
gedaagde
advocaat mr. S.J.H. Rutten te Rotterdam
Partijen zullen hierna OBP en Arcadis worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 oktober 2012
  • het deskundigenbericht van 31 januari 2013/14 maart 2013
  • de conclusie na deskundigenbericht van OBP
  • de antwoordconclusie na deskundigenbericht van Arcadis.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De vordering van OBP is opgebouwd uit drie posten:
- korting die OBP stelt te zijn misgelopen doordat bepaalde werkzaamheden niet in de offerte waren opgenomen als gevolg van gebreken in het bestek;
- extra directiekosten die OBP stelt te hebben moeten maken doordat meerwerkopdrachten moesten worden gegeven als gevolg van gebreken in het bestek;
- kosten van aanvullende onderzoeken die OBP stelt te hebben moeten laten verrichten als gevolg van tekortkomingen van Arcadis in de uitvoering van haar opdracht.
2.2.
In het tussenvonnis van 10 oktober 2012 heeft de rechtbank G. Hanssen, werkzaam als senior kostenadviseur bij de Brink Groep te Leidschendam, als deskundige benoemd en hem vragen gesteld die betrekking hebben op de eerste twee schadeposten. De deskundige heeft een rapport uitgebracht gedateerd 31 januari 2013/14 maart 2013.
misgelopen korting
2.3.
De rechtbank heeft de deskundige gevraagd welke prijzen [betrokkene] zou hebben opgenomen als Arcadis verschillende posten correct in het bestek had omschreven (vragen 1a, 2a, 3b, 4a, 5a en 6a). Vervolgens heeft de rechtbank gevraagd welke kortingen [betrokkene] over die prijzen zou hebben gegeven (vragen onder 1b, 2b, 3c, 4b, 5b en 6b). Op die laatste vragen heeft de deskundige telkens onder meer geantwoord:
(...) de korting, zoals gegeven bij de diverse percelen is een korting op basis van marktwerking en bedrijfsvoering die op het moment van inschrijving tot stand is gekomen. Dit is een momentopname, hiervoor is geen feitelijke onderbouwing aanwezig en deze is achteraf ook niet meer te onderbouwen. Wij stellen daarom dat de korting, zoals opgenomen in de desbetreffende inschrijfstaat van de diverse percelen ook de korting zou zijn geweest die [betrokkene] zou hebben gegeven op de onder (...) a bedoelde werkzaamheden (...)
2.4.
De deskundige heeft aldus gerapporteerd dat de vragen over de kortingen niet meer kunnen worden beantwoord. Hij heeft daarom aangesloten bij de korting zoals opgenomen in de desbetreffende inschrijfstaten en een procentuele korting bepaald. De rechtbank heeft evenwel reeds overwogen dat niet kan worden volgehouden dat de kortingen (zuiver) procentueel zijn bepaald.
2.5.
Nu de kortingen niet (zuiver) procentueel zijn bepaald, terwijl ook de deskundige niet kan vaststellen op welke wijze de korting anders is bepaald, komt niet vast te staan dat OBP korting is misgelopen als gevolg van gebreken in het bestek en dus dat hij in dat verband schade heeft geleden (anders dan voorshands aangenomen in het tussenvonnis van 16 februari 2011, rechtsoverweging 4.3). De vordering tot vergoeding van misgelopen korting zal daarom worden afgewezen.
extra directiekosten
2.6.
Uit het rapport wordt geciteerd:
Vraag 7: Tot welke bedragen houden de gevorderde extra directiekosten verband met de tekortkomingen in het bestek?
Antwoord: Wij kunnen geen oordeel geven over de deelpost 2.11 dossier besteksafwijkingen (€ 12.321,25), omdat hiervoor de onderbouwing ontbreekt. Verder achten wij de gevorderde extra directiekosten niet reëel in relatie tot de opdracht directievoering. Brink Groep vindt dat dit binnen de reguliere werkzaamheden van de directievoerder valt, een en ander overeenkomstig de beschikbaar gestelde detacheringsovereenkomsten directievoerder, artikel 2 lid 2 en 3.
(...)
Vraag 8: Welke feiten en omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
Antwoord: (...) De nagezonden informatie over de directiekosten geeft geen voldoende inzicht in de motivatie van het meerwerk. Daarbij komt nog dat de aansluiting van de bedragen niet overeenkomt met de specificatie van productie 27. In deze specificatie is overigens nog een bedrag niet nader onderbouwd. Het bedrag van € 12.321, 25 in de samenvatting van productie 27 is nergens te herleiden.
Brink Groep is van mening dat er wel meerkosten door de directiekosten mogen worden gerekend. Dit zou volgens Brink Groep maximaal € 15.000,- mogen zijn in relatie tot het ingediende meerwerk van de aannemer.
2.7.
Het is voldoende aannemelijk geworden dat de tekortkoming van Arcadis zoals die zijn vastgesteld hebben geleid tot extra directiekosten. Deze kosten zijn voor OBP schade die door Arcadis dienen te worden vergoed. Uit het antwoord van de deskundige wordt duidelijk dat deze schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Deze zal daarom worden geschat (artikel 6:97 BW). De deskundige heeft in dit verband een bedrag genoemd, waarbij hij zich heeft gebaseerd op zijn kennis en ervaring. Daarom zal de rechtbank de deskundige hierin volgen. Aan extra directiekosten zal aldus een bedrag van € 15.000,- worden toegewezen.
aanvullende onderzoeken
Faunaconsult (steenuil)
2.8.
In het tussenvonnis van 16 februari 2011 is overwogen (rechtsoverweging 4.5) dat Arcadis niet als een goed en zorgvuldig opdrachtnemer heeft gehandeld doordat zij bij het uitvoeren van de natuurtoets heeft nagelaten de locale vogelwerkgroep te raadplegen. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vragen welk deel van de kosten van Faunaconsult (totaal € 3.125,50) op die grondslag voor vergoeding in aanmerking komt en of de gemeente of OBP Arcadis heeft betaald voor een vervolgonderzoek gericht op natuurcompensatie, waarvoor Arcadis in de offerte een afzonderlijk bedrag heeft opgenomen.
2.9.
Partijen hebben zich hierover uitgelaten in hun aktes van 13 april 2011 (OBP onder 13 en Arcadis onder 30) en 11 mei 2011. OBP heeft betoogd dat de kosten verbonden aan het onderzoek van Faunaconsult volledig zijn toe te wijzen aan de aanwezigheid van de steenuil, althans dat de invloed van de overige natuurwaarden op de totale kosten van het rapport nihil is. Zij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft het aspect ‘natuurcompensatie’, meer in het bijzonder de posten ‘Ophalen nestkasten Boxmeer’ (€ 120,-) en ‘Ophangen nestkasten en verstoren nest op 25 februari’ (€ 360,-). Volgens Arcadis is het onjuist de kosten van Faunaconsult geheel voor haar rekening te brengen, maar zij heeft niet nader toegelicht welk deel van de kosten volgens haar niet voor haar rekening komen.
2.10.
Kosten van natuurcompensatie die zouden zijn gemaakt ongeacht het nalaten van Arcadis de locale vogelwerkgroep te raadplegen, zijn niet te beschouwen als schade van OBP die door Arcadis moet worden vergoed. Dat zijn niet alleen de door OBP genoemde posten, maar ook de post ‘Kosten 2 nestkasten (à € 100,- per stuk)’. De conclusie is dat Arcadis zal worden veroordeeld tot betaling aan OBP van € 2.354,30 (de totale factuur verminderd met de beide door OBP genoemde posten vermeerderd met btw en verminderd met de kosten van de nestkasten).
Brekelmans (rioolbuizen)
2.11.
In het tussenvonnis van 16 februari 2011 is geoordeeld (rechtsoverweging 4.6) dat de door OBP gevorderde vergoeding van de kosten gemoeid met het rapport van Brekelmans (€ 425,-) voor toewijzing vatbaar is als geconcludeerd kan worden dat Arcadis is tekortgeschoten door ongewapende buizen in het bestek voor te schrijven.
2.12.
Uit het (ongedateerde) rapport van Brekelmans wordt geciteerd:
Conclusie
Indien uitgegaan kan worden van niet-samenhangende grond (zand), blijken de ongewapende buizen in de gegeven situatie te voldoen.
Uit de voorhanden grondanalyse en de informatie van de heer Van Dongen, blijkt echter dat sprake kan/zal zijn van deels samenhangende menggrond. In het geval van bewerkte sleufbodems blijkt een overschrijding op de buigtreksterkte van 3% op te treden, hetgeen nog steeds toelaatbaar wordt geacht. Bij een onbewerkte sleufbodem neemt de overschrijding toe tot 7%, hetgeen voor veiligheidsklasse 2 enigszins te hoog is. In principe zullen de buizen in dit geval ook nog steeds niet bezwijken daar nog altijd een, zij het kleinere, marge tussen de buigtreksterkte en de optredende buigtrekspanningen bestaat. Dit blijkt uit de beschouwing in veiligheidsklasse 1. De bezwijkkans zal in de voorhanden situatie mogelijk iets kleiner zijn dan die van veiligheidsklasse 2.
Door de opdrachtgever zal moeten worden beoordeeld of, met de voorhanden onzekerheden, de veiligheidsmarge nog voldoende wordt geacht.
2.13.
Uit het deskundigenbericht wordt geciteerd:
Vraag 3a: Waren rioolbuizen van ongewapend beton in de gegeven omstandigheden geschikt?
Antwoord: Onder punt 34 van de dagvaarding wordt de conclusie over de bevindingen van het rapport van Brekelmans (productie 39) besproken. De onder punt 34 genoemde conclusie komt niet overeen met de conclusie uit het rapport. In het rapport van Brekelmans blijkt dat op locaties met niet-samenhangende grond (zand) en locaties met deels-samenhangende menggrond, ongewapende buizen voldoen.
Op locaties met een onbewerkte sleufbodem zullen de buizen nog steeds niet bezwijken, maar blijkt een kleinere marge tussen buigtreksterkte en optredende buigtrekspanning aanwezig te zijn. OBP heeft ervoor gekozen om, na constatering van de buizenleverancier, de rioolbuizen met een doorsnee van groter of gelijk aan 800 mm wel in gewapende uitvoering toe te passen.
Op de locaties met een onbewerkte sleufbodem had men ook de mogelijkheid deze sleufbodem te verbeteren met een fundering van zand in zandbed. De conclusie van Brink Groep is daarom dat ongewapende betonbuizen in de gegeven omstandigheden voldoen.
2.14.
OBP heeft betoogd dat uit het rapport van Brekelmans blijkt dat ongewapende buizen niet voldeden; Arcadis heeft betoogd van wel.
2.15.
Brekelmans heeft gerapporteerd dat onder bepaalde omstandigheden (samenstelling van de grond, bewerking van de sleufbodems) een geringe overschrijding van de buigtreksterkte bij veiligheidsklasse 2 kan optreden en dat de opdrachtgever zal moeten beoordelen of de veiligheidsmarge nog voldoende wordt geacht. Daaruit volgt dat OBP in dit opzicht niet zonder meer heeft kunnen vertrouwen op het bestek en dat zij voldoende reden had Brekelmans opdracht te geven te rapporteren. Arcadis zal daarom worden veroordeeld tot vergoeding van de daarmee gemoeide kosten.
Bouw- en Managementservice Nederland (bodemgesteldheid)
2.16.
In het tussenvonnis van 16 februari 2011 is geoordeeld (rechtsoverweging 4.7) dat de vordering van OBP van vergoeding van de kosten gemoeid met het onderzoek van Bouw- & Managementservice Nederland B.V. (€ 680,-) eerst toewijsbaar is als geconcludeerd kan worden dat Arcadis is tekortgeschoten door zich bij het onderzoek naar de bodemgesteldheid te beperken tot het onderzoek van Grontmij. In het tussenvonnis van 11 juli 2012 is geoordeeld (rechtsoverweging 2.7.2) dat Arcadis zich bij de gegeven percentages op een inschatting heeft gebaseerd die achteraf (veel) te onzuiver is gebleken en dat zij aldus is tekortgeschoten. Daaruit volgt dat de kosten van het onderzoek van Bouw- & Managementservice Nederland B.V. (€ 680,-) als schade van OBP door Arcadis dienen te worden vergoed.
samenvatting
2.17.
De gegeven oordelen worden als volgt samengevat. De vordering van OBP tot vergoeding van schade bestaande uit misgelopen korting zal worden afgewezen. De vordering tot vergoeding van extra directiekosten zal worden toegewezen tot een bedrag van € 15.000,-. De vorderingen tot vergoeding van kosten van aanvullende onderzoeken worden toegewezen tot bedragen van € 2.354,30, € 425,- en € 680,-. In totaal wordt dus een bedrag toegewezen van € 18.459,30. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het bedrag van € 15.000,- vanaf 7 december 2007 (aansprakelijkstelling; productie 19) en over € 3.459,30 vanaf 9 december 2009 (dag van dagvaarding). Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
proceskosten
2.18.
OBP zal als de overwegend in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten van de deskundige, die door haar zijn voorgeschoten, en de getuigetaxe zullen voor haar rekening blijven.
in het incident
2.19.
In het vonnis van 26 mei 2010 heeft de rechtbank het oordeel over de incidentele vordering ex artikel 843a Rv aangehouden tot na de comparitie. Ter comparitie is van de zijde van Arcadis verklaard dat de bezwaren tegen het ontbreken van de bijlagen uit het rapport van AGEL zijn opgelost. De incidentele vordering wordt geacht te zijn ingetrokken waarbij de partijen over en weer de eigen kosten dragen.

3.De beslissing

De rechtbank
veroordeelt Arcadis tot betaling aan OBP van € 18.459,30 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 15.000,- vanaf 7 december 2007 en over € 3.459,30 vanaf 9 december 2009, steeds tot aan de dag van volledige betaling,
veroordeelt OBP in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van Arcadis begroot op € 4.045,- aan vast recht en € 7.815,50 aan salaris voor de advocaat (5½ punten, tarief V);
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad (zowel wat betreft de veroordeling van Arcadis als wat betreft de veroordeling van OBP);
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2013.
coll.: CLB