ECLI:NL:RBGEL:2013:3061

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 september 2013
Publicatiedatum
17 september 2013
Zaaknummer
2143361
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst van een hoofddocent wegens grensoverschrijdend gedrag en uitlatingen richting vrouwelijke studenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 september 2013 uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een hoofddocent aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). De zaak is ontstaan na een formele klacht van een student over grensoverschrijdend gedrag van de hoofddocent, die sinds 1991 in dienst was. De klacht leidde tot een onderzoek door onderzoeksbureau Vidocq, waaruit bleek dat de hoofddocent zich niet professioneel had gedragen in zijn omgang met vrouwelijke studenten. Dit gedrag omvatte onder andere ongepaste e-mails, het maken van intieme opmerkingen en het schenden van de professionele afstand die van een docent verwacht mag worden. De HAN heeft de hoofddocent op staande voet ontslagen, maar de hoofddocent heeft hiertegen beroep aangetekend. De rechtbank oordeelde dat de HAN terecht had gehandeld en dat er sprake was van een dringende reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De rechtbank benadrukte dat van een hoofddocent, die een voorbeeldfunctie vervult, verwacht mag worden dat hij zich volledig integer gedraagt en nooit de grens van het betamelijke overschrijdt. De rechtbank ontbond de arbeidsovereenkomst met ingang van 15 september 2013 en veroordeelde de hoofddocent in de proceskosten.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 2143361 \ HA VERZ 13-1207 \ 340 \ 23rd
uitspraak van 11 september 2013
beschikking
in de zaak van
de stichting
Stichting Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
gevestigd te Arnhem
verzoekende partij
gemachtigde mr. A. Lettenga
tegen
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
gemachtigde mr. L.H. Pomp
Partijen worden hierna de HAN en [werknemer] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift met producties
- de bij brief van 19 augustus 2013 namens de HAN toegezonden producties
- de bij faxbericht van 20 augustus 2013 namens [werknemer] toegezonden productie
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 21 augustus 2013 mede inhoudende de pleitnotities van de gemachtigde van de HAN en de gemachtigde van [werknemer].

2.De feiten

2.1.
[werknemer], geboren op [dag en maand] 1958 en thans dus 55 jaar oud, is sinds
16 januari 1991 bij de HAN in dienst, laatstelijk in de functie van hoofddocent International Business and Management Studies bij de Faculteit van Economie en Management (FEM), tegen een salaris van € 4.964,68 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag, 8,3% eindejaarsuitkering en € 25,-- vaste maandelijkse persoonlijke toeslag.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het Hoger Beroepsonderwijs 2012-2013 van toepassing.
2.2.
De HAN omvat vier faculteiten. Een van de faculteiten betreft voornoemde faculteit FEM. In 1994 is de HAN met een Engelstalige vierjarige opleiding ‘International Business and Management Studies’ gestart. Deze opleiding is een onderdeel van de Arnhem Business School (ABS). De ABS valt op haar beurt weer onder de faculteit van Economie en Management. De opleiding trekt veel internationale studenten. Naast het verzorgen van onderwijs houden de docenten zich ook bezig met de begeleiding van (veelal internationale) studenten als coach/mentor, het geven van interculturele trainingen en het geven van trainingen op het gebied van persoonlijke en communicatieve vaardigheden. Daarnaast zijn de docenten de initiators van het zogenaamde ‘managementgame’. Het managementgame wordt gehouden in het tweede jaar van de internationale opleiding en duurt steeds vier dagen. Het managementgame bestaat uit een simulatieactiviteit waarbij studenten in groepen worden verdeeld en een bedrijf simuleren. Het managementgame wordt inmiddels in verschillende landen door de docenten gegeven.
2.3.
Binnen de HAN is een integriteitscode bekend. De hoofdregel (regel 2) van deze code luidt als volgt:
“Een ieder die als medewerker of student deel uitmaakt van de HAN, wordt geacht elke gedraging die afbreuk doet aan zijn of haar integriteit achterwege te laten. Dat betekent niet alleen dat zij handelen in de geest van deze itegriteitscode, maar ook dat zij in staat zijn om van geval tot geval risico’s en kwetsbaarheden in te schatten en zij in staat zijn om situaties te vermijden waarin de schijn zich tegen hen of tegen de HAN zou kunnen keren.”
Als hoofdregel voor “gedrag” hanteert de HAN (regel 15) het navolgende:
“Behalve expliciete regelgeving is voor de wijze van handelen bepalend de ongeschreven stelregel dat een ieder zijn eigen handelswijze uit kan en wil uitleggen aan degene met wie gewerkt of gestudeerd wordt.”
2.4.
In januari 2013 heeft een student, [student A] (verder: [student A]), een formele klacht ingediend tegen [werknemer]. In die klacht heeft hij ook over gedragingen van twee collega hoofddocenten van [werknemer] geschreven. De HAN, vertegenwoordigd door de interim instituutsdirecteur, mevrouw [naam interim instituutsdirecteur] en de directeur van de faculteit Economie en Management, de heer [naam directeur Economie en Management], heeft hierop – afzonderlijke – gesprekken gevoerd met zowel [student A] als de hoofddocenten. Tijdens die gesprekken werd de docenten medegedeeld dat [student A] zich bij de HAN had beklaagd over de begeleiding van een van de docenten bij zijn afstuderen en over het grensoverschrijdend gedrag van de andere docenten richting studenten.
2.5.
Op 25 maart 2013 heeft een vervolggesprek tussen de HAN en [werknemer] plaatsgevonden. Tijdens dat gesprek heeft de HAN [werknemer] vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden en een geheimhoudingsplicht opgelegd. Dit is schriftelijk aan hem bevestigd. De HAN heeft in deze schriftelijke bevestiging aangekondigd dat onderzoeksbureau Bezemer & Kuiper te Rotterdam (hierna te noemen: Bezemer & Kuiper) zal worden ingeschakeld om de afgegeven signalen over het (mogelijk) niet in acht nemen van de professionele distantie van de docenten richting (ex)studenten en/of (ex)medewerkers van de HAN te onderzoeken.
2.6.
Op 8 april 2013 heeft vervolgens een gesprek tussen [werknemer] en Bezemer & Kuiper plaatsgevonden. Voorafgaand aan het gesprek heeft [werknemer] de gelegenheid gehad om een signalendossier in te zien dat grotendeels bestond uit e-mails die uit de HAN
e-mailaccounts van de betrokken docenten waren gehaald.
2.7.
[werknemer] heeft op 12 april 2013 bij het College van Bestuur (verder: het College) van de HAN en bij de Commisie van Beroep HBO (verder: de Commissie) beroep ingesteld tegen het hiervoor onder 2.5. genoemde, op 25 maart 2013 genomen, besluit van de HAN. Het College heeft [werknemer] bericht dat het door hem ingestelde beroep niet wordt gehonoreerd. De Commissie heeft [werknemer] bericht dat het door hem ingestelde beroep in behandeling is genomen.
2.8.
Op 15 april 2013 heeft de HAN aan [werknemer] bericht dat de onderzoeksopdracht aan Bezemer & Kuiper is opgezegd en dat een nieuw onderzoeksbureau zal worden ingeschakeld.
2.9.
De HAN heeft [werknemer] voorts op 18 april 2013 uitgenodigd voor een gesprek op
23 april 2013. Dit gesprek zou plaatsvinden met onderzoeksbureau Vidocq te Dronten (hierna te noemen: Vidocq). Ook heeft de HAN stukken aan [werknemer] toegestuurd en is hij uitgenodigd hierop te reageren. Hierop heeft [werknemer] te kennen gegeven dat hij alleen op de hoorgesprekken zal verschijnen als de vrijstelling van werkzaamheden zou worden opgeheven. De HAN heeft hier niet mee ingestemd. [werknemer] is niet op het hoorgesprek verschenen.
2.10.
Bij brief van 26 april 2013 is [werknemer] door Vidocq in de gelegenheid gesteld schriftelijk op de onderzoeksresultaten en de onderliggende stukken te reageren. Hiertoe had Vidocq een tussenrapportage en aanvullende stukken bij de brief gevoegd. Dit heeft [werknemer] niet gedaan.
2.11.
Op 3 mei 2013 hebben [werknemer] en de andere docenten gezamenlijk de HAN in kort geding gedagvaard en – onder meer – wedertewerkstelling en doorbetaling van het salaris gevorderd. Bij vonnis in kort geding is de HAN veroordeeld tot – kort gezegd – doorbetaling van het gebruikelijke, laatstverdiende salaris van [werknemer] en de andere betrokken docenten vanaf 7 mei 2013 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze eindigt. De HAN is tevens veroordeeld in de proceskosten. De overige vorderingen van [werknemer] en de andere betrokken docenten zijn afgewezen.
2.12.
Vervolgens heeft Vidocq op 6 mei 2013 haar onderzoeksrapportage uitgebracht.
Naar aanleiding van de bevindingen in die onderzoeksrapportage heeft de HAN [werknemer] en de andere betrokken docenten op 7 mei 2013 op staande voet ontslagen. In de brieven die naar hen zijn gezonden staat onder meer:
“(...) Een (Hoofd)docent verkeert in een machts- en afhankelijkheidsrelatie met studenten. Hij dient elke schijn te vermijden van onder andere a) niet-objectief handelen jegens studenten, b) onderscheid maken tussen meisjes en jongens of tussen andere groepen, c) vermenging van zakelijk en privé en jegens studenten en d) ongewenst gedrag en grensoverschrijdende intimiteiten in de relatie docent / student. De belangrijkste opdracht en de kern van HAN als onderwijsinstelling is om onder alle omstandigheden een goede en veilige leeromgeving te bieden aan haar (binnenlandse en buitenlandse) studenten.
Uit het vorenstaande en de bijgevoegde stukken en onderzoeksresultaten van Vidocq blijkt dat uw gedrag als Hoofddocent in ernstige mate in strijd is met dit uitgangspunt. Dit vormt een patroon. U hebt u in meerdere opzichten en langdurig grensoverschrijdend gedragen, was als werknemer niet aanspreekbaar voor de HAN en bejegende uw leidinggevende systematisch onheus. U creëert op grote schaal onveiligheid en onrust onder studenten, evenals onder personeel. Uw gedrag is op geen enkele wijze uit te leggen, laat staan te rechtvaardigen aan studenten (die zich benadeeld of onterecht bevoordeeld of geïntimideerd voelen), aan collega’s, aan ouders van studenten, aan de HAN als werkgever en aan de maatschappelijke omgeving waarin de HAN zich bevindt. U berokkent de HAN als werkgever grote reputatieschade aan en frustreert de ontwikkeling van het Instituut. Met dit alles bezoedelt u bovendien het hart van de onderwijsinstelling, namelijk de pedagogische relatie tussen student en docent.
De HAN heeft zich beraden over de situatie en heeft alle feiten en omstandigheden afgewogen, waaronder de lengte van uw dienstverband en uw leeftijd, en realiseert zich dat een ontslag op staande voet een zware maatregel is. Uw gedrag als Hoofddocent gaat echter de perken te buiten. De HAN heeft geconcludeerd dat slechts één maatregel resteert. Al het voorgaande en hetgeen is opgenomen in de onderzoeksrapportage en verdere stukken – de feiten en omstandigheden op zichzelf of (geheel of gedeeltelijk) in onderling verband beschouwd – levert een dringende reden op voor beëindiging van uw arbeidsovereenkomst (...). U bent daarom per direct op staande voet ontslagen. (...)”
2.13.
In het kader van het onderzoek heeft Vidocq een aantal betrokkenen gehoord, waaronder een tweetal studenten, hierna te noemen student 1 en student 3, alsmede een docent, hierna te noemen docent 3.
Student 1heeft, blijkens de bijlage vij het Vidocq-rapport, in dit verband verklaard dat hij bij het zien van het persbericht van Omroep Gelderland meteen wist om welke docenten het ging:
‘Het moest wel gaan om (…), [werknemer] en (…)’.Hij herkende het omschreven gedrag en heeft verklaard dat [werknemer] zeer amicaal met enkele studentes omging.
‘Dit was onder andere zichtbaar aan de knuffels (omarmingen) bij begroetingen in combinatie met drie zoenen. Dit gebeurde openlijk in de klas bij aanvang van elke les.’Het was dus gebruikelijk dat er in de klas omhelzingen en zoenen werden gegeven bij de begroeting. Dit was verder (zeker) niet gebruikelijk binnen de faculteit. Daarnaast heeft student 1 verklaard dat [werknemer] vaak op studentenfeesten aanwezig was en dan de indruk gaf dronken te zijn. Net als student [student A] heeft student 1, die niet in de ‘inner circle’ van [werknemer] zat, verklaard dat [werknemer] niet goed op zijn e-mailberichten en verzoeken reageerde (in relatie tot zijn studie), waardoor studievertraging is opgelopen. Hij verklaarde:
‘Ik had het gevoel dat ze mij niet mochten. Ik bedoel hier het docententeam mee.’
en
‘Laatste voorbeeld, sinds begin van dit jaar zoek ik contact met [werknemer] in verband met een tentamen. Ik heb diverse mails gestuurd en tot nu toe geen reactie gehad. [voornaam werknemer] reageert gewoon niet op mijn mails. Hierdoor wordt ik belemmerd in mijn afstuderen.’
Student 3heeft blijkens de bijlage bij het Vidocq-rapport onder meer verklaard:
“[werknemer] en (…) gingen erg close om met bepaalde studenten; met name met (.. namen van drie studenten – kantonrechter, X, Y en Z). (…) verder werden openlijk in de klas ‘hugs’ gegeven. (Student 3) heeft zelf nooit onzedelijk/seksueel gedrag waargenomen. Wel vond hij dat het gedrag te amicaal was en vooral [werknemer] was altijd aanwezig bij naschoolse activiteiten voor studenten (”tot aan het einde en dan altijd dronken”). Het gedrag van (…)/[werknemer] heeft (student 3) in zijn zeven jaar op de HAN alleen bij hen gezien, bij geen enkele andere docent. (…)”
Docent 3heeft [werknemer] eenmaal aangesproken op zijn gedrag tijdens de afstudeerceremonie en heeft hieromtrent verklaard:
‘In bijzijn van ouders en gasten werden afgestudeerde studentes gezoend (soms met zichtbare tegenzin van de studentes) en werden ‘grappen’ gemaakt over de verbeterpunten van de studenten. Dit werd breed gedaan.’
2.14.
Bij het rapport van Vidocq bevindt zich voorts een verklaring van Studente 2, afgelegd tegenover [naam interim instituutsdirecteur], werkzaam bij de HAN. Studente 2, een tweedejaars studente, heeft daarin verklaard dat [werknemer] zich onprofessioneel gedroeg. Hij maakt opmerkingen over het uiterlijk van studentes, zijzelf en andere studentes worden voorgetrokken en veel meisjes weten dat wanneer ze met [werknemer] naar huis gaan, ze een hoger cijfer krijgen. Dit laat [werknemer] op weinig subtiele wijze merken, aldus studente 2. [werknemer] liet zelfs zijn mobiele nummer achter op haar kladblok. Haar verklaring luidt:
[werknemer] gedraagt zich niet professioneel. Hij maakt opmerkingen over je uiterlijk en geeft je aandacht op een manier die ongemakkelijk voelt. Hij trekt meisjes voor op jongens, dit is algemeen bekend en ik vind dat onprettig, want ik wil beloond worden voor mijn prestaties en niet voor mijn uiterlijk en het feit dat ik een meisje ben. Veel meisjes weten dat je als je met [werknemer] naar huis gaat, je een hoger cijfer kunt krijgen. Hij laat dat op weinig subtiele wijze merken.
Het ergste was het Business management Game dat we dit voorjaar speelden met IB&MS. Ik zat in een groep meisjes dat erg veel aandacht van [voornaam werknemer] en (…) kreeg. Een bepaalde opdracht hoefden we niet eens te doen. [voornaam werknemer] liet op een gegeven moment ook zijn mobiele telefoonnummer achter op mijn kladblok, daar ben ik niet van gediend, want hij geeft het omdat hij een oogje op je heeft, iedereen weet dat hij zo doet.
We hadden voor de gein certificaten gemaakt voor hen beide, omdat zij ook als jury optraden. Omdat de heer [naam voorzitter] [voorzitter van het College van Bestuur van de HAN] de prijsuitreiking verzorgde, vroegen (…) en [voornaam werknemer] aan ons de certificaten juist op dat moment aan hen uit te reiken, zodat de heer [naam voorzitter] kou kunnen zien hoe geliefd zij zijn bij de studenten. We hebben de Game gewonen, maar niet verdiend. Dat was vervelend, de jongens waren boos op ons, omdat wij onverdiend gewonnen hebben. Ik ben ’s avonds huilend naar huis gegaan. Omdat ik het gênant en vervelend vond.’
2.15.
Uit een gespreksverslag van Vidocq, welk gesprek is gehouden met [persoon B], docent voor het instituut bedrijfskunde en directeur van het Instituut International Business & Communication binnen de FEM volgt onder meer – het volgende:
“De heer [persoon B] verklaarde in 2004 met [persoon C] en [voornaam werknemer] [werknemer] mee te zijn geweest naar Kirgizië. Het betrof een reis in het kader van de management game. Deze werd op drie locaties verzorgd door de ABS, in Londen Moskou en Kirgizë.
Deze management game is een lesmethode die aantrekkelijk en intensief is, ook voor de docenten. Tijdens de reis in 2004 werd de heer [persoon B] door de heren [werknemer] en [persoon C] uitgenodigd voor een saunabezoek. De heer [persoon B] reageerde in eerste aanleg terughoudend maar wilde het ook wel eens ervaren omdat Kirgizië een echte sauna cultuur heeft. In de sauna stelde [persoon C] voor ook een ‘massage te nemen’ Hier werd ook mee ingestemd door de heer [persoon B]. Kort hierna kwamen er tien dames binnen zei [persoon C]: “kies er maar een uit”. De heer [persoon B] begreep direct dat hem om prostituees ging en gaf aan [persoon C] aan dat hij dit geen manier van doen vond en dat hij hier niet in mee ging. De heer [persoon C] gaf een aantal argumenten (‘ik zie toch, we gaan naar de sauna’) dat het geen probleem was om gebruik te maken van de diensten van deze dames. De heer [persoon B] hield voet bij stuk. [werknemer] hield zich afzijdig tijdens dit gesprek. Kort na deze discussie zijn de drie heren naar het hotel teruggegaan. [werknemer] en [persoon C] hebben toen ook geen gebruik gemaakt van de diensten volgens de heer [persoon B]. In het hotel is verder gediscussieerd over de situatie in de sauna. De heer [persoon B] gaf aan niet op deze wijze in diskrediet gebracht te willen worden en heeft gezegd dat docenten van de HAN dit soort gedrag niet moten vertonen in het buitenland. De heer [persoon B] weet niet wie het saunabezoek heeft betaald, in ieder geval hijzelf niet en de school ook niet. Wel weet hij dat [persoon C] het bezoek geregeld heeft.
Direct na terugkomst heeft de heer [persoon B] [drie namen] ingelicht over het incident in Kirgizië om te voorkomen dat hij gecompromitteerd zou kunnen worden door dit incident.”
2.16.
Op 8 mei 2013 heeft de (toenmalige) gemachtigde van [werknemer] de vernietigbaarheid van het ontslag ingeroepen.
2.17.
In reactie hierop heeft de gemachtigde van de HAN bericht dat de HAN besloten heeft om onderhavige voorwaardelijke ontbindingsprocedure te starten. Daarnaast heeft de gemachtigde van de HAN medegedeeld dat met het ontslag op staande voet de vrijstelling van werk van 25 maart 2013 is geëindigd en dat – voor het geval om enige reden het ontslag op staande voet geen stand zou houden – de docenten op grond van artikel P-1 van de toepasselijke CAO worden geschorst voor de duur van de ontbindingsprocedure.
2.18.
[werknemer] heeft op 17 mei 2013 bij de Commissie beroep ingesteld tegen het besluit van de HAN om hem op staande voet te ontslaan. Namens de HAN is hiertegen verweer gevoerd. [werknemer] heeft zijn beroep om hem moverende redenen ingetrokken
2.19.
In de periode 2004 tot en met 2010 heeft [werknemer] via e-mail contact onderhouden met – voornamelijk buitenlandse – (ex-)studentes, waaronder de door student 3 genoemde studentes X,Y en Z. Hij heeft bijvoorbeeld de volgende berichten verzonden:
a.
“(…) How is life?No seks and hard working?(…)
My lovelife is kind of great, she is sweet, not so smart and loads of seks.
(…)
Kisses for now (…)”
b.
“(…) My old Kazak girlfriend (from 2007) suddenly showed up a month ago and Works regularly in Germany, yes and then Holland is around the corner (she is happily married, but not in Holland, she says).(…) December 10 sounds great, can I invite myself also for a place to stay, because I guess the alcholol makes me unfit to drive back to Holland that evening. (…)”
c.
“(…) How are my girls doing at the other side of the World. TS and salsa and what about the handsome guys or do you have a semester of celibate, I can not believe. (…)”
d.
“(…) My lovelife is still going strong, so to say. (…)
But I am not overwhelming, big crazing in love. She is sweet, dumb and horny. Well a score 2 out of 3 should be enough. (…)”:
e.
“(…) You look already very good, but I saw your new look on facebook and I said only one word. Wow! (…)”
f.
“(…) We were with a team from school and I was together with (…) I went to a new sauna/If we have time when you are in Arnhem I will surely take you there/Lots of kisses from a rainy Arnhem (…)”In reactie op dit e-mailbericht kwam de volgende reactie:
“(…) just don’t tell it to anyone only the clostest people to me know about this (…) Big hug (…)”
g.
“(…) I went to a new sauna close to Apeldoorn…….if we have time when you are in Arnhem I will surely take you there. (…)”
h.
“(..) Lieve (…) die sauna.., you would love it. Vraag maar eens een van de vriendinnen die er geweest is. (…)”
i.
“(…) Lieverd; You really know how to make a man happy. WoW…..????d about who I am thinking constantly also 3000 km away…..(…)”Deze mail is een reactie op een mail van de desbetreffende student inhoudende onder meer:
“I thought all day long (and even dreamt) about someone who is 3000 km away now. Don’t know how to stop it any more. He is just living in my mind, can you imagine?!”[student A] heeft in zijn klacht onder meer verklaard dat [werknemer] onder het oog van verschillende getuigen aan het zoenen was met de desbetreffende studente.
j.
“(…) whell my lovelife finally turned into a more active situation (…) you know where you can stay. You can also admire my completely refurbished bedroom(…)”
k.
“(…) I think after that we really have to see each other again. Sauna?? (…) Xxx [voornaam werknemer]”
l.
‘(…) Ok, dear (…) And my last question is: how is your lovelife at this moment. Quiet or still as busy as it was when you were in the First and second year of the IBMS. (…)”
m.
“Dear (…) ik vind het ook jammer dat jij niet wat dichter in de buurt woont. Maar als jij het leuk vindt kom ik in juli een keertje bij je langs in (…). Maar een dagje rijden en ik gooi gewoon mijn tentje in de achterbak (…)”
Een groot aantal van deze e-mails werden afgesloten met: Kus en hug, XXX (want ik vind je nog steeds lief), Xxx for now, kisses for now.
De e-mails onder a, b, d, h, j, k zijn verzonden aan ex-studentes. De mail onder d is verzonden aan een studente met wie tijdens hun ‘studentschap’ op dezelfde wijze en toon werd gemaild.
2.20.
[werknemer] heeft voorts aan [persoon C] e-mailberichten met – onder meer – de volgende inhoud verzonden:
m.
“(…) Met (…) heb ik tegenwoordig het gevoel dat het een stukje minder is dan voorheen. Komt dat omdat ze weer op school zit en ineens weer door heeft dat ik nog een tentamen en een IBP moet beoordelen van haar of laat ze me helemaal niet meer toe bijhaar secrets?(…)”
n. op 14 mei 2012:
“(…) Net begonnen met babbelen. Dertig graden en de meisjes zijn navenant gekleed, of amper althans. (…)en in vervolg hierop
“(…) Ze gaan alles al uittrekken hier. Haha.’en’pff. als ik jou niet had en mijn piemel, na ja je weet wel.(…)”en vervolgens
”Wil je een foto van de rokjes (6) die nu naast me zitting, of geloof je me wel dat ik me vermaak.”
2.21.
In een verslag over een beurs in Bulgarije schrijft [werknemer] als laatste zin:
“(…) En we
hebben natuurlijk alle mooie meisjes uitgebreid staan zoenen, de mooiste heb ik maar ff
attached.”
2.22.
Op 8 februari 2009 heeft HAN een anonieme klacht over [werknemer] en een collega docent ontvangen. De tekst daarvan luidt onder meer als volgt:
“The complaints are about the presence and intrusion of Mr. (…) en Mr.[werknemer] in student’s online community account, explicitly Facebook.Great number of complaints receive[d] are from female students who have claimed that the presence of teachers on their online community page does not allow them to act freely and they feel rather uncomfortable with the idea that a teacher has the ability to look into their private pictures. Apart from this, these teachers are sending out comments on pictures and flirty messages that are perceived as inappropriate and many do not know how to react on this since it is not a common behaviour for a teacher. Please do understand that the majority of these students are from countries where such behavior is not accepted.In addition to this, we received an email sent by a group of students who shared their mutual opinion, saying they noticed that since they had accepted the invitation sent by one of the mentioned teachers, the teacher in matter clearly shows more interest in them than those who have not been invited or have denied the invitation.They have clearly created an interest-group of students and those who do not belong in this group are for the same reason expelled from receiving needed support during school hours.
(…) We also receive emails from female students who mention that sometimes too obvious and loudly pronounced comments from certain teachers makes them feel very awkward among their follow students. This concens comments that are perceived as stereotypical comments about Russian and Eastern European women, which is not appreciated by many and Mr. [werknemer] seems to be keen of sharing his interests on this ground. (…)”
Deze klacht is door de toenmalige leidinggevende van [werknemer], [persoon B], besproken met (o.a.) [werknemer].

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De HAN verzoekt de kantonrechter, voor het geval onherroepelijk in rechte vast mocht komen te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen haar en [werknemer] niet reeds rechtsgeldig is geëindigd wegens het door haar aan [werknemer] op 7 mei 2013 gegeven ontslag op staande voet, te ontbinden op grond van gewichtige redenen, primair bestaande in een dringende reden, subsidiair wegens veranderingen in de omstandigheden, bestaande uit een verstoorde verhouding. De HAN verzoekt de kantonrechter in het laatste geval tevens te bepalen dat een eventueel aan [werknemer] toe te kennen vergoeding niet eerder opeisbaar zal zijn dan nadat onherroepelijk vast is komen te staan dat van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet geen sprake is.
3.2.
De HAN onderbouwt het verzoek, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten en kort samengevat, als volgt.
Van een hoofddocent als [werknemer] spreekt het naar het oordeel van De HAN voor zich dat deze volkomen integer moet zijn en zeker in de omgang met studenten nooit de grens van het onbetamelijke mag overschrijden. Een docent verkeert in een machts- en afhankelijkheids-relatie met studenten en mag niet de schijn van misbruik van die relatie wekken. Geldt bij Nederlandse studenten al een ongelijke relatie van afhankelijkheid, voor buitenlandse studenten met veelal een andere achtergrond is dat nog meer het geval. De HAN had al eerder geruchten omtrent het gedrag van [werknemer] vernomen, maar omdat het ook niet meer dan geruchten waren, kon en wilde de HAN geen actie tegen [werknemer] ondernemen. Dat werd anders na de formele klacht van [student A], welke de HAN heeft genoodzaakt tot het voeren van gesprekken en het laten verrichten van nadere onderzoeken door de hiervoor onder de feiten genoemde onderzoeksbureaus. Toen de HAN eind maart 2013 van onderzoeksbureau Bezemer & Kuiper vernam dat, gelet op de eerste onderzoeksresultaten, niet kon worden uitgesloten dat er sprake was van onvoldoende professionele distantie, heeft zij dan ook besloten het reeds opgestarte ICT-onderzoek door te laten lopen en het onderzoeksbureau verzocht [werknemer] en de eventuele derden te horen. Tevens heeft zij [werknemer] en de andere twee betrokken docenten, voor de duur van het onderzoek vrijgesteld van werk en geheimhouding aan hen opgelegd. Deze geheimhouding is door [werknemer] geschonden.
De HAN heeft op 15 april 2013 de opdracht met Bezemer & Kuiper opgezegd, omdat zij van mening was dat dit bureau onvoldoende voortvarend te werk ging. Vidocq heeft het onderzoek vervolgens voorgezet. De HAN is ernstig geschokt door de uitkomst van het onderzoek. Hieruit blijkt immers dat [werknemer]:
jarenlang geen terughoudendheid heeft toegepast bij privécontact met (vrouwelijke) studenten en zakelijk en privé door elkaar liet lopen, op Facebook maar ook op school;
niet objectief handelde jegens studenten;
onderscheid maakte tussen mannelijke en vrouwelijke studenten of tussen andere groepen, waarbij in de beleving van studenten vrouwelijke studenten werden voorgetrokken op mannelijke studenten;
erg veel bezig was met vrouwen, en in het bijzonder met studentes, waarbij hij geen enkele schroom voelde om vanaf zijn HAN-account, welke dag ook en welk tijdstip van de dag ook, op een zeer onheuse wijze te mailen over studentes, met (vooral) zijn collega de heer [persoon C] (de e-mails zijn op geen enkele manier ‘uit te leggen’ aan studentes of anderen);
zich ook jegens studentes onheus en intimiderend uitliet, bijvoorbeeld door opmerkingen te maken over het uiterlijk van studentes;
zich in zijn contacten met studenten grensoverschrijdend intiem heeft gedragen;
ten minste één of tweemaal heeft gezoend met een (van hem afhankelijke) studente en/of anderszins (een) zeer intieme relatie(s) heeft aangeknoopt en/of dat in ieder geval nadrukkelijk heeft geprobeerd;
de heer [persoon C] niet heeft aangesproken op zijn ongewenste, grensoverschrijdende gedrag maar het juist heeft goed gepraat;
zich kort gezegd niet heeft gedragen zoals van een (hoofd)docent mag worden verwacht.
De HAN verwijst wat deze punten betreft uitdrukkelijk op de bij de onderzoeksrapportage gevoegde bijlagen, met name bijlagen nummers 5 sub b (5-5 t/m 5-9) en d (5-12 t/m 5-14) en 7 (7-1 t/m 7-143).
De HAN wijst er voorts nog op dat [werknemer] niet, althans onvoldoende, heeft meegewerkt aan het door haar opgestarte onderzoek.
3.3.
Op grond van het voorgaande is de HAN van mening dat van haar niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst met [werknemer], voor zover deze nog mocht blijken te bestaan, te laten voortduren. Zij merkt daarbij op dat noch de leeftijd van [werknemer], noch de lengte van zijn dienstverband of de gevolgen van een eventuele ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor [werknemer] maken dat er geen sprake is van een dringende reden, subsidiair van een verandering van omstandigheden. De HAN voegt hier nog aan toe dat het wat haar betreft van ondergeschikt belang is of de betrokken (ex)studentes op het moment dat de contacten met [werknemer] plaatshadden nog aan de HAN verbonden waren of niet. Onaannemelijk is immers dat deze contacten pas nadien zouden zijn ontstaan. Bovendien was er in ieder geval driemaal sprake van nog studerende studenten, wat, gelet op de ongelijkwaardigheid van die relatie, volstrekt onacceptabel is.
De HAN voert verder nog aan dat, ook al zou de arbeidsovereenkomst, voor zover deze nog mocht blijken te bestaan, worden ontbonden op de subsidiaire grondslag er, gegeven de aan het verzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, geen reden is voor toekenning van enige vergoeding aan [werknemer]. Hij kan immers alsdan niet alleen aanspraak maken op een WW-uitkering, maar tevens op een wachtgeldregeling, te weten de wachtgeldregeling van de BWRHBO. Zowel de WW-uitkering als de aanvullende uitkering komen volledig voor rekening van de HAN, wat onder de gegeven omstandigheden niet billijk is.
3.4.
[werknemer] voert gemotiveerd verweer dat – kort weergegeven – op het volgende neerkomt.
Er is geen sprake van grensoverschrijdend gedrag zoals door de HAN aangevoerd en dus ook niet van de door haar gestelde dringende reden. Hij heeft zich nimmer onbetamelijk of ongewenst gedragen ten opzichte van vrouwelijke studenten en altijd voldoende professionele afstand behouden. Evenmin heeft hij vrouwelijke studenten bevoordeeld ten opzichte van mannelijke studenten. Wel heeft hij altijd een open en informele houding ten opzichte van studenten gehad.
Kennelijk was er voor de HAN destijds geen aanleiding om hem te waarschuwen of op andere wijze te straffen, noch is het reden geweest om een specifiek beleid op dit punt, dan wel heldere richtlijnen, op te stellen. Dit heeft ertoe bijgedragen dat docenten hun eigen stijl ontwikkelden met betrekking tot deze omgang. [werknemer] benadrukt daarbij dat hij, zoals in de integriteitscode is opgenomen, altijd aan en ieder zijn eigen handelswijze kan en wil uitleggen.
Op grond van het voorgaande is [werknemer] van mening dat het verzoek, zowel op de primaire als de subsidiaire grondslag, moet worden afgewezen. Mocht de kantonrechter desondanks tot de conclusie komen dat het dienstverband tussen partijen toch (voorwaardelijk) moet worden ontbonden, dan zou het naar de mening van [werknemer] op de subsidiaire grondslag moeten gebeuren, na afloop van de fictieve opzegtermijn en onder toekenning van een door de kantonrechter te bepalen vergoeding.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat een procedure als deze zich niet leent voor uitgebreide bewijslevering. Dat brengt mee dat de kantonrechter zijn beslissing moet nemen aan de hand van onbetwiste stukken en onweersproken gelaten stellingen en wat hem aannemelijk voorkomt. Hierbij zij eveneens opgemerkt dat, nu het verzoek een voorwaardelijk karakter heeft, bij de beoordeling hiervan zal worden uitgegaan van de omstandigheid dat er (nog) sprake is van een bestaande arbeidsovereenkomst. Hetgeen partijen ter zake de rechtsgeldigheid ten aanzien van het einde van de arbeidsovereenkomst, hebben aangevoerd, zal dan ook niet bij de beoordeling van deze procedure worden meegenomen.
Grensoverschrijdende uitlatingen/professionele houding en gedrag
4.2.
De kantonrechter is op grond van de inhoud van de hiervoor onder 2.19-2.21 (deels) geciteerde, bij de onderzoeksrapportage gevoegde, e-mailberichten en de hiervoor onder 2.13. 2.14 weergegeven verklaringen van student 1, studente 2, student 3 en docent 3, in onderling verband bezien, van oordeel dat er van de zijde van [werknemer] sprake is geweest van grensoverschrijdende uitlatingen en grensoverschrijdend gedrag richting vrouwelijke studenten.
Met betrekking tot de door studenten 1-3 en docent 3 afgelegde verklaringen (r.ov. 2.13. en 2.14.) heeft [werknemer] een aantal bezwaren opgeworpen. Hij heeft onder meer betoogd dat slechts drie studenten zich hebben gemeld, dat studenten 1 en 3 vertraging hebben opgelopen in de studie en dat de docenten verwijten, dat student 3 student 1 napraat en dat onduidelijk is waarom student 2 niet is gehoord door Vidocq. Tevens wijst hij erop dat twee andere gehoorde docenten, niets ten nadele van [werknemer] konden verklaren. Deze opmerkingen betekenen naar het oordeel van de kantonrechter niet dat deze verklaringen niet bij het oordeel betrokken kunnen worden. Het gaat allereerst niet om de vraag hoeveel studenten over het gedrag van [werknemer] hebben verklaard maar of de afgelegde verklaringen overtuigend zijn. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter het geval nu zij elkaar onderling bevestigen en overeenstemmen met de in 2.19-2.21 geciteerde e-mail berichten van en aan [werknemer]. Het gaat bovendien om – in sommige opzichten – gedetailleerde verklaringen. Deze details zijn als zodanig niet betwist. Dat de gestelde vertraging in de studie van studenten 1 en 3 van invloed is geweest op hun verklaring is voorts niet gebleken of aannemelijk geworden.
4.3.
De conclusie is dat de attitude en omgang van [werknemer] met vrouwelijke studenten niet door de beugel kan en grenzen te buiten gaat. Niet alleen bevestigt de inhoud van die mails immers dat de houding ten aanzien van vrouwelijke studenten niet altijd professioneel is geweest, maar ook dat hij zijn collega-docent, de heer [persoon C], niet heeft aangesproken op diens niet-professionele houding en gedrag. Hieraan wordt toegevoegd dat uit de verklaringen en de data van de diverse e-mails blijkt dat [werknemer] dit gedrag in elk geval meerdere jaren heeft getoond en aldus een structureel karakter heeft.
Dringende reden
4.4.
De vraag is vervolgens of sprake is van omstandigheden die een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW opleveren. Dit betreft ingevolge art. 7:678 BW zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer ([werknemer]) die ten gevolge hebben dat van de werkgever (de HAN) niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortbestaan. Het gaat om strenge inhoudelijke eisen wegens het ontbreken van ontslagbescherming en de ernst van de gevolgen van een ontslag op staande voet (geen inkomen en geen recht op een uitkering). Bij de beoordeling van die vraag moeten in aanmerking worden genomen de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, waaronder begrepen de persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
De hiervoor onder 4.2. genoemde feiten en omstandigheden leveren naar het oordeel van de kantonrecht een dringende reden op. Van docenten in het algemeen, doch zeker van een hoofddocent met een voorbeeldfunctie als [werknemer], is primair van belang dat deze volkomen integer moet zijn en zeker in de omgang met studenten nooit de grens van het betamelijke mag overschrijden. Een docent verkeert immers in een machts- en afhankelijkheidsrelatie met studenten en mag niet de schijn van misbruik van die relatie wekken. Dit wordt niet anders als het gaat om (jongvolwassen) meerderjarige studenten en evenmin is doorslaggevend dat die studenten hiertegen mogelijk geen bezwaar hebben (gemaakt). Daar komt bij dat [werknemer] door/namens de HAN in het verleden is aangesproken op zijn omgang met vrouwen. Dit betreft het sauna bezoek in 2004 in Kirgizië en de (anonieme) klacht uit 2009 over hem. Ten aanzien van het saunabezoek door [werknemer] in 2004 geldt dat hij de verklaring daarover van [persoon B], niet, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft betwist. Op grond van die verklaring is voldoende aannemelijk dat [persoon B] [werknemer] (of [persoon C]) ter plekke heeft aangesproken Het lag weliswaar voor de hand dat [werknemer], na thuiskomst in Arnhem, ter vermijding van elk misverstand, hierover schriftelijk te waarschuwen en/of een disciplinaire maatregel te treffen, maar voldoende aannemelijk is gemaakt dat het gedrag van [werknemer] – als docent op bezoek in Kirgizië – volgens de HAN niet door de beugel kon. Ook aan de hand van de bespreking van de klacht in 2009 (r.o.v. 2.22) moet [werknemer] duidelijk zijn geworden welke grenzen aan de omgang met (vrouwelijke) studenten gesteld worden, althans dat hij daarbij de professionele distantie in acht behoorde te nemen. Daar komt tot slot bij dat [werknemer] meent dat er op zijn gedrag (nagenoeg) niets is aan te merken. Dit overziende kan van de HAN niet worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en dient deze met onmiddellijke ingang te eindigen. Dat [werknemer] ongeveer 22 jaar bij HAN in dienst is en steeds goed heeft gefunctioneerd alsmede dat niet valt te verwachten dat hij, gelet op zijn leeftijd en de door de media opgelopen reputatieschade, elders betaald werk zal kunnen vinden, maakt dit niet anders.
Slotsom
4.5.
Op grond van het voorgaande komt de kantonrechter dan ook tot het oordeel dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen, voor zover in rechte onherroepelijk mocht komen vast te staan dat deze nog bestaat op korte termijn dient te worden ontbonden zonder dat aan [werknemer] daarbij een vergoeding wordt toegekend.
4.6.
Gelet op het voorgaande behoeven de overige standpunten van partijen geen bespreking meer.
4.7.
[werknemer] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 15 september 2013, voor het geval onherroepelijk in rechte vast mocht komen te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen haar en [werknemer] niet reeds rechtsgeldig is geëindigd wegens het door haar aan [werknemer] op 7 mei 2013 gegeven ontslag op staande voet;
5.2.
veroordeelt [werknemer] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van HAN begroot op € 1.000,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2013.