ECLI:NL:RBGEL:2013:2917

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 september 2013
Publicatiedatum
10 september 2013
Zaaknummer
05-800549-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van brandstichting en veroordeling voor openlijk geweld tegen brandweerlieden

Op 10 september 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van brandstichting en openlijk geweld tegen brandweerlieden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van brandstichting, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat er gemeen gevaar voor goederen was op het moment van de brand. De rechtbank oordeelde dat de afstand tussen de brand en het naastgelegen pand niet voldoende was om te concluderen dat er daadwerkelijk gevaar voor goederen bestond. De verdachte had wel een aandeel in de brand, maar dit was niet voldoende voor een veroordeling.

Echter, de rechtbank vond de verdachte wel schuldig aan openlijk geweld tegen de brandweerlieden. Op 1 januari 2013, tijdens een brand op het Dorpsplein in Giesbeek, mengde de verdachte zich in een conflict tussen brandweerlieden en een groep jongeren. De verdachte gaf een brandweerman een kopstoot en gooide een frisdrankfles naar een andere brandweerman. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzet had op het plegen van openlijk geweld en dat hij een significante bijdrage had geleverd aan de gewelddadige situatie. De rechtbank legde een werkstraf van 150 uur op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, maar ook met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Meervoudige Kamer voor strafzaken
Promis II
Parketnummer : 05/800549-13
Datum zitting : 27 augustus 2013
Datum uitspraak: 10 september 2013
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [1989] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2013 te Giesbeek, gemeente Zevenaar, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand
heeft gesticht op het Dorpsplein te Giesbeek, immers heeft/hebben verdachte
en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk
(een hoeveelheid) (oud) vuurwerk(afval) en/of
(een stapel/aantal) kranten en/of (oud) papier en/of
(een aantal) (stukken) hout en/of takken
verzameld, en/of (vervolgens),
(een) (ontstoken) aansteker en/of lucifer(s) bij voornoemd(e)
(verzameling/stapel) vuurwerk(afval) en/of kranten en/of (oud) papier en/of
hout en/of takken gehouden, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking
gebracht met voornoemd(e) (verzameling/stapel) vuurwerk(afval) en/of kranten
en/of (oud) papier en/of hout en/of takken, althans met (een) brandbare
stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of een reeds ontstane
brand is bevorderd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (delen van) het in de
onmiddelijke nabijheid staande pand/gebouw, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2013 te Giesbeek, gemeente Zevenaar, met een
ander of anderen, op of aan de openbare weg, Dorpsplein, in elk geval op of
aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (werkzaam als (vrijwillige) brandweerlieden
bij de (vrijwillige) brandweer te Giesbeek) en/of
een of meer (andere) (vrijwillige) brandweerlieden, werkzaam bij de
(vrijwillige) brandweer te Giesbeek, welk geweld bestond uit
-het schreeuwen en/of schelden en/of uitdagen/provoceren tegen/van (een of
meer van) die brandweerlieden en/of
-het duwen en/of trekken tegen/aan de kleding en/of het lichaam van (een of
meer van) die brandweerlieden en/of
-het slaan/stompen en/of schoppen/trappen tegen het lichaam van (een of meer
van) die brandweerlieden en/of
-het geven van een kopstoot, althans het maken van een (dreigende)
voorwaartse beweging met het hoofd, tegen/in de richting van (de neus en/of
het (voor)hoofd van) (een of meer van) die brandweerlieden en/of
-het gooien van een (gevulde) (frisdrank)fles, althans een (hard)
voorwerp, tegen/in de richting van (het hoofd/de helm van) (een or meer van)
die brandweerlieden,
waarbij hij, verdachte, voornoemde kopstoot heeft gegeven, en welk door hem
gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (een schaafplek (op de neus)) voor
[slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 01 januari 2013 te Giesbeek, gemeente Zevenaar,, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1], gedurende en/of terzake
van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, een kopstoot heeft
gegeven, tegen/in de richting van (de neus en/of het voorhoofd van) die
[slachtoffer 1], waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 27 augustus 2013 ter terechtzitting met gesloten deuren onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. A.M. Tromp, heeft ter terechtzitting van 27 augustus 2013 eis geformuleerd.
De raadsman en verdachte hebben ter terechtzitting van 27 augustus 2013 het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Feit 1 en 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de vroege ochtend van 1 januari 2013 woedt er een brand op het Dorpsplein in Giesbeek. [2] De vrijwillige brandweer komt ter plaatse en brandweerman [getuige 1] maakt foto’s van de brand en van enkele omstanders. Medeverdachte [medeverdachte 1] scheldt [getuige 1] daarop uit. [3] Korte tijd later vinden enkele opstootjes plaats tussen enkele brandweerlieden en verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [4] Daarbij krijgt brandweerman [slachtoffer 1] een kopstoot [5] , wordt een frisdrankfles tegen de helm van brandweerman [slachtoffer 2] gegooid [6] en wordt meer geweld gebruikt tegen brandweerlieden welk geweld bestaat uit het duwen en/of trekken, het slaan en het schoppen en/of trappen. [7]
Feit 1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde.
Wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er brand is gesticht. Verdachte is hout gaan halen en heeft er mede voor gezorgd dat het vuur zich ontwikkelde en dat het bleef branden. Hij heeft een aandeel gehad in de brandstichting. Het had op de weg van verdachte gelegen, nu hij volwassen is en de medeverdachten minderjarig, in te grijpen. Gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dat de brand zich een meter van het naastgelegen pand bevond en gelet op de foto’s in het politiedossier, kan bewezen worden geacht dat gemeen gevaar voor het naastgelegen pand is ontstaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd. De verdediging voert aan uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een aandeel heeft gehad in de brand. Hij heeft de reeds ontstane brand bevorderd. Er is echter geen sprake van wettig en overtuigend bewijs dat sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen, in dit geval voor het naastgelegen pand. De verklaringen in het politiedossier met betrekking tot de afstand tussen de brand en het naastgelegen pand variëren. Met betrekking tot de foto’s welke zich in het politiedossier bevinden voert de verdediging aan dat aannemelijk is, en zo volgt ook uit de verklaring van getuige [getuige 4], dat de brandschade voortvloeit uit de brand die eerder in de nacht van 31 december 2012 op 1 januari 2013 heeft gewoed. Niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij die eerste brand.
De beoordeling van de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging
De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij opzettelijk brand heeft gesticht met gemeen gevaar voor goederen tot gevolg. Artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht bedreigt straf tegen onder andere degene die opzettelijk brand sticht indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Om in rechte het gemeen gevaar voor goederen als vaststaand te kunnen aannemen, is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat het gemeen gevaar voor goederen inderdaad feitelijk te duchten was. Dit betekent dat het gemeen gevaar voor goederen ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Van de vereiste voorzienbaarheid is geen sprake indien zich ten tijde van de brandstichting geen goederen in de nabijheid bevonden.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat er op het moment van de brand gemeen gevaar voor goederen te duchten was. In het politiedossier bevinden zich wisselende verklaringen over de afstand tussen de brand en het naastgelegen pand en onvoldoende informatie is beschikbaar omtrent de omvang van de brand en de weersomstandigheden waaronder de windrichting ten tijde van de brand. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar deze omstandigheden. De rechtbank overweegt daarbij dat uit het handelen van de brandweer voorts niet blijkt dat sprake was van een dusdanig felle en gevaarzettende brand, dat direct en met grote inzet handelen noodzakelijk was. De rechtbank is voorts, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet vast staat dat de brandschade zoals vastgelegd in het politiedossier als gevolg van de verweten brandstichting kan worden aangemerkt.. Eerder in de nacht van 31 december 2012 op 1 januari 2013 had er immers al een brand gewoed waarbij het vuur tegen het betreffende naastgelegen pand aan heeft geslagen. [8] De rechtbank spreekt verdachte gelet op vorenstaande vrij van het onder 1 tenlastegelegde.
Feit 2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 2 primair tenlastegelegde. De officier van justitie voert aan dat de brandweerlieden ter plaatse zijn gegaan, waarop zij agressief werden bejegend door medeverdachte [medeverdachte 1]. Meerdere personen uit de groep mengden zich in de situatie, waaronder verdachte. De brandweerlieden waren bezig hun werk uit te oefenen en konden niet weg. Het is niet zo dat de brandweerlieden het geweld zijn gestart. De groep jongeren, waaronder verdachte, is begonnen met het geweld jegens de brandweerlieden. Uit de getuigenverklaring van brandweerman [getuige 2] komt naar voren dat verdachte agressief was, dat de groep groter werd en dat er werd geduwd en getrokken. Uit de getuigenverklaringen van onder meer [getuige 1], [getuige 3] en [getuige 5] blijkt voorts dat sprake was van een dreigende en agressieve sfeer. Uit het dossier vloeit niet het beeld voort, zoals verdachte verklaart, dat verdachte de situatie enkel wilde sussen. Wanneer verdachte niet betrokken zou zijn geweest bij het openlijk geweld, is niet te verklaren waarom hij met een brandweerman op de grond kwam te liggen en een van de brandweermannen verdachte met een voorwerp sloeg. Er is sprake geweest van een conflictsituatie. Verdachte heeft de groep versterkt en is verantwoordelijk voor de handelingen van de groep waarin hij zich bevond. De officier van justitie voert aan dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte brandweerman [slachtoffer 1] een kopstoot heeft gegeven.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair vrijspraak van hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd en subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging.
De verdediging voert aan dat het opzet op het duwen, trekken, slaan en schoppen, niet kan worden bewezen. In het politiedossier bevindt zich enkel de verklaring van één onafhankelijke getuige, te weten getuige [getuige 10]. Zij verklaart niets over het concrete aandeel van de personen in de groep. Zij verklaart alleen over het gooien van een fles. De verdediging bestrijdt de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen van de brandweermannen. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat verdachte door een brandweerman op zijn rug is geslagen met een bats. De brandweerlieden verklaren hierover niets. De brandweerlieden zijn ook geen onafhankelijke getuigen. Medeverdachte [medeverdachte 1] bekent te hebben gescholden en medeverdachte [medeverdachte 2] bekent met een frisdrankfles te hebben gegooid. Verdachte verklaart aanwezig te zijn geweest. Hij wilde de situatie sussen, maar werd tegen de grond gedrukt door een brandweerman en kreeg een knie op zijn keel. De verklaring van verdachte en de medeverdachten zijn niet onaannemelijk. De getuigenverklaringen van de brandweerlieden daarentegen zijn niet consistent. Niet kan worden uitgesloten dat zij overleg met elkaar hebben gepleegd, hetgeen van invloed is op de betrouwbaarheid van de verklaringen.
Met betrekking tot de kopstoot brengt de verdediging naar voren dat dit deel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen nu getuige [getuige 1] tegenstrijdig verklaart, hetgeen zijn verklaringen onbetrouwbaar maakt. Voorts verklaart getuige [slachtoffer 1] dat de kleine persoon de kopstoot gaf. Verdachte is groter.
Subsidiair doet de verdediging een beroep op noodweer. Wanneer het opzet op het duwen, trekken, slaan en schoppen bewezen wordt geacht, dat is dit geweld gerechtvaardigd gelet op het grensoverschrijdende gedrag van de brandweerlieden.
De beoordeling van de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging
Op 1 januari 2013 is verdachte samen met anderen aanwezig op het Dorpsplein waar een brand woedt. De (vrijwillige) brandweer komt ter plaatse en een van de brandweermannen maakt foto’s van de brand en van enkele omstanders. Medeverdachte [medeverdachte 1] wordt boos op brandweerman [getuige 1] omdat hij foto’s maakt en scheldt [getuige 1] uit. [9] Daarop ontstaat een agressieve sfeer. [10] Brandweerman [slachtoffer 1] komt bij [getuige 1] staan en deelt medeverdachte [medeverdachte 1] mee dat hij weg moet gaan. [slachtoffer 1] krijgt vervolgens een kopstoot. [11] Een stuk verderop vindt een vechtpartij plaats tussen enkele brandweerlieden en jongeren waarbij over en weer wordt geduwd en getrokken. [12] Enkele jongeren en brandweerlieden zijn tijdens de vechtpartij op de grond beland [13] . Er wordt geschopt en/of getrapt en er is geslagen. [14] Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] te hebben zien vechten. [15] Op het moment dat brandweerman [slachtoffer 2] naar de vechtpartij toe loopt wordt er door verdachte een frisdrankfles tegen zijn helm gegooid. [16]
De rechtbank overweegt dat voor een veroordeling voor openlijk geweld voldoende is dat verdachte opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van het openlijk geweld en dat hij daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 primair tenlastegelegde kan worden bewezen. De rechtbank heeft geen redenen te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen van de brandweerlieden.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte aangever [slachtoffer 1] een kopstoot heeft gegeven. Uit de bewijsmiddelen vloeit voort dat op het moment dat medeverdachte [medeverdachte 1] zich richt op [getuige 1], brandweerman [slachtoffer 1] bij [getuige 1] komt staan. Verdachte komt er aan en geeft aan dat de foto’s gewist dienen te worden. [slachtoffer 1] houdt verdachte bij [getuige 1] weg. [17] [slachtoffer 1] valt op enig moment tegen de muur waarna hij en verdachte op de grond vallen. [18] Getuige [getuige 2] verklaart verdachte te hebben herkend en verklaart te hebben gezien dat verdachte een beweging met zijn hoofd maakte richting [slachtoffer 1], hetgeen leek op een kopstoot. [19] Getuige [getuige 6] hoort [slachtoffer 1] zeggen ‘verdomme, ik heb een kopstoot gekregen’. [20] De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor bewezenverklaring van de strafverzwarende omstandigheid dat verdachte [slachtoffer 1] een kopstoot heeft gegeven.
Nu vast staat dat verdachte een kopstoot heeft gegeven en vaststaat dat verdachte zich heeft gemengd in de opstootjes, kan bewezen worden verklaard dat verdachte opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van het openlijk geweld. Verdachte heeft een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld. Hij maakte deel uit van een groep die geweld pleegt tegen de brandweerlieden en heeft zich ook zelf schuldig gemaakt aan het plegen van geweldshandelingen. De rechtbank neemt in haar overweging mee dat verdachte ter terechtzitting heeft bekend de brandweerlieden te hebben belemmerd. [21]
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 01 januari 2013 te Giesbeek, gemeente Zevenaar, met anderen, op de openbare weg, Dorpsplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (werkzaam als vrijwillige brandweerlieden bij de vrijwillige brandweer te Giesbeek) en andere vrijwillige brandweerlieden, werkzaam bij de vrijwillige brandweer te Giesbeek, welk geweld bestond uit
-het duwen en/of trekken tegen/aan een of meer van die brandweerlieden en
-het slaan en/of schoppen/trappen tegen het lichaam van (een of meer van) die brandweerlieden en
-het geven van een kopstoot, tegen de neus en/of het voorhoofd van een van die brandweerlieden en
-het gooien van een gevulde frisdrankfles, tegen de helm van een van die brandweerlieden,
waarbij hij, verdachte, voornoemde kopstoot heeft gegeven, en welk door hem
gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (een schaafplek op de neus) voor
[slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer, aangezien er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn eigen lijf, waartegen verdachte zich moest verdedigen.
De officier van justitie is van mening dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie.
Beoordeeld dient te worden de vraag of verdachte een gerechtvaardigd beroep toekomt op noodweer. Ter beantwoording van de vraag of verdachte een beroep toekomt op noodweer, dient beoordeeld te worden of sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich noodzakelijkerwijs diende te verdedigen dan wel dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar, waartegen verdachte genoodzaakt was zichzelf te verdedigen. De rechtbank is van oordeel dat deze vragen ontkennend dienen te worden beantwoord en overweegt hiertoe als volgt.
Er is sprake geweest van een geweldsincident dat verschillende fasen kende. Verdachte is de confrontatie met de brandweerlieden aangegaan door terug te keren naar de onrustige situatie tussen de groep jongeren en de brandweerlieden die was onstaan nadat medeverdachte [medeverdachte 1] zich agressief had geuit jegens [getuige 1]. Er werd daarna tussen de groep jongeren en de brandweerlieden over en weer getrokken en geduwd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich aldus zelf in de situatie begeven die uiteindelijk heeft geleid tot het tegen de grond werken van hem door een brandweerman. Verdachte heeft de keuze gehad om zich te onttrekken aan de situatie.
De rechtbank overweegt verder dat verdachte de enige persoon is die verklaart door een van de brandweermannen met een knie op zijn keel te zijn gedrukt. De stelling van verdachte dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen hij zich diende te verdedigen, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aannemelijk geworden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op vorenstaande niet van een onmiddellijke aanranding dan wel dreigend gevaar worden gesproken en van een noodweersituatie evenmin. Nu geen sprake is van een noodweersituatie wordt het beroep op noodweer verworpen.
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een werkstraf voor de duur van 150 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft in haar strafeis rekening gehouden met de ernst van de feiten, maar ook met het feit dat verdachte een harde werker is, dat hij bijna geen documentatie heeft en dat met name medeverdachte [medeverdachte 1] de aanstichter is geweest van het openlijk geweld. Meegenomen wordt voorts dat verdachte inziet dat het een vervelend voorval is geweest en dat geen sprake is van een kans op recidive. De officier van justitie merkt op dat van verdachte, nu hij volwassen is en zijn medeverdachten minderjarig, echter wel verwacht had mogen worden dat hij de confrontatie met de brandweermannen uit de weg zou zijn gegaan.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Hij heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen brandweerlieden. Geweld dat wordt gepleegd tegen functionarissen die werkzaam zijn in de rechtmatige uitoefening van hun bediening veroorzaakt veel politieke en maatschappelijke onrust. De brandweerlieden zijn tijdens het uitvoeren van hun werkzaamheden slachtoffer geworden van fysiek geweld en bedreiging en konden hierdoor hun werk niet naar behoren uitvoeren. Aangevers hebben als gevolg van het handelen van verdachte en de medeverdachten pijn en letsel ondervonden. Geweldsdelicten hebben in de regel naast geleden pijn en letsel ook een grote psychische impact op de slachtoffers. Verder veroorzaakt openlijk geweld tegen personen gevoelens van onveiligheid in de samenleving in het algemeen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer gelet is op:
* het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte, gedateerd 19 juni 2013;
* de rapportage van de Reclassering Nederland d.d. 16 juli 2013, betreffende verdachte.
Uit het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 19 juni 2013 volgt dat verdachte eenmaal eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De Reclassering Nederland concludeert in zijn rapportage van 16 juli 2013 dat bij verdachte geen sprake is van problemen op de leefgebieden. Verdachte is woonachtig bij zijn ouders, heeft werk en geen financiële problemen. Hij heeft in zijn jeugd geen gedragsproblemen gehad en er is nimmer sprake geweest van hulpverlening. De kans op recidive wordt niet groot geacht. De Reclassering adviseert verdachte een werkstraf op te leggen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak in aanmerking komt een werkstraf voor de duur van 150 uren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten 2 uren. De rechtbank volgt daarbij, ondanks het feit dat verdachte wordt vrijgesproken van de brandstichting, de eis van de officier van justitie nu de rechtbank de strafverzwarende omstandigheid dat verdachte de kopstoot heeft gegeven wel bewezen acht. In de strafmaat is rekening gehouden met het feit dat sprake is van een ernstig delict, te weten het uiten van agressie tegen hulpverleners en hen belemmeren in de uitoefening van hun werkzaamheden. Daar tegenover is in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat door verdachte en de brandweerlieden over en weer geweld is gebruikt, hetgeen tot de escalatie heeft geleid.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 141 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreektverdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Verklaartbewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaartverdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 150 (honderdvijftig) uren.
Bepaaltdat de werkstraf binnen één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden verricht.
Beveeltdat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Steltdeze vervangende hechtenis vast op
75 (vijfenzeventig) dagen.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveeltovereenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (1 dag = 2 uren) geheel in mindering worden gebracht, te weten
2 (twee) uren.
Aldus gewezen door:
mr. S. Djebali, rechter, als voorzitter,
mr. J.Th. van Belzen, rechter,
mr. I. de Waal-van Wessem, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Sluijters, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 september 2013.
Zijnde mr. I. de Waal-van Wessem buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 januari 2013, p. 147; het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2013, p. 177.
3.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 7 januari 2013, p. 40; het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 januari 2013, p. 147; het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 1 januari 2013, p. 161.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] d.d. 3 januari 2013, p. 58-59; het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 januari 2013, p. 148; het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 januari 2013, p. 151-152; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 12 januari 2013, p. 256.
5.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 1 januari 2013, p. 161; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 4 januari 2013, p. 268.
6.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 8 januari 2013, p. 108-109; het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 1 januari 2013, p. 171.
7.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 8 januari 2013, p. 107; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] d.d. 3 januari 2013, p. 58-59; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 4 januari 2013, p. 268.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 5 januari 2013, p. 239; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] d.d. 3 januari 2013, p. 243; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 9] d.d. 4 januari 2013, p. 270.
9.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 7 januari 2013, p. 40-42; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2013.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 januari 2013, p. 147; het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 2 januari 2013, p. 174; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 3 januari 2013, p. 253.
11.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 1 januari 2013, p. 161; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 4 januari 2013, p. 268.
12.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 2 januari 2013, p. 174.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 11 januari 2013, p. 234; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] d.d. 3 januari 2013, p. 245; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 3 januari 2013, p. 253; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 4 januari 2013, p. 274-275.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] d.d. 3 januari 2013, p. 58-59; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 9 januari 2013, p. 118; het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 januari 2013, p. 158; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 11 januari 2-13, p. 233.
15.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 8 januari 2013, p. 107.
16.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 2 januari 2013, p. 53-54; het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 1 januari 2013, p. 171.
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 2 januari 2013, p. 53; het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 januari 2013, p. 147.
18.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 3 januari 2013, p. 164-165; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 11 januari 2013, p. 234l het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] d.d. 3 januari 2013, p. 245.
19.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 4 januari 2013, p. 275.
20.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 4 januari 2013, p. 268.
21.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 27 augustus 2013.