ECLI:NL:RBGEL:2013:2873

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 september 2013
Publicatiedatum
9 september 2013
Zaaknummer
05-860805-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in strafzaak tegen vrouw wegens poging tot moord op levensgezel

Op 9 september 2013 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een tussenvonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een 26-jarige vrouw uit Culemborg, die wordt verdacht van poging tot moord op haar levensgezel. De rechtbank heeft de zaak aangehouden omdat zij meer informatie wenst over verschillende aspecten die tijdens de terechtzitting zijn besproken. De zittingen vonden plaats op 24 juni en 26 augustus 2013. De verdachte is bijgestaan door haar advocaten, mr. A.D. Kloosterman en mr. M.A.C. Bruijn, terwijl de officier van justitie, mr. A.M.C.V. Fellinger, het requisitoir heeft gevoerd. De rechtbank heeft aangegeven dat het onderzoek niet volledig is geweest en heeft aanvullende vragen geformuleerd die beantwoord moeten worden voordat de zaak verder kan worden behandeld.

De rechtbank heeft specifieke vragen geformuleerd over het forensisch onderzoek, waaronder de vraag of er in een nachtkastje is gekeken en of een bebloede mobiele telefoon over het hoofd is gezien. Ook is er behoefte aan opheldering over de tijdstippen van sms-berichten die relevant zijn voor de zaak. De rechtbank heeft de officier van justitie verzocht om deze vragen zo spoedig mogelijk te laten beantwoorden, mede gezien de gezondheidstoestand van de verdachte. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst tot een nader te bepalen terechtzitting, waarbij de verdachte en haar raadslieden opnieuw zullen worden opgeroepen. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/860805-13
Datum zitting : 24 juni 2013 en 26 augustus 2013
Datum uitspraak : 09 september 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [1986] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
raadslieden : mr. A.D. Kloosterman en mr. M.A.C. Bruijn, advocaten te Amsterdam.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 12 maart 2013 te Culemborg, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, haar levensgezel [slachtoffer], van het leven te beroven, opzettelijk, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, met een mes een of meermalen in de halsstreek en/of op/in andere delen van het lichaam heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 287 wetboek van strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 12 maart 2013 te Culemborg, aan een persoon, te weten haar levensgezel [slachtoffer], opzettelijk, al dan niet met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk letsel (een of meer steek- en/of snijwonden)) heeft toegebracht, door deze opzettelijk, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, met een mes een of meermalen in de halsstreek en/of op/in andere delen van het lichaam te steken en/of snijden; art 303 lid 1 wetboek van strafrecht art 304 sub 1 wetboek van strafrecht
Meer Subsidiair
zij op of omstreeks 12 maart 2013 te Culemborg, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan haar levensgezel [slachtoffer], opzettelijk, al dan niet met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, met een mes een of meermalen in de halsstreek en/of op/in andere delen van het lichaam heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 303 lid 1 wetboek van strafrecht art 304 sub 1 wetboek van strafrecht

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 26 augustus 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mrs. A.D. Kloosterman en M.A.C. Bruijn, advocaten te Amsterdam.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is tevens ter terechtzitting verschenen: [slachtoffer], met zijn gemachtigde A.E. Stachelhausen.
De officier van justitie, mr. A.M.C.V. Fellinger, heeft gerekwireerd.
Verdachte en haar raadslieden hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.Overwegende

Gelet op wat ter terechtzitting naar voren is gebracht in de door verdachte afgelegde verklaring, het requisitoir van de officier van justitie en het pleidooi van de raadslieden alsmede de inhoud van de processtukken, is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek niet volledig is geweest.
De rechtbank acht het, voor een juiste beoordeling van wat ter zitting is aangevoerd, dat met betrekking tot de hieronder te formuleren vragen, nader onderzoek dient te worden verricht.
Uit het dossier zou blijken dat de vader van aangever, [vader slachtoffer], te 09.39 uur op zijn mobiele telefoon, een sms-bericht heeft ontvangen, afkomstig van de mobiele telefoon van aangever ([telefoonnummer]). Dit bericht zou eveneens te 09.39 uur zijn verzonden via de mobiele telefoon van aangever. Op pagina 437 van het proces-verbaal, onderaan de pagina, wordt opgemerkt dat de tijd “– 5 minuten” is en dat het aangegeven tijdstip van verzending, 09.44 uur, in werkelijkheid 09.39 uur is. Uit een proces-verbaal onderzoek mobiele telefoon (pag. 441 e.v.) wordt, met betrekking tot de mobiele telefoon van aangever, tevens opgemerkt dat de tijdsweergave in het display 07.40.13 uur betreft en de werkelijke waarneming 08.35.21 uur. Op pagina 454 wordt het vanaf de mobiele telefoon van aangever verzonden tekstbericht weergegeven, met als tijdsaanduiding 9:44:37 (Device).
1a. De rechtbank wenst nader geïnformeerd te worden hoe de op pagina 437 aangegeven ‘werkelijke tijd’ van de verzending van het – op die pagina aangehaalde – sms-bericht vanaf de mobiele telefoon van verdachte (9.44 uur minus 5 minuten is 9.39 uur) te rijmen valt met de op pagina 442 vermelde tijdstippen 07.40.13 uur (‘weergave display’) en 08.35.21 uur (‘werkelijke waarneming’), waaruit een verschil lijkt te volgen van 55 minuten tussen de tijdsweergave in het display en de werkelijke tijd.
1b. Indien het bovenstaande er toe leidt dat het vastgestelde tijdstip van verzending ten onrechte zou zijn vastgesteld op 9.39 uur, wat betekent dat dan voor het tijdstip van ontvangst van dat sms bericht?
Een en ander dient in een aanvullend proces-verbaal duidelijk te worden gemaakt;
Uit een proces-verbaal van bevindingen (pagina 167) blijkt dat de verbalisant [verbalisant] op 15 maart 2013 omstreeks 12.46 uur contact heeft opgenomen met [vader slachtoffer] met de vraag of al bekend was waar de mobiele telefoon van aangever was.
[vader slachtoffer] zou toen hebben meegedeeld dat de mobiele telefoon van aangever tijdens het schoonmaken was gevonden in de bovenste lade van het rechter nachtkastje van aangever. [verbalisant] heeft de mobiele telefoon naar de forensische opsporing gebracht waarbij hij de forensisch rechercheur [rechercheur] heeft horen zeggen dat tijdens het onderzoek niet is opgevallen dat een bebloede mobiele telefoon in de bovenste lade van het rechter nachtkastje lag. [verbalisant] hoorde [rechercheur] zeggen dat er wel is gekeken in deze lade.
In het proces-verbaal sporenonderzoek (pag. 207 e.v.), wordt een uitvoerige opsomming gegeven op welke plaats welke sporen zijn veiliggesteld.
Uit wat onder nr. 9 (ouderslaapkamer; pag. 214/215) staat omschreven, blijkt niet dat de forensische opsporingsdienst heeft gekeken in de bovenste lade van het rechter nachtkastje.
2. De rechtbank wenst in een aanvullend proces-verbaal, op te maken door de forensische rechercheur(s), geïnformeerd te worden over de vraag of en hoe in het betreffende nachtkastje is gekeken en of het mogelijk is dat een (bebloede) mobiele telefoon daarbij over het hoofd is gezien.
Daarbij kan het van belang zijn dat eveneens opheldering wordt gegeven door de kennelijke vinder van de mobiele telefoon, [vader slachtoffer], over het aantreffen van die mobiele telefoon.
Voor wat betreft het sporenonderzoek in de keuken wenst de rechtbank nog nader geïnformeerd te worden over het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat zij na het incident de messen, die zij nog in haar hand had, heeft teruggelegd in de keukenlade (naast het fornuis, zie foto 95, lade gemerkt met nr. 28). Aangezien verdachtes handen op dat moment onder het bloed zaten, moet worden aangenomen dat op het door haar teruggelegde bestek eveneens eveneens bloedsporen hebben gezeten.
In voornoemd proces-verbaal sporenonderzoek (pag. 211/212) wordt een opsomming gegeven welke sporen op welke locatie in de keuken zijn veiliggesteld maar daaruit blijkt niet dat de forensische rechercheurs gekeken hebben in de keukenlade(n).
3. De rechtbank wenst in een aanvullend proces-verbaal, op te maken door de forensische rechercheur(s), geïnformeerd te worden over de vraag of tijdens het forensisch opsporingsonderzoek in de betreffende keukenlade is gekeken en, indien dat het geval is, wat daar is aangetroffen.
Op 15 maart 2013 heeft [vader slachtoffer] telefonisch contact opgenomen met de politie met de mededeling dat hij tijdens het schoonmaken in de woning [adres 2] te Culemborg een bebloed mes had gevonden. Dit bebloede mes lag op de bovenverdieping, op een strijkplank, gewikkeld in kleding. Het mes werd op 17 maart 2013 in beslag genomen en voor forensisch onderzoek veiliggesteld (stamproces-verbaal pag. 007).
Uit het hiervoor aangehaalde proces-verbaal sporenonderzoek (pag. 207) wordt op pagina 215 het volgende weergegeven: “Op de strijkplank lag een bebloede mobiele telefoon van het merk HTC (fotobordje J).” De strijkplank met fotobordje is te zien op de foto’s 175 en 176. De vinder van het mes, [vader slachtoffer], verklaart dat aan de kant waar de strijkbout stond een mes tussen een kindermaillot lag. Wanneer gekeken wordt naar foto 176 (pag. 324) dan moet dat mes dus gelegen hebben tussen de stapel rood/roze kleding zich bevindend tussen het bordje J en de strijkbout.
4. De rechtbank wenst in een aanvullend proces-verbaal, op te maken door de forensische rechercheur(s), geïnformeerd te worden over de vraag of tijdens het forensisch opsporingsonderzoek tussen de zich op de strijkplank bevindende kleding is gezocht naar mogelijke, voor het onderzoek van belang zijnde, voorwerpen en/of sporen .
Voor wat betreft de zich op de strijkplank bevindende mobiele telefoon van het merk HTC acht de de rechtbank zich al in voldoende mate voorgelicht.
De verdachte blijft ook ter terechtzitting bij haar standpunt dat aangever op het moment dat zij op de slaapkamer kwam, aan de rechterzijde van het bed, iets vanuit het midden richting nachtkastje zat. Aangever blijft, ook tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris, bij zijn verklaring dat hij op bed lag toen verdachte de slaapkamer betrad. Aangever is op enig moment met een mes gestoken.
In het dossier bevindt zich een door mr. drs. [arts], forensisch arts, opgemaakte letselverklaring d.d. 14 juni 2013 (pag. 413/435 inclusief foto’s). Door de forensische opsporing zijn van de slaapkamer diverse foto’s gemaakt (foto’s 151 t/m 196, pag. 311 t/m 334).
5. De rechtbank wenst een deskundige het volgende voor te leggen.
Is, onder gebruikmaking van voornoemd rapport van [arts] en voornoemd fotomateriaal, aan te geven wat de meest waarschijnlijke houding van het slachtoffer was op het moment dat hij met dat mes gestoken werd? Liggend in bed zoals hij verklaart of zittend op de bedrand, zoals verdachte verklaart? En kan de deskundige aangeven of en in hoeverre een worsteling tussen aangever en verdachte, om – over en weer het mes te bemachtigen – zoals aangever heeft verklaard (pag. 93 en pag. 100 e.v.), van invloed kan zijn geweest op het patroon van het bloed, zoals aangetroffen op het dekbed?
Voor wat betreft de vragen 2, 3 en 4 merkt de rechtbank nog het volgende op. Uit meergenoemd proces-verbaal sporenonderzoek (pag. 207) blijkt dat tijdens het onderzoek in de woning meerdere foto’s zijn gemaakt en dat ten behoeve van het dossier een selectie is gemaakt. Indien zich bij de, niet in het het dossier gevoegde foto’s, foto’s bevinden die voor beantwoording van de vragen 2, 3 en 4 van belang kunnen zijn, dienen die foto’s alsnog aan het dossier te worden toegevoegd.
Voor wat betreft vraag 5 is de rechtbank van oordeel dat de deskundige voor beantwoording van die vraag de beschikking dient te krijgen over alle nog niet aan het dossier toegevoegde foto’s van de slaapkamer, waarop het bed is te zien. Deze foto’s dienen in een afzonderlijke fotomap te worden opgenomen en moeten worden voorzien van een doorlopende nummering voor het geval na te noemen deskundige verwijst naar deze foto’s in zijn/haar rapportage.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de stukken in handen stellen van de officier van justitie waarbij de rechtbank een dringend beroep doet op de officier van justitie om voorgaande vragen zo spoedig mogelijk te laten beantwoorden opdat, mede gelet op de gezondheidstoestand van verdachte, de behandeling voortvarend kan worden voortgezet.

4.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Heropenthet onderzoek.
Schorsthet onderzoek tot een nader te appointeren terechtzitting.
Beveeltde oproeping van verdachte tegen de nader te appointeren terechtzitting, met afschrift daarvan aan diens raadslieden voornoemd.
Steltde stukken in handen van de officier van justitie ter fine zoals hiervoor vermeld.
Houdtverder iedere beslissing aan.
Aldus gewezen door:
mr. E. de Boer (voorzitter), mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en mr. G.J.M. van Wijk, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 09 september 2013.