Uitspraak
[Bedrijf X] B.V.
Ondernemingsraadvan [Bedrijf X] B.V.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak verzoekt [Bedrijf X] B.V. de kantonrechter om vervangende toestemming voor het schrappen van de automatische prijscompensatie uit het arbeidsvoorwaardenreglement, op grond van artikel 36 juncto 27 lid 4 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). De ondernemingsraad (OR) heeft zijn toestemming onthouden, wat [Bedrijf X] ertoe heeft aangezet om de kantonrechter in te schakelen. De kantonrechter oordeelt dat het beroep op niet-ontvankelijkheid door de OR niet kan worden gehonoreerd, omdat er voldoende overleg en correspondentie heeft plaatsgevonden tussen [Bedrijf X] en de OR over de wijziging van de arbeidsvoorwaarden.
De feiten tonen aan dat [Bedrijf X] in een zorgelijke financiële situatie verkeert, met aanzienlijke verliezen in de afgelopen jaren. De onderneming heeft diverse maatregelen genomen om kosten te reduceren, maar de automatische prijscompensatie, die jaarlijks een aanzienlijke kostenpost vormt, wordt als niet meer van deze tijd beschouwd. De kantonrechter stelt vast dat de OR niet voldoende gemotiveerd heeft betwist dat de financiële positie van [Bedrijf X] zorgelijk is en dat de onderneming niet langer gebonden kan blijven aan de automatische prijscompensatie.
De kantonrechter concludeert dat de redenen van [Bedrijf X] om de automatische prijscompensatie te schrappen zwaarwegend zijn en dat het onthouden van instemming door de OR niet onredelijk is. Desondanks oordeelt de kantonrechter dat de bedrijfseconomische redenen van [Bedrijf X] zwaarder wegen, waardoor toestemming wordt verleend voor het schrappen van de regeling. De kantonrechter compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.