ECLI:NL:RBGEL:2013:2734

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
3 september 2013
Zaaknummer
05/720145-13 en 05/032026-13 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging diefstal en veroordeling opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen

De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 28 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige man. De verdachte werd vrijgesproken van poging tot diefstal, maar veroordeeld voor opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen. De feiten vonden plaats op 5 maart 2013 in Opheusden, waar de verdachte brand stichtte in een aanleunwoning, wat leidde tot schade aan de goederen in die woning. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor gemeen gevaar voor personen, maar dat de brandstichting wel degelijk gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 572 dagen geëist, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een klinische behandeling en meldplicht bij de reclassering. De rechtbank volgde de strafeis van de officier van justitie, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat de verdachte zo snel mogelijk in behandeling zou gaan, en bepaalde dat de gevangenisstraf deels voorwaardelijk zou zijn, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/720145-13 en 05/032026-13 (gevoegd ttz)
Data zittingen : 23 april 2013 (05/032026-13), 12 juni 2013 en 28 augustus 2013
Datum uitspraak : 28 augustus 2013
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [1981] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in : [verblijfplaats].
Raadsvrouw : mr. N.M. Zeeman, advocaat te Zoetermeer.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder
parketnummer 05/720145-13ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 maart 2013 te Opheusden, gemeente Neder-Betuwe, opzettelijk brand heeft gesticht in een aanleunwoning en/of aanbouw behorende bij en/of in de directe nabijheid van een woning (gelegen aan de [adres 1]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk brand gesticht, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met de goederen in deze aanleunwoning en/of aanbouw, althans in deze ruimte, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de goederen in de aanleunwoning en/of aanbouw, althans die ruimte en/of de aanleunwoning en/of de aanbouw geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de aanleunwoning en/of de aanbouw bij de woning (gelegen aan de [adres 1]) en/of de woning (gelegen aan de [adres 1]) en/of woningen en/of gebouwen in de directe nabijheid van de woning gelegen aan de [adres 1], in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
Daarnaast is onder
parketnummer 05/032026-13aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 februari 2013 te Barneveld ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een voertuig (personenauto), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, door zich naar genoemd voertuig te begeven en/of (vervolgens) (op dwingende toon) tegen genoemde [benadeelde] te roepen: "Kom uit de auto, snel" en/of (vervolgens) "Nu je autosleutels", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaken zijn laatstelijk op 28 augustus 2013 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M. Zeeman voornoemd.
De officier van justitie, mr. R. Leuven, heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 05/720145-13 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 572 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden een meldingsplicht bij de reclassering en een behandelverplichting in [kliniek] voor de duur van maximaal 24 maanden. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 05/032026-13 zal worden vrijgesproken.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 05/720145-13
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat verdachte weliswaar brand heeft veroorzaakt in de aanbouw/aanleunwoning, maar dat niet bewezen kan worden geacht dat ten gevolge van die brandstichting gemeen gevaar voor personen is ontstaan.
De rechtbank acht - op grond van, het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van de bewijsmiddelen in het dossier in onderlinge samenhang bezien - het onder
parketnummer 05/720145-13ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de zinsnede waarin staat opgenomen dat door de brandstichting gemeen gevaar voor personen is ontstaan. In het sporenonderzoek is weliswaar een andere conclusie getrokken, maar deze is niet onderbouwd. Verder wordt door de brandweerofficier slechts gesproken over brandgevaar voor omliggende panden en niet tevens specifiek over (levens)gevaar van derden. De andere bewijsmiddelen geven evenmin aanleiding voor een ander oordeel. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 05 maart 2013 te Opheusden, gemeente Neder-Betuwe, opzettelijk brand heeft gesticht in een aanleunwoning en/of aanbouw behorende bij een woning (gelegen aan de [adres 1]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk brand gesticht in deze aanleunwoning en/of aanbouw, ten gevolge waarvan de goederen in de aanleunwoning en/of aanbouw, geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de aanleunwoning en/of de aanbouw bij de woning (gelegen aan de [adres 1]) en de woning (gelegen aan de [adres 1]) en woningen en/of gebouwen in de directe nabijheid van de woning gelegen aan de [adres 1], in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Vrijspraak ten aanzien van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 05/032026-13
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden gekomen tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging diefstal nu, zoals de raadsvrouw van verdachte en de officier van justitie terecht hebben opgemerkt, niet bewezen kan worden geacht dat verdachte het oogmerk heeft gehad zich de personenauto wederrechtelijk toe te eigenen. Verdachte heeft verklaard dat hij
[benadeelde] heeft aangesproken om de aandacht van de politie op zich gevestigd te krijgen. Volgens verdachte was het niet zijn intentie om de autosleutels van [benadeelde] te bemachtigen en met haar auto weg te rijden. Dit ligt in lijn met de verklaring van aangeefster dat verdachte niet heeft geprobeerd de autosleutels van haar af te pakken. De rechtbank zal verdachte aldus vrijspreken van het hem ten laste gelegde onder parketnummer 05/132026-13.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde onder
parketnummer 05/720145-13levert op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij mede is gelet op:
 het reclasseringsadvies van GGZ Palier Den Haag, gedateerd 21 augustus 2013;
 het uittreksel (betreffende verdachte) uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 11 maart 2013;
 een brief van forensisch psychiater [psychiater], inhoudende een trajectconsult betreffende verdachte, gedateerd 25 maart 2013;
 een Pro Justitia rapport, opgesteld door psycholoog [psycholoog 1], gedateerd 18 juni 2013;
 een Pro Justitia rapport, opgesteld door GZ-psycholoog [psycholoog 2], gedateerd 2 juli 2013; en
 een Pro Justitia rapport, opgesteld door psychiater [psychiater 2], gedateerd 1 juli 2013.
De raadsvrouw van verdachte heeft opgemerkt dat verdachte zich kan vinden in het advies van de bij deze strafzaak betrokken deskundigen dat een klinische behandeling dient te volgen. Zij heeft verzocht een op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de duur van het voorarrest van verdachte, aangezien in de gevangenis geen ruimte is voor afkicken of behandeling.
Gelet op de door verschillende deskundigen vastgestelde stoornissen en verslavingsproblematiek bij verdachte, hun adviezen tot klinische behandeling en de motivatie van verdachte om spoedig een klinische behandeling te ondergaan, acht de rechtbank het, net als hijzelf, wenselijk dat verdachte zo spoedig mogelijk het klinische behandeltraject ingaat. Er is een indicatie voor opname binnen de [kliniek]. De officier van justitie heeft toegelicht dat hem is toegezegd dat in ieder geval voor eind september van dit jaar voor verdachte een plek vrij zal komen. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank het van belang dat verdachte tussentijds niet uit detentie komt. De rechtbank volgt daarom de strafeis van de officier van justitie. Temeer nu de officier van justitie heeft toegelicht dat hem uit navraag is gebleken dat, indien voor verdachte een plaats vrijkomt in [kliniek] op het moment dat hij gedetineerd zit en die plaats niet vrijgehouden kan worden tot de detentie afloopt, er mogelijkheden zijn een deel van de gevangenisstraf in de behandelkliniek te executeren.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, als hierna te noemen passend en geboden is.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreektverdachte vrij van het onder parketnummer 05/032026-13 ten laste gelegde feit.
Verklaartbewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit (onder parketnummer 05/720145-13), zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaartverdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 572 (vijfhonderdtweeënzeventig) dagen.
Bepaaltdat
van deze gevangenisstraf 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen niet ten uitvoerzullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarennavolgende voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich zal laten opnemen en verblijven in
[kliniek], teneinde zich klinisch te laten behandelen
voor de duur van maximaal 24 (vierentwintig) maanden, of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de GGZ Reclassering Palier noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven; en
5. dat veroordeelde zich na de klinische behandeling meldt bij de balie van GGZ Reclassering Palier, [adres 2] en zich na de eerste afspraak blijft melden op de afgesproken tijdstippen en locaties zo frequent en zolang als GGZ Reclassering Palier dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan GGZ Reclassering Palier om aan veroordeelde bij naleving van voornoemde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen.
Beveeltovereenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. L.C.P. Goossens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Dijk en mr. M.W.M. Heutinck, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 augustus 2013.