ECLI:NL:RBGEL:2013:2677

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 augustus 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
05/820092-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelicten met aardappelrooimachine

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 november 2012 met een aardappelrooimachine (merk Grimme, type Tectron 415) op de Van Damweg te Brakel, gemeente Zaltbommel, een fietser heeft aangereden. De verdachte reed zonder ontheffing met een voertuig dat breder was dan de toegestane breedte van 3,00 meter, en zijn zicht werd belemmerd door een constructie op de machine. Tijdens het inhalen van de fietser, die met een heggenschaar in zijn fietstas reed, kwam het tot een aanrijding waarbij de fietser ten val kwam en zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos en onoplettend had gehandeld, wat leidde tot de aanrijding. De officier van justitie had een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank legde een werkstraf van zestig uren op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De rechtbank benadrukte dat de verdachte, gezien zijn ervaring met de aardappelrooimachine, extra voorzichtig had moeten zijn en dat hij de verkeersveiligheid ernstig in gevaar had gebracht. De rechtbank achtte de feiten bewezen en legde de verdachte een geldboete op van € 180,- voor de overtreding van de Regeling Voertuigen en € 220,- voor een andere overtreding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820092-13
Datum zitting : 16 augustus 2013
Datum uitspraak : 30 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [1971] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. R.P. Gasseling, advocaat te Rotterdam.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 20 november 2012 te Brakel, gemeente Zaltbommel, in ieder geval te Nederland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig met beperkte snelheid (aardappelrooimachine, merk Grimme, type Tectron 415), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Van Damweg, welke weg een breedte heeft van (ongeveer) 4,70 meter, roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl, hij, verdachte, zonder ontheffing als bedoeld in artikel 149 WVW 1994, reed met een voertuig dat niet voldeed aan de Regeling voertuigen, aangezien dit motorrijtuig een breedte heeft van (ongeveer) 3,46 meter,
terwijl het zicht van verdachte werd belemmerd door een voor de cabine van dat motorrijtuig met beperkte snelheid geplaatste constructie,
terwijl hij, verdachte, een voor hem, verdachte over die weg (uiterst) rechts rijdende fietser had waargenomen,
terwijl hij, verdachte, voornemens was deze fietser in te gaan halen, en/of
vervolgens deze fietser is gaan inhalen en/of heeft ingehaald, en/of
waardoor en/of waarbij hij met dit motorrijtuig met beperkte snelheid met de (bestuurder van de) fiets in aanrijding is gekomen, en/of
waardoor deze fietser ten val is gekomen en/of vervolgens is meegesleurd met dit motorrijtuig met beperkte snelheid, en
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 20 november 2012 te Brakel, gemeente Zaltbommel, in ieder geval te Nederland als bestuurder van een motorrijtuig met beperkte snelheid (aardappelrooimachine, merk Grimme, typte Tectron 415), heeft gereden op de voor het verkeer openstaande weg, de Van Damweg, welke weg een breedte heeft van (ongeveer) 4,70 meter,
terwijl, hij, verdachte, zonder ontheffing als bedoeld in artikel 149 WVW1994, reed met een voertuig dat niet voldeed aan de Regeling voertuigen, aangezien dit motorrijtuig een breedte heeft van (ongeveer 3,46 meter)
terwijl het zicht van verdachte werd belemmerd door een voor de cabine van dat motorrijtuig met beperkte snelheid geplaatste constructie,
terwijl hij, verdachte, een voor hem, verdachte over die weg (uiterst) rechts rijdende fietser had waargenomen, terwijl hij, verdachte, voornemens was deze fietser in te gaan halen, en/of
vervolgens deze fietser is gaan inhalen en/of heeft ingehaald, en/of
waardoor en/of waarbij hij met dit motorrijtuig met beperkte snelheid met de (bestuurder van de) fiets in aanrijding is gekomen, en/of
waardoor deze fietser ten val is gekomen en/of vervolgens is meegesleurd met dit motorrijtuig, en in aanrijding is gekomen, en/of
waardoor deze fietser ten val is gekomen en/of vervolgens is meegesleurd met dit motorrijtuig met beperkte snelheid, en
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 20 november 2012 te Brakel, gemeente Zaltbommel, in ieder geval te Nederland, als bestuurder van een werktuig (aardappelrooimachine, merk Grimme, type Tectron 415), daarmee, zonder ontheffing als bedoeld in artikel 149 WVW1994, heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Van Damweg, welke weg een breedte heeft van (ongeveer) 4,70 meter, terwijl de breedte van dat werktuig (ongeveer) 3,46 meter bedroeg, in elk
geval de toegestane breedte van 3,00 meter werd overschreden;
3.
Hij op of omstreeks 20 november 2012 te Brakel, gemeente Zaltbommel, in ieder geval te Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig met beperkte snelheid (aardappelrooimachine, merk Grimme, type Tectron 415), daarmee, zonder ontheffing als bedoeld in artikel 149 WVW1994, heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Van Damweg, terwijl dat motorrijtuig met beperkte snelheid scherpe delen bevatte die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 16 augustus 2013 ter openbare terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.P. Gasseling, advocaat te Rotterdam.
De officier van justitie, mr. A.K. Kooij, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 november 2012 te Brakel in de gemeente Zaltbommel reed verdachte als bestuurder van een Grimme aardappelrooimachine op de Van Damweg. Verdachte zag dat er voor hem een fietser reed aan de rechterkant van de weg en verdachte wilde deze fietser gaan inhalen. Tijdens het inhalen is de aardappelrooimachine van verdachte in botsing gekomen met de fietser. De fietser is ten val gekomen en is door de aardappelrooimachine meegesleurd. [2] De fietser, [slachtoffer], heeft ten gevolge van de aanrijding een forse scheurwond in zijn rechterbeen opgelopen. Er heeft direct een spoedoperatie plaatsgevonden zodat die wond bij [slachtoffer] onder narcose, met 40 hechtingen, kon worden gehecht. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een inschattingsfout heeft gemaakt door het slachtoffer in te halen. Er heeft een ongeval plaatsgevonden waardoor lichamelijk letsel is ontstaan. De officier van justitie is van mening dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor het primair ten laste gelegde. Volgens de verdediging heeft verdachte de inhaalmanoeuvre zorgvuldig ingezet waardoor er geen sprake is van roekeloos dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. Het slachtoffer is niet door de aardappelrooimachine of door het rijgedrag van verdachte ten val gekomen. Hoogstens kan het rijgedrag van verdachte worden gekwalificeerd als gevaarzettend waardoor er ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit wel tot een bewezenverklaring kan worden gekomen.
Beoordeling door de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, is vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Verdachte heeft verklaard dat hij de fietser, voordat hij hem wilde inhalen, zag omkijken en zag dat hij naar links stuurde. Tevens zag verdachte dat de fietser een heggenschaar in zijn fietstas had zitten, welke uitstak waardoor de fietser breder was. Verdachte was bekend met de wegsituatie en hij reed er vaak. Hij wist dat de weg enigszins afliep waardoor de berm iets dieper lag dan de weg en was zich er zich voorts van bewust dat de weg niet heel breed was. [4] Daarnaast heeft verdachte verklaard dat vanaf de voorkant van de aardappelrooimachine tot aan de zijkant een blinde vlek is waardoor het zicht 3 tot 3,5 meter werd beperkt. Verdachte heeft ook verklaard dat hij de aardappelrooimachine weliswaar direct tot stilstand had kunnen brengen maar dat hij daar bewust niet voor gekozen heeft omdat de gevolgen dan mogelijk nog ernstiger geweest zouden zijn. Voor het rijden met de aardappelrooimachine op de openbare weg in de gemeente Zaltbommel was geen ontheffing afgegeven.
Uit het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse volgt dat de Van Damweg, een voor het openbaar verkeer opengestelde weg, een breedte van circa 4,70 meter had. Naast de rijbaan lag een onverharde berm die overging in een sloot. [5] Het zicht van verdachte werd ernstig belemmerd door de omhoog gezette constructie vóór op het motorrijtuig met beperkte snelheid, zijnde een zelfrijdende werktuig (aardappelrooimachine), merk Grimme, type Tectron 415. Tot drie meter direct voor het voertuig en tot een hoogte van ongeveer 1,60 meter boven het wegdek, is het weggedeelte over de gehele breedte niet zichtbaar voor de bestuurder van de aardappelrooimachine. [6] Tevens is gebleken dat de aardappelrooimachine, 3,46 meter breed was. Ingevolge van artikel 5.7.6. van de Regeling Voertuigen mag dit voertuig niet breder zijn dan 3,00 meter. Een ontheffing is mogelijk ingevolge artikel 149 van de WVW 1994. Voor dit werktuig was echter geen ontheffing, als bedoeld in artikel 149 WVW 1994 afgegeven. [7] De breedte van de fiets, met de heggenschaar in de fietstas, was ongeveer 0,70 meter. [8]
Uit het bovengenoemde leidt de rechtbank af dat verdachte door de breedte van de aardappelrooimachine (3,46 meter) en de breedte van de fietser inclusief heggenschaar (0,70 meter) ten opzichte van de breedte van de weg (4,70 meter) beperkt was in de mogelijkheid om het slachtoffer op een veilige manier te passeren.
Gelet op de aflopende en onverharde berm had de fietser tijdens de inhaalmanoeuvre slechts zeer beperkt ruimte en geen uitwijkmogelijkheid. Naar eigen zeggen heeft verdachte gezien dat de fietser voordat hij ging inhalen, omkeek en naar links stuurde. Desondanks heeft verdachte er voor gekozen de fietser in te halen. Het inhalen van de fietser met een dermate brede aardappelrooimachine bij een dergelijk geringe ruimte kan zonder meer als onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag worden aangemerkt.
Daar komt bij dat van verdachte vanwege zijn kennis en ervaring ten aanzien van het besturen van de aardappelrooimachine extra voorzichtigheid mocht worden verwacht. Dit had met name tot uitdrukking moeten komen op het moment dat hij besloot om de fietser in te halen. Verdachte had zich er bewust van moeten zijn dat door de inhaalmanoeuvre een gevaarlijke situatie zou ontstaan, mede gelet op de enorme omvang van de aardappelrooimachine ten opzichte van een kwetsbare verkeersdeelnemer, een fietser.
De rechtbank is van oordeel dat voor verdachte een verhoogde zorgplicht gold jegens andere weggebruikers, en zeker jegens een kwetsbare verkeersdeelnemer zoals een fietser. Op grond van de bovengenoemde risico-elementen had verdachte de fietser niet moeten inhalen. Verdachte heeft, terwijl hij weet had van de omstandigheden ter plaatse, een gevaarlijke en onverantwoorde inhaalmanoeuvre uitgevoerd en dit heeft tot een ongeval geleid.
Gezien alle bovengenoemde omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd kwalificeert de rechtbank deze inhaalmanoeuvre als zeer onvoorzichtig rijgedrag, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Het letsel
Gelet op de ernst van de verwondingen, het medisch ingrijpen en de geschatte genezingsduur merkt de rechtbank het lichamelijke letsel, dat [slachtoffer] ten gevolge van de aanrijding heeft opgelopen aan als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 20 november 2012 te Brakel, gemeente Zaltbommel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig met beperkte snelheid (aardappelrooimachine, merk Grimme, type Tectron 415), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Van Damweg, welke weg een breedte heeft van ongeveer 4,70 meter, zeer, onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl, hij, verdachte, zonder ontheffing als bedoeld in artikel 149 WVW 1994, reed met een voertuig dat niet voldeed aan de Regeling voertuigen, aangezien dit motorrijtuig een breedte heeft van 3,46 meter,
terwijl het zicht van verdachte werd belemmerd door een voor de cabine van dat motorrijtuig met beperkte snelheid geplaatste constructie,
terwijl hij, verdachte, een voor hem, verdachte over die weg rechts rijdende fietser had waargenomen,
terwijl hij, verdachte, voornemens was deze fietser in te gaan halen, en
vervolgens deze fietser is gaan inhalen en
waarbij hij met dit motorrijtuig met beperkte snelheid met de (bestuurder van de) fiets in aanrijding is gekomen, en
waardoor deze fietser ten val is gekomen en vervolgens is meegesleurd met dit motorrijtuig met beperkte snelheid, en
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht;
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde [9]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 20 november 2012 te Brakel in de gemeente Zaltbommel gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Van Damweg. Verdachte was de bestuurder van de Grimme, type Tectron 415, aardappelrooimachine. Verdachte heeft zonder ontheffing gereden. [10]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit onder 2 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van dit feit geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de verkeersongevallenanalyse is gebleken dat de Van Damweg, een voor het openbaar verkeer opgestelde weg is en dat het motorrijtuig met beperkte snelheid, zijnde een zelfrijdende werktuig (aardappelrooimachine) merk Grimme, type Tectron 415, een breedte had van 3,46 meter. [11] Ingevolge van artikel 5.7.6. van de Regeling Voertuigen mag een dergelijk voertuig niet breder zijn dat 3,00 meter. Een ontheffing is mogelijk ingevolge artikel 149 van de WVW 1994. Voor dit voertuig was geen ontheffing, als bedoeld in artikel 149 WVW 1994 afgegeven. [12]
Conclusie
De rechtbank heeft vastgesteld, aan de hand van het proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, dat de maximale toegestane breedte van een voertuig te weten 3,00 meter is overschreden omdat de aardappelrooimachine 3,46 meter breed is. Verdachte had daarvoor geen ontheffing als bedoeld in artikel 149 WVW 1994. De rechtbank oordeelt dat het feit wettig en overtuigend is bewezen met dien verstande dat
2.
hij op 20 november 2012 te Brakel, gemeente Zaltbommel, als bestuurder van een werktuig (aardappelrooimachine, merk Grimme, type Tectron 415), daarmee, zonder ontheffing als bedoeld in artikel 149 WVW1994, heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Van Damweg, welke weg een breedte heeft van ongeveer 4,70 meter, terwijl de breedte van dat werktuig 3,46 meter bedroeg, in elk geval de toegestane breedte van 3,00 meter werd overschreden;
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde [13]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 20 november 2012 als bestuurder gereden in een Grimme, type Tectron 415, aardappelrooimachine op de Van Damweg te Brakel in de gemeente Zaltbommel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdediging bepleit dat de aardappelrooimachine op deze manier door de leverancier is geproduceerd en afgeleverd en voldoet aan alle veiligheidsvoorschriften. Daarnaast zouden de metalen schijven aan de voorkant van de aardappelrooimachine worden beschermd door middel van een beugel.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse volgt dat de Van Damweg, een voor het openbaar verkeer opgestelde weg is. [14] Voor het motorrijtuig met beperkte snelheid, zijnde een zelfrijdend werktuig (aardappelrooimachine) merk Grimme, type Tectron 415, was geen ontheffing als bedoeld in artikel 149 van de WVW 1994 afgegeven. Ingevolge artikel 5.7.48 van de Regeling Voertuigen mag dit voertuig niet voorzien zijn van scherpe delen, die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers op kunnen leveren. De verbalisanten hebben waargenomen dat aan de voorzijde op beide hoeken niet afgedekte metalen schijven aanwezig waren, die in geval van botsing de mogelijkheid op lichamelijk letsel voor andere weggebruikers vergroten. [15]
Conclusie
Aan de hand van het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse is vastgesteld dat de aardappelrooimachine scherpe delen bevatte die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruiker opleverde.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het feit wettig en overtuigend is bewezen, met dien verstande dat
3.
hij op 20 november 2012 te Brakel, gemeente Zaltbommel, als bestuurder van een motorrijtuig met beperkte snelheid (aardappelrooimachine, merk Grimme, type Tectron 415), daarmee, zonder ontheffing als bedoeld in artikel 149 WVW1994, heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Van Damweg, terwijl dat motorrijtuig met beperkte snelheid scherpe delen bevatte die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
‘Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht’
Ten aanzien van feit 2:
‘Overtreding van artikel 5.1.1, eerste lid van de Regeling Voertuigen’
Ten aanzien van feit 3:
‘Overtreding van artikel 5.1.1, eerste lid van de Regeling Voertuigen’
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1000,- subsidiair 20 dagen hechtenis en voorts tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie een geldboete geëist ter hoogte van € 180,- subsidiair 3 dagen hechtenis.
Daarnaast eist de officier van justitie voor feit 3 een geldboete ter hoogte van € 220,- subsidiair 4 dagen hechtenis
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzet zich in geval van bewezenverklaring van feit 1 niet tegen een geldboete, maar is van mening dat de geldboete zoals de officier van justitie heeft geëist te hoog is. De verdediging verzet zich wel tegen een ontzegging van de rijbevoegdheid omdat het rijgedrag van verdachte een ontzegging niet rechtvaardigt. Indien de rechtbank toch van mening is dat een ontzegging van de rijbevoegdheid passend is, verzoekt de verdediging om de ontzegging voorwaardelijk op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 18 juli 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zeer onvoorzichtig gereden waardoor een ongeval is ontstaan. Het slachtoffer heeft door dit ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank komt aldus tot een ernstiger bewezenverklaring dan de officier van justitie. Derhalve zal de rechtbank een andere straf opleggen dat de officier van justitie heeft gevorderd.
Op grond van het bovenstaande zou aan verdachte volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting bij overtreding van artikel 6 WVW 1994 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kunnen worden opgelegd. De rechtbank zal hiertoe echter niet overgaan vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank vooral gelet op het feit dat hij geen strafrechtelijke documentatie heeft. De rechtbank zal aan verdachte wel een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen.
De rechtbank acht vanuit het oogpunt van de normhandhaving een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats, omdat verdachte de verkeersveiligheid in ernstige mate in gevaar heeft gebracht. De rechtbank zal meer rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte dan de officier van justitie, en zal een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 zal de rechtbank een afzonderlijke geldboete opleggen nu het gaat om overtredingen. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie in beide gevallen passend en geboden.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 62, 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 6, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 5.1.1 en 10.1 van de Regeling Voertuigen

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het onder
1 primairbewezenverklaarde tot
A.
het verrichten van een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 30 (dertig) dagen.
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte wegens het
onder 2bewezenverklaarde tot
betaling van een geldboete van € 180,- (honderdtachtig euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 3 (drie) dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte wegens het
onder 3bewezenverklaarde tot
betaling van een geldboete van € 220,- (tweehonderdtwintig euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 4 (vier) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. R.M. Maanicus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 augustus 2013 om 09.00 uur.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district De Waarden, team Bommelerwaard, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL083H 2012115670-1, gesloten op 8 januari 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 augustus 2013
3.Een schriftelijk bescheid, zijnde een geneeskundige verklaring, d.d. 27 december 2012, blad 3 en verhoor van betrokkene [slachtoffer], d.d.12 december 2012, blad 2
4.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 16 augustus 2013
5.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, p. 6
6.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, p. 11
7.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, p. 13
8.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, p. 15
9.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district De Waarden, team Bommelerwaard, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL083H 2012115670-1, gesloten op 8 januari 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
10.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 augustus 2013
11.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, p. 6
12.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, p.13
13.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district De Waarden, team Bommelerwaard, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL083H 2012115670-1, gesloten op 8 januari 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
14.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, p. 6
15.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, p. 13 en foto 8 op pagina 12 van het proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse