Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 31 oktober 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 21 december 2012.
2.De feiten
“om de graven gelegen op de Begraafplaats te Joppe, van mijn ouders, mijn broer (…) en mij en van mijn zusters (…) te onderhouden, zolang die begraafplaats zal bestaan.”. Dit legaat dat ziet op de graven bedoeld onder 2.1. is door de Parochie bij brief van 28 september 1965 aanvaard.
“(…)Ik verwijs naar het begraafplaatsreglement van de parochie Joppe art. 43 en verzoek u uitleg waarom dit art. niet wordt toegepast!
“de verplichtingen (…) gekoppeld aan het legaat NIET impliceert dat het grafrecht ook thans nog (ongelimiteerd, zolang het kerkhof bestaat) doorloopt”. Bij brief van 14 augustus 2010 heeft het Adviesbureau deze vraag bevestigend beantwoord. Aan [naam 1] is bij brief van 24 augustus 2010 meegedeeld dat de Parochie had besloten over het verschil van mening tussen haar en [naam 1] juridisch advies in te winnen bij het Adviesbureau en hem in kennis gesteld van de mening van het Adviesbureau met het verzoek om te laten weten of hij de grafrechten conform het aanbod wil verlengen. [naam 1] heeft daarna op zijn beurt de Parochie gemaand alsnog te reageren op zijn verzoek om documenten toe te sturen over (kort gezegd) de duur van de grafrechten.
“(…)Tijdens de bespreking van 27 december 2010 hebben we afgesproken dat we deze kwestie zullen voorleggen aan het bisdom, in casu het ARKK, het Adviesbureau Rooms Katholieke Kerk te Utrecht. Zowel u als het parochiebestuur zal vóór 15 januari 2011 het eigen standpunt per brief toelichten aan het ARKK en vragen om een bindend advies (arbitrage) over de vraag van het al dan niet voortduren van die grafrechten. (…)De vraag die we aan “Utrecht” zouden voorleggen luidt:
“Verder is overeengekomen is dat er door u en ik, vóór 15 januari 2011 een brief zou worden gezonden naar het bisdom, waarin ieder zijn standpunt, uiteraard in eigen bewoordingen aan “Utrecht” zou voorleggen!”
afgewezen.
“ter beslechting”aan het Adviesbureau zal worden voorgelegd. Daarna volgt de zin:
“met het verzoek, te adviseren in een geschil met het kerkbestuur van de lokatie (…) te Joppe, over de status en de duur van grafrechten bij uitgifte van graven aan mijn familie.
“Gelet op het voorgaande acht ik het aannemelijk dat de grafrechten op de RK begraafplaats te Joppe in het verleden zijn uitgegeven voor een termijn van 30 jaar na de laatste bijzetting in het betreffende graf. Voor de graven van [naam 1] betekent dit het volgende:- Graf [graf A]: uitgegeven in 1949, laatste bijzetting in 1962, grafrecht loopt tot 1992
- Graf [graf B]: uitgegeven in 1908, laatste bijzetting in 1951, grafrecht loopt tot 1951
- Graf [graf C]: uitgegeven in 1944, laatste bijzetting in 1965, grafrecht loopt tot 1995”
“voor de laatste maal”herhaald. Tot slot wordt [naam 1] de gelegenheid geboden om de administratie van het kerkhof in te zien bij de kerkhofbeheerder. [naam 1] heeft in zijn reactie hierop (vervat in zijn brief van 31 maart 2011) onder meer gesteld dat mr. Wijnbeld hem had bevestigd dat zij in deze kwestie enkel advies had gegeven. [naam 1] is niet op het aanbod ingegaan. Na vruchteloos overleg hebben partijen in het kader van een kort geding (hierna: het kort geding) afgesproken dat het ruimen van de graven wordt opgeschort in afwachting van de uitkomst van de onderhavige zaak.
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
“vragen”om een bindend advies. [naam 1] heeft dat niet gedaan want hij heeft het Adviesbureau verzocht om
“te adviseren”. Voor zover de Parochie beoogt te stellen dat de hiervoor bedoelde afspraak mondeling is gemaakt, gaat het standpunt dat zij daarop baseert alleen op indien tussen partijen ondubbelzinnig is afgesproken dat het advies van het Adviesbureau als bindend advies zal gelden. Dat betekent dat het voor beide partijen voordat advies wordt gevraagd, volstrekt duidelijk moet zijn dat het advies bindend is tenzij die gebondenheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Aan deze eis is in het onderhavige geval niet voldaan. Alleen de Parochie heeft in haar uitingen richting [naam 1] en het Adviesbureau het te vragen advies als
“bindend”aangemerkt. [naam 1] heeft op geen enkel moment kenbaar gemaakt dat hij zich bewust was van de status van het advies waarom hij heeft verzocht. Dat ligt ook niet voor de hand nu het woord “advies” niet impliceert dat degene aan wie het wordt uitgebracht daaraan (behoudens in de hiervoor bedoelde gevallen) gebonden is en nu hem eerder (in de brief van 21 augustus 2010) alleen maar was meegedeeld dat door het Adviesbureau de Parochie had geadviseerd en dit advies in die brief als een
“mening”wordt gekenschetst. Gesteld noch gebleken is ook dat de Parochie [naam 1] ooit (schriftelijk of mondeling) heeft gewezen op de reikwijdte van de gebondenheid aan het te vragen advies. Los van het vorenstaande ligt het voor de hand dat ook het Adviesbureau duidelijk laat blijken dat zij beseft dat haar is gevraagd om een bindend advies opdat zij zich rekenschap kan geven van de toepasselijke procedurele regels. Daarvan is in dit geval ook geen sprake. Het Adviesbureau spreekt immers in al haar brieven aan de Parochie en [naam 1] en in het advies zelf simpelweg van een
“advies”. Tot slot (gesteld al dat over het vorenstaande anders zou moeten worden geoordeeld) moet worden vastgesteld ([naam 1] heeft daarop terecht gewezen) dat [naam 1] voordat het advies is uitgebracht geen kennis droeg van de administratie van het kerkhof, waarop het advies kennelijk in belangrijke mate steunt. Dat is gelet op het grote belang van hoor en wederhoor in het kader van de totstandkoming van een bindend advies voldoende (en een extra reden) om het beroep van de Parochie op (de gebondenheid van [naam 1] aan) het advies niet te honoreren.
“in de jaren zestig, toen de administratie nog veelal door de geestelijkheid werd bijgehouden, er nog wel eens iets zoek raakte”. Van belang is ook een kwitantie voor een betaald bedrag voor een grafrecht van de vader van [naam 1] uit 1976, waaruit volgens [naam 1] blijkt dat de pastoor destijds de administratie bijhield. Ter zitting heeft [naam 1] daaraan toegevoegd dat na het overlijden van zijn vader is gebleken dat de voor het graf gereserveerde plek niet meer beschikbaar was. [naam 1] heeft een ander stuk geproduceerd afkomstig van een ambtenaar van de gemeente Lochem over de looptijd van grafrechten die voor 1983 in de gemeente Gorssel zijn uitgegeven en een stuk over de uitgifte van een familiegraf in Almen, kennelijk ten betoge dat grafrechten in de omgeving van Joppe (in het verleden) voor onbepaalde tijd werden uitgegeven. Al het vorenstaande levert voldoende grondslag op voor het oordeel dat de tijdsduur die is verbonden aan de onderhavige grafrechten niet meer aantoonbaar is vast te stellen. Daaruit volgt, gelet op artikel 43 van het begraafplaatsreglement 1993, dat de rechten op de onderhavige graven door het bestuur van de Parochie op de datum van het van kracht worden van dit reglement zijn vastgesteld op 30 jaren. Uit de overgangsbepaling van het begraafplaatsreglement 2004 en die van het begraafplaatsreglement 2010 volgt dat deze reglementen het bepaalde in artikel 43 van het begraafplaatsreglement 1993 hebben geëerbiedigd. De rechtbank merkt nog op dat [naam 1] in de dagvaarding stelt dat hij het ervoor houdt dat de notulen van de vergadering van het kerkbestuur waarin het begraafplaatsreglement 2004 is vastgesteld er niet zijn omdat ze niet eerder door de Parochie zijn overgelegd. Aan deze opmerking wordt voorbijgegaan, omdat niet duidelijk is wat [naam 1] hiermee beoogt en er geen reden is (aangevoerd) om ervan uit te gaan dat het begraafplaatsreglement 2004 en dat van 2010 niet rechtsgeldig zijn vastgesteld. In het vorenstaande ligt al besloten dat aan [naam 1] niet kan worden tegengeworpen dat zich na het overlijden van [naam 8] niemand binnen de termijn bedoeld in het begraafplaatsreglement 1993 heeft gemeld als degene die optreedt als rechthebbende op dit graf. De slotsom moet zijn dat onder 3.1.2. gevorderde verklaring voor recht kan worden gegeven.
904,00(2 punten × tarief € 452,00)