ECLI:NL:RBGEL:2013:2569

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 augustus 2013
Publicatiedatum
26 augustus 2013
Zaaknummer
05/860548-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige inbeslagname van gegevensdragers en het bewijsvermoeden in strafzaken

Op 23 augustus 2013 heeft de raadkamer van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, het bezwaar van verdachte tegen zijn dagvaarding voor de zitting van 27 augustus 2013 gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het hoogst onaannemelijk was dat de strafrechter tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde zou komen. De aanleiding voor het bezwaar was de inbeslagname van een laptop van de verdachte, waarbij agenten tijdens een aanhouding kleine fotootjes van kindergezichten op de laptop hadden gezien. De rechtbank oordeelde dat deze enkele omstandigheid niet voldoende was om een redelijk vermoeden van schuld aan kinderporno te rechtvaardigen, vooral gezien het strafrechtelijk verleden van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de inbeslagname evident onrechtmatig was en dat de bewijsstukken die daaruit voortkwamen niet gebruikt mochten worden in de rechtszaak.

De rechtbank benadrukte dat de aanwezigheid van afbeeldingen van kindergezichten bij een veroordeelde ontuchtpleger niet automatisch leidt tot een verdenking van kinderporno. De rechtbank stelde dat de inbeslagname van de laptop en andere gegevensdragers onrechtmatig was, en dat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het bezit van kinderporno. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift gegrond en stelde de verdachte buiten vervolging, waardoor zijn zaak niet behandeld zou worden op de geplande zitting van 27 augustus 2013. Dit besluit werd genomen na een summier onderzoek in raadkamer, waarbij de rechtbank de relevante feiten en omstandigheden in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/860548-13[jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]
Bvs-nummer: 13/1550
Raadsvrouw: mr. I.E. Leenhouwers
Op 23 augustus 2013 is op de griffie van deze rechtbank ingediend een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 262 eerste lid van het Wetboek van Strafvordering van:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1948],
zonder bekende woon of verblijfplaats,
verder te noemen verdachte.
De rechtbank heeft de processtukken bezien. Het bezwaarschrift is met gesloten deuren behandeld door de raadkamer op 21 augustus 2013. Verdachte is daarbij vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw. Van deze behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.

Motivering

Het bezwaarschrift is gericht tegen de, blijkens de akte van uitreiking aan verdachte op
30 juli 2013in persoon betekende dagvaarding, om te verschijnen voor de meervoudige kamer in strafzaken op 27 augustus 2013.
Het bezwaarschrift is binnen de daarvoor gestelde termijn ingediend en verdachte is in zoverre ontvankelijk in zijn bezwaar.
Verdachte heeft zich, voor zover thans van belang, op het standpunt gesteld dat sprake is van onrechtmatige inbeslagneming van zijn gegevensdragers omdat geen sprake was van verdenking in de zin van artikel 67a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Onder verwijzing naar een proces-verbaal van digitaal onderzoek van 7 juni 2013 heeft verdachte voorts betoogd dat niet bewezen kan worden dat hij de in zijn laptop aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen heeft bekeken en dat hij deze bestanden ook niet heeft kunnen bekijken nu ze zijn aangetroffen in de ‘deleted files’ en de ‘Google Chrome cache’, als gevolg waarvan er jegens verdachte onvoldoende aanwijzing van schuld aanwezig is.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift.
De rechtbank is van oordeel, dat het onderzoek in raadkamer, naar aanleiding van een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 262 Sv, een summier karakter draagt en niet vooruit dient te lopen op de behandeling ter terechtzitting. De vraag die voorligt is of het hoogst onaannemelijk is dat de strafrechter, later oordelend, zal komen tot de beslissing dat het ten laste gelegde feit geheel of gedeeltelijk bewezen kan worden verklaard. Ook de doeltreffendheid van (juridische) verweren dient met inachtneming van het summiere karakter van de procedure te worden beoordeeld.
Gelet op dit toetsingskader, dient de vraag of in het geval van verdachte sprake was van onrechtmatige inbeslagname in beginsel te worden beantwoord op de openbare terechtzitting, tenzij buiten elke twijfel verheven is dat sprake is geweest van onrechtmatige inbeslagneming. Hierover overweegt de rechtbank het volgende.
Sprake moet zijn geweest van zwaarwegende omstandigheden die rechtvaardigden dat de woning van verdachte ( ongeveer vier uren na zijn aanhouding ter zake van overtreding van schorsingsvoorwaarden) met een machtiging van de hulpofficier van justitie werd betreden ter inbeslagneming van een computer en andere gegevensdragers.
Uit het procesdossier volgt dat de verbalisanten tijdens de aanhouding van verdachte in het kader van een bevolen tenuitvoerlegging hebben gezien dat op het bureaublad op de laptop van verdachte een aantal kleine foto’s (1 x 1 cm) van kindergezichten stonden gerangschikt. Niet in geschil is dat deze afbeeldingen op geen enkele wijze kinderpornografisch van aard waren.
De rechtbank ontkomt er niet aan te concluderen dat het strafrechtelijk verleden van verdachte als belangrijkste argument is gehanteerd om hem in deze aan te merken als verdachte en dat niet de kinderportretten daartoe leidend zijn geweest.
Foto’s van enkel de gezichten van kinderen zouden bij niemand ook maar de gedachte aan kinderporno doen opkomen. Anders gezegd: in de redenering van het O.M. is de aanwezigheid van afbeeldingen van één of meer kindergezichten voldoende om tot het ingrijpende dwangmiddel van binnentreden in een woning ter inbeslagneming over te gaan, wanneer ze worden waargenomen bij iemand die is veroordeeld voor ontucht met minderjarigen.
Die omstandigheid acht de rechtbank volstrekt onvoldoende voor een naar objectieve maatstaven gemeten redelijk vermoeden dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan het bezit van kinderporno. Ook een veroordeelde ontuchtpleger moet als iedere andere burger risicoloos volstrekt geoorloofde afbeeldingen van kinderen in zijn nabijheid kunnen hebben.
De inbeslagneming van onder meer de computer van verdachte is dus onrechtmatig geweest en de daaruit voortkomende bewijsrechtelijke vruchten zullen niet tot veroordeling mogen leiden.
Naar het oordeel van de rechtbank is het derhalve hoogst onaannemelijk dat de strafrechter, later oordelend, tot een bewezenverklaring van het aan verdachte onder parketnummer
05/860548-13 ten laste gelegde zal komen.
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank bovendien dat het daar kennelijk om digitale informatie gaat die aanwezig bleek in de ‘Google Chrome Cache’ en in de ‘deleted files’. De daarin voorkomende kinderpornografische afbeeldingen zijn volgens het
proces-verbaal van digitaal onderzoek van 7 juni 2013 niet direct zichtbaar en ze zijn ook niet zonder speciale software zichtbaar te maken. Waar voorts bij dit proces-verbaal door verbalisant Weedage is verklaard dat hij geen aanwijzing heeft gevonden dat de inhoud van deze bestanden op een andere manier is bekeken dan waarvoor die is bedoeld, kan evenmin worden aangenomen dat verdachte de betreffende sites ook daadwerkelijk heeft bezocht en is er op voorhand onvoldoende aanwijzing van schuld van verdachte voor dit onderdeel van de dagvaarding.
De conclusie is dat het bezwaar gegrond moet worden verklaard.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift gegrond;

Stelt verdachte ter zake van het aan hem in de dagvaarding met parketnummer 05/860548-13 ten laste gelegde buiten vervolging.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.L.F. Prisse, voorzitter, mr. R.G.J. Welbergen en mr. F. Tas, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Cosijn, griffier.
Mr. F. Tas en mr. Cosijn zijn buiten staat
deze uitspraak te ondertekenen.