ECLI:NL:RBGEL:2013:2568

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 augustus 2013
Publicatiedatum
26 augustus 2013
Zaaknummer
05/820103-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed

Op 26 augustus 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 63-jarige man uit Nijmegen, die werd beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol en het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een fietser ernstig gewond raakte. Het ongeval vond plaats op 30 augustus 2012, toen de verdachte met zijn auto een fietser aanreed op een voorrangskruising. De verdachte had een alcoholgehalte van 440 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, en dat hij de fietser geen voorrang had verleend, ondanks duidelijke verkeersborden die dit aangaven. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte nooit eerder met justitie in aanraking was gekomen en dat hij zijn rijbewijs nodig had voor de zorg voor zijn zieke vrouw en zijn bedrijf. Desondanks werd de straf zwaarder dan door de officier van justitie was geëist, gezien de ernst van het feit. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf van 240 uur op en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders in het verkeer, vooral onder invloed van alcohol, en de gevolgen die dit kan hebben voor andere verkeersdeelnemers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/820103-13
Datum zitting : 12 augustus 2013
Datum uitspraak : 26 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [1950] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 augustus 2012 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Zwanenveld 82e straat in de richting van de Van Schuylenburgweg, op het kruisingsvlak van de voorrangskruising tussen de Zwanenveld 82e straat en/of de Spijkerhofweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, en/of terwijl hij, verdachte, onder invloed van alcohol en/of medicijnen verkeerde, en/of terwijl voor de voormelde kruising, zich een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met het onderbord (OB503OB102), waarop een fiets, een bromfiets, en twee pijlen waren geplaatst, ten teken dat fietsers en
bromfietsen uit twee richtingen konden naderen, was geplaatst, en/of terwijl op de Zwanenveld 82e straat voor genoemde kruising of splitsing haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van genoemd reglement waren aangebracht, die kruising op en/of is overgereden, en/of niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en zodoende artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 heeft overtreden, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen is met een, voor hem van links komende, op het fietspad fietsende fietser, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994,
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 30 augustus 2012 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Zwanenveld 82e straat in de richting van de Van Schuylenburgweg, op het kruisingsvlak van de voorrangskruising tussen de Zwanenveld 82e straat en het fiets/bromfietspad dat in het verlengde van de Spijkerhofweg ligt, terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, en/of terwijl hij, verdachte onder invloed van alchohol en/of medicijnen verkeerde, en/of terwijl voor de voormelde kruising, zich een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met het onderbord (OB503OB102), waarop een fiets, een bromfiets, en twee pijlen waren geplaatst, ten teken dat fietsers en
bromfietsen uit twee richtingen konden naderen, was/waren geplaatst, en/of terwijl op de Zwanenveld 82e straat voor genoemde kruising of splitsing haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van genoemd reglement waren aangebracht, vervolgens voornoemde kruising is op en/of over gereden, en/of niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig zodanig
heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en zodoende artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 heeft overtreden, en/of (vervolgens) is gebotst, althans in aanrijding gekomen is met een, voor hem van links komende, op het fietspad fietsende fietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 30 augustus 2012, te Nijmegen,althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Toyota Corolla, kenteken [kenteken]), dit motorrijtuig heeft
bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 440 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 12 augustus 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie, mr. R. Leuven, heeft gerekwireerd.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 30 augustus 2012 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden. Verdachte reed als bestuurder van een motorrijtuig over de Zwanenveld 82e straat in de richting van de Van Schuylenburgweg te Nijmegen. Op het kruisingsvlak van de voorrangskruising tussen de Zwanenveld 82e straat en de Spijkerhofweg is verdachte met zijn motorrijtuig gebotst tegen een, voor hem van links komende, op het fietspad fietsende fietser. Het uitzicht van verdachte werd in de richting van waaruit de bestuurder van de fiets met zijn voertuig kwam, vlak voor het kruisingsvlak niet gehinderd. Verdachte verleende deze fietser geen voorrang. Vóór het voornoemde kruisingsvlak stond aan de rechterzijde van de weg een verkeersbord, waarop een fiets, een bromfiets en twee pijlen waren geplaatst ten teken dat fietsers en bromfietsen uit twee richtingen konden naderen.
Voorts waren op de Zwanenveld 82e straat, voor genoemde kruising haaientanden op het wegdek aangebracht, ten teken dat verdachte een voorrangsweg naderde.
In de 24-uur voor het ongeval had verdachte alcohol gedronken. Het alcoholgehalte van zijn adem bleek bij een na het ongeval uitgevoerd onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 440 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht te zijn.
Als gevolg van de botsing heeft een ander, [slachtoffer] (de fietser), letsel opgelopen, onder meer licht traumatisch schedelhersenletsel met schedelfractuur, breuken in facetgewrichten tussen de ruggenwervels en een klein epiduraal hematoom (bloeduitstorting buiten hersenvlies). [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, in die zin dat verdachte kan worden verweten zeer onvoorzichtig en onoplettend te hebben gereden, alsmede dat verdachte verkeerde onder invloed van alcohol en medicijnen.
Het standpunt van verdachte
  • Verdachte betwist hij dat hij roekeloos of zeer/aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gereden;
  • Verdachte heeft, alvorens het kruisingsvlak over te steken, stilgestaan, naar links en rechts gekeken om vervolgens het kruisingsvlak over te steken;
  • Verdachte heeft de fietser in het geheel niet gezien;
  • Verdachte betwist niet dat er een botsing heeft plaatsgevonden tussen het door hem bestuurde motorrijtuig en de fietser, maar stelt dat de fietser ter hoogte van het linkervoorwiel tegen zijn auto is gebotst;
  • De getuige die een ander beeld schetst, heeft een onjuiste verklaring afgelegd;
  • Verdachte betwist dat de door de politie aan zijn motorrijtuig geconstateerde schade het gevolg is van het ongeval. Verdachte stelt dat die schade al voor het ongeval was ontstaan;
  • Ook de fietser (het latere slachtoffer) was verkeersdeelnemer en had, aldus verdachte, beter moeten opletten;
  • De situatie ter plaatse is zeer onoverzichtelijk;
  • Tot slot stelt verdachte dat het gemeten alcoholpercentage geen invloed heeft gehad op zijn verkeersgedrag.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 30 augustus 2012 op zijn fiets op weg was naar huis. Ter hoogte van het winkelcentrum Dukenburg wilde hij oversteken op de oversteekplaats voor fietsers. Voordat hij overstak heeft [slachtoffer] nog gekeken of er een auto van achteren naderde. [slachtoffer] zag geen auto achter zich maar wel een grijs/zilverkleurige MPV-achtige auto, die hem tegemoet kwam. Deze auto reed nog vóór de verkeersdrempel. [slachtoffer] had het idee dat de bestuurder van deze auto hem zag. [slachtoffer] weet nog dat hij tot ongeveer halverwege de fietsoversteekplaats was. Vervolgens herinnert [slachtoffer] zich dat hij door ambulancepersoneel werd behandeld. [3]
De getuige [getuige] bevond zich kort voor het ongeval op ongeveer vijf meter van de plaats waar het ongeluk heeft plaatsgevonden. [getuige] zag dat een fietser aan kwam rijden en zag dat de fietser de weg wilde oversteken. De fietser fietste stevig door. Ook zag [getuige] een auto rijden die op dat moment op de drempel reed. Deze auto kwam, aldus [getuige], met volle vaart aanrijden en reed zeker harder dan 30 km/u. [getuige] zag dat de fietser de auto wilde ontwijken en dat de auto ineens hard remde. [getuige] hoorde daarbij piepende banden en op het moment dat hij dat hoorde waren er geen andere auto’s in de buurt. [getuige] zag dat de auto pas remde nadat hij de fietser had aangereden. [getuige] zag dat de auto de fietser in het midden van de motorkap raakte en dat de fietser met zijn hoofd tegen de voorruit aankwam. De fietser viel vervolgens met een klap op de grond. [getuige] rook een alcohollucht bij de bestuurder van de auto. [4]
Op basis van de voorgaande verklaringen is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet, zoals hij zelf verklaart, heeft stilgestaan alvorens hij het kruisingsvlak is opgereden.
[slachtoffer] heeft de auto van verdachte tegemoet zien komen rijden en [getuige] heeft verklaard dat verdachte met een snelheid hoger dan 30 km/u het kruisingsvlak opreed en niet gestopt is. De verdachte heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen die maken dat de verklaring van, met name, de getuige [getuige] terzijde moet worden geschoven. [getuige] is een niet bij partijen betrokken derde, die vrij gedetailleerd heeft verklaard wat hij van korte afstand heeft waargenomen. De enkele betwisting van verdachte dat de getuige niet naar waarheid verklaart is onvoldoende, temeer nu deze verklaring op onderdelen wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer]. Op grond van het voorgaande kan vastgesteld worden dat verdachte zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de door hem bestuurde auto tijdig tot stilstand te brengen en niet gestopt is alvorens hij het kruisingsvlak is opgereden.
In het forensisch onderzoek is door de politie vastgesteld dat op de fiets van het slachtoffer aan het uiteinde van de rechter wielmoer van het voorwiel zich een spoor bevond, bestaande uit een stukje geelkleurig kunststof/folie. Qua kleur en samenstelling kwam dit spoor overeen met het laminaat van de kentekenplaat aan de voorzijde van de auto van verdachte. [5] Aan de voorzijde van de auto van verdachte zijn schade en sporen vastgesteld, een deuk in de motorkap met daarin twee diepere krassen (veroorzaakt door het rechter handvat en remhandle van de fiets), een deukje/beschadiging in de kentekenplaat (veroorzaakt door de rechterasmoer van het voorwiel van de fiets) en kras- en schuifsporen op de bumper (veroorzaakt door de rechtertrapper van de fiets). [6] Voorts wordt op basis van de aangetroffen sporen op de auto van verdachte vastgesteld dat de verdachte met de linkervoorzijde van zijn voertuig tegen de rechterflank van de fiets is gebotst. [7]
Op grond van het voorgaande wordt de stelling van verdachte, dat de fietser ter hoogte van het linkervoorwiel tegen de auto is gebotst, weerlegd. Ook de stelling van verdachte dat de door de politie geconstateerde schade al voor het ongeval aanwezig was, is met voorgaande bewijsmiddelen weerlegd, temeer nu verdachte geen begin van aannemelijkheid heeft aangevoerd op grond waarvan het door verbalisanten geconstateerde terzijde moet worden geschoven.
Verdachte stelt dat het latere slachtoffer, ook een verkeersdeelnemer, beter had moeten opletten. Voor zover verdachte hier een deel van de schuld aan het ongeval bij de fietser wil leggen merkt de rechtbank op dat een verkeersfout van de één, de schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet bij de ander, niet wegneemt. Voor wat betreft de vraag of het slachtoffer zich niet aan enige verkeersregel heeft gehouden, merkt de rechtbank op dat daar niet van is gebleken. Het slachtoffer reed op een voorrangsweg en verdachte had hem voorrang moeten verlenen.
Ook de omstandigheid dat het, zoals verdachte beweert, een onoverzichtelijke situatie betrof laat onverlet dat verdachte strafbaar is. Verdachte was ter plaatse bekend [8] en hij had dus, wetende dat het een (zoals hij stelt) onoverzichtelijke situatie betrof, temeer moeten opletten en zeker niet, zoals naar het oordeel van de rechtbank vaststaat, zonder te stoppen het kruisingsvlak moeten oversteken. Dat verdachte onder die omstandigheden, waartoe ook het alcoholgebruik zal hebben bijgedragen, de fietser niet gezien heeft acht de rechtbank heel wel mogelijk, maar is volledig aan verdachte toe te schrijven.
De stelling van verdachte dat het gemeten alcoholpercentage geen invloed heeft gehad op zijn rijgedrag legt de rechtbank naast zich neer. Het is een feit van algemene bekendheid dat alcohol en verkeer niet samen gaan en dat alcoholgebruik de rijvaardigheid kan beïnvloeden. Het doet er daarbij niet toe of verdachte de alcohol de nacht voor de aanrijding heeft genuttigd of, zoals hij zelf ten overstaan van de politie verklaart, kort voor het ongeval.
Anders dan het standpunt van de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte ten tijde van het ongeval ook nog onder invloed van medicijnen verkeerde. Hoewel kan worden aangenomen dat de door verdachte gebruikte Naproxen-tabletten de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden, is, nu daar geen onderzoek naar is gedaan, te weinig bekend over welk gehalte van de werkzame stof van deze tabletten ten tijde van het ongeluk in het bloed van verdachte zat en of dit dusdanig hoog was dat dit zijn rijvaardigheid met enige mate van waarschijnlijkheid daadwerkelijk beïnvloed moet hebben.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft deelgenomen aan het verkeer.
Het door het slachtoffer opgelopen letsel kwalificeert de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 30 augustus 2012 te Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Zwanenveld 82e straat in de richting van de Van Schuylenburgweg, op het kruisingsvlak van de voorrangskruising tussen de Zwanenveld 82e straat en de Spijkerhofweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, en terwijl hij, verdachte, onder invloed van alcohol verkeerde, en terwijl voor de voormelde kruising, zich een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met het onderbord (OB503OB102), waarop een fiets, een bromfiets, en twee pijlen waren geplaatst, ten teken dat fietsers en bromfietsen uit twee richtingen konden naderen, was geplaatst, en terwijl op de Zwanenveld 82e straat voor genoemde kruising of splitsing haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van genoemd reglement waren aangebracht, die kruising op en is overgereden, en niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en zodoende artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 heeft overtreden, en vervolgens is gebotst tegen, een, voor hem van links komende, op het fietspad fietsende fietser, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht, zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994,
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van ademanalyse (pag. 020/022);
- het ademanalyseformulier (pag. 027);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 augustus 2013.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 30 augustus 2012, te Nijmegen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Toyota Corolla, kenteken [kenteken]), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 440 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uur subsidiair 100 dagen hechtenis onvoorwaardelijk, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie baseert zijn eis op oriëntatiepunten die zijn opgesteld op basis van wat in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd, maar is van mening dat, nu verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen voor een vergelijkbaar feit, een gevangenisstraf niet aan de orde is maar een werkstraf passend is. De officier van justitie wil deels rekening houden met de omstandigheid dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft maar het feit is volgens de officier van justitie te ernstig om een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, te eisen.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte brengt naar voren dat, wanneer een ontzegging wordt uitgesproken zoals geëist, dit voor hem de nodige problemen zal opleveren.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 02 juli 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig verkeersongeval waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en wel zodanig dat uitzicht op volledig herstel onzeker is. Ten tijde van het ongeval had verdachte een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcohol op hetgeen de rechtbank verdachte zwaar aanrekent. Uitgaande van wat in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd (en, wat zoals hiervoor is overwogen, is vastgelegd in landelijk geldende oriëntatiepunten) zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een forse ontzegging van de rijbevoegdheid hier op zijn plaats zijn.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank enerzijds rekening te houden met de ernst van het bewezenverklaarde maar anderzijds ook met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Vast staat dat verdachte, inmiddels 63 jaar, niet eerder is veroordeeld voor een verkeersdelict. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting zijn persoonlijke omstandigheden, met name betreffende de ziekte van zijn echtgenote, nader uiteengezet en erkent hij, ondanks zijn gevoerd verweer, dat hij beter had moeten opletten bij het oprijden van het kruisingsvlak. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in plaats van een gevangenisstraf een werkstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats is.
Voor wat betreft de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen merkt de rechtbank het volgende op. De rechtbank ontkomt er niet aan verdachte een forse ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, op te leggen. Daar waar de rechtbank verdachte tegemoet komt voor wat betreft de gevangenisstraf, zal op andere wijze compensatie moeten worden gezocht. De rechtbank is van oordeel dat voor wat betreft het geheel, de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de ernst van het feit, wat reden vormt om verdachte een langere onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 6, 8, 175, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 200 (tweehonderd) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid. De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 100 (éénhonderd) dagen.
alsmede
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 2 (twee) jaren.
Bepaalt dat van deze ontzegging
1 (één) jaarniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. E. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 augustus 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081Z 2012086527, gesloten op 29 november 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal aanrijding misdrijf (pag. 05/08); een proces-verbaal verhoor benadeelde inhoudende de verklaring van [slachtoffer] (pag. 013/014); een medische verklaring die betrekking heeft op [slachtoffer] d.d. 6 september 2012 (pag. 018/019); een proces-verbaal forensisch onderzoek (pag. 17 van 20 onderdeel 4.4, eerste zin); het proces-verbaal van ademanalyse (pag. 020/022); het ademanalyseformulier (pag. 027); de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 augustus 2013.
3.Een proces-verbaal verhoor benadeelde, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] (pag. 013);
4.Een proces-verbaal verhoor getuige, inhoudende de verklaring van [getuige] (pag. 015/016);
5.Een proces-verbaal forensisch onderzoek (pag. 13 van 20 onderdeel 3.3.2);
6.Een proces-verbaal forensisch onderzoek (pag. 11 van 20 onderdeel 3.2.2.);
7.Een proces-verbaal forensisch onderzoek (pag. 18 van 20 onderdeel 5.2, derde alinea);
8.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 12 augustus 2013;