ECLI:NL:RBGEL:2013:2546

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 augustus 2013
Publicatiedatum
23 augustus 2013
Zaaknummer
05/701975-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.C. Quak
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
  • W.L.J.M. Duijst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor roekeloos rijgedrag met letsel als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 juli 2012 betrokken was bij een verkeersongeval in Haaften. De verdachte, bestuurder van een personenauto (Mercedes), reed over de Margrietstraat en naderde een kruising met de Zijving. Het zicht van de verdachte werd belemmerd door hoge begroeiing, maar hij had fietsers op de Zijving zien aankomen. Ondanks dat hij wist dat hij voorrang moest verlenen, heeft hij zijn snelheid niet aangepast en is hij in botsing gekomen met een jeugdige fietser, die daardoor zwaar lichamelijk letsel opliep. De officier van justitie eiste een werkstraf van 60 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onoplettend en onvoorzichtig had gehandeld. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het primair tenlastegelegde, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval door roekeloos rijgedrag, wat resulteerde in letsel voor de fietser. De rechtbank legde een werkstraf op van 60 uren, een geldboete van 1000 euro en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden op, met een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/701975-12
Datum zitting : 09 augustus 2013
Datum uitspraak : 23 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres :[adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. W.P.N. Remie, advocaat te Tilburg.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 juli 2012, buiten de bebouwde kom van Haaften, gemeente Neerijnen, althans binnen de gemeente Neerijnen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Mercedes), roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), de Margrietstraat en/of de Zijving, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij reed over de Margrietstraat en komende bij de kruising/splitsing met de Zijving en/of
- terwijl het zicht van verdachte op die Zijving werd belemmerd door bomen en/of struiken, althans begroeiing, en/of
- terwijl hij bij het naderen van die splitsing een of meer hem van rechts over die Zijving naderende fietser(s) had gezien,
- ( daarbij) zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast en/of
- ( vervolgens) - in strijd met het bepaalde in artikel 15 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - geen voorrang heeft verleend aan een hem van rechts over die Zijving naderende fietser,
tengevolge waarvan een botsing/aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en die fietser, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan, werd toegebracht, zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend aan die fietser; art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 09 augustus 2013 ter openbare terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. W.P.N. Remie, advocaat te Tilburg.
De officier van justitie, mr. T. Feuth, heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en voorts tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder primair tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 juli 2012 reed verdachte in een personenauto, een Mercedes, op de Margrietstraat in de richting van de kruising met de Zijving. [2] Dit is een weg buiten de bebouwde kom van Haaften, binnen de gemeente Neerijnen. [3] Het zicht van verdachte werd belemmerd door de hoge begroeiing aan de rechterkant van de weg. Verdachte kon boven de begroeiing uit zien dat er fietsers op de Zijving reden. Ter hoogte van de kruising met de Zijving is verdachte tegen een jeugdige fietser, [slachtoffer], die voor zijn ouders uit fietste, aangereden. [4] Deze liep daarbij een hoofdwond en een gebroken onderbeen op. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend is te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, omdat verdachte een grove verkeersfout heeft gemaakt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak ten aanzien van het primair tenlastegelegde. Volgens de verdediging heeft verdachte het slachtoffer niet gezien, maar dit brengt niet met zich mee dat er sprake zou zijn van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Indien de rechtbank van oordeel is dat er wel sprake is van schuld in de zin van artikel 6 kan er hoogstens sprake zijn van aanmerkelijke onvoorzichtigheid.
Beoordeling door de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, is vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Voor wat betreft het onderdeel in de tenlastelegging ‘terwijl hij bij het naderen van die splitsing een of meer hem van rechts over die Zijving naderende fietser(s) had gezien’ gaat de rechtbank ervan uit dat hiermee wordt gedoeld op ‘de fietsers’ die verdachte heeft zien aan komen rijden op de Zijving, waaronder de vader en moeder van het slachtoffer.
Verdachte heeft verklaard dat hij deze fietsers op de Zijving had waargenomen voordat hij de kruising naderde. Verdachte wist dat hij aan deze fietsers voorrang moest verlenen, maar hij dacht dat hij nog voor deze fietsers langs kon. Voorts voert verdachte aan dat zijn zicht werd belemmerd door de begroeiing langs de weg. Verdachte reed vaker op de Margrietstraat waardoor hij bekend was met de verkeerssituatie. [6]
Vast staat dat verdachte geen voorrang heeft verleend volgens artikel 15 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
De verdediging voert als verweer dat verdachte het slachtoffer niet heeft gezien en dat er geen sprake was van forse verkeersovertredingen. De rechtbank deelt de mening van de verdediging niet. Verdachte was bekend met de verkeerssituatie waardoor hij wist dat er ter plaatse regelmatig gefietst werd alsook dat er fietsers van rechts konden komen aan wie hij in een dergelijke situatie voorrang moest verlenen. Verdachte heeft enkele fietsers ook daadwerkelijk zien aan komen fietsen. Daarnaast was verdachte er zich van bewust dat zijn zicht, door de hoge begroeiing, werd belemmerd. Ondanks dat er sprake was van een onoverzichtelijke situatie waarbij verdachte wist van de nabijheid van ongelijkwaardige verkeersdeelnemers, heeft verdachte zijn snelheid niet aangepast. Naar eigen zeggen heeft verdachte tussen de 50 en 60 kilometer per uur gereden. In een dergelijke situatie waarbij verdachte voorrang moest verlenen aan het van rechtskomend verkeer, had verdachte zijn snelheid (meer) moeten matigen. Dit geldt temeer daar verdachte door het belemmerde zicht niet kon zien hoeveel fietsers er aan kwamen en met welke snelheid zij reden.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zeer onoplettend en onvoorzichtig heeft gehandeld.
Letsel
Het letsel van het slachtoffer, zoals onder de feiten omschreven, is naar oordeel van de rechtbank aan te merken als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 01 juli 2012, buiten de bebouwde kom van Haaften, gemeente Neerijnen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Mercedes), zeer, onoplettend, onvoorzichtig en
/ofonachtzaam heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), de Margrietstraat hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij reed over de Margrietstraat en komende bij de kruising/splitsing met de Zijving en
- terwijl het zicht van verdachte op die Zijving werd belemmerd door begroeiing, en
- terwijl hij bij het naderen van die splitsing een of meer hem van rechts over die Zijving naderende fietser
(s
)had gezien,
-
(daarbij
)zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en aangepast en/of
-
(vervolgens
)- in strijd met het bepaalde in artikel 15 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - geen voorrang heeft verleend aan een hem van rechts over die Zijving naderende fietser,
tengevolge waarvan een aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en die fietser, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor een ander ([slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan, werd toegebracht,
zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend aan die fietser.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
‘Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl degene die aan het feit schuldig is geen voorrang heeft verleend’’
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis en voorts tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
De verdediging heeft verzocht in geval van bewezenverklaring een geldboete op te leggen en indien de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid oplegt, deze geheel voorwaardelijk op te leggen gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft immers zijn rijbewijs nodig voor zijn werk en er is geen sprake van recidive.
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 3 juli 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval door zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam te rijden. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Het slachtoffer [slachtoffer] was ten tijde van het ongeval 11 jaar oud en heeft niet alleen aanzienlijk letsel opgelopen, maar ook een tijdlang angst voor fietsen aan deze aanrijding overgehouden.
Gelet op de justitiële documentatie van verdachte is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van recidive. Verdachte stelt dat de snelheidsovertredingen door zijn vrouw zijn gemaakt, maar de rechtbank is van mening dat verdachte dit onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
De rechtbank deelt de mening van de officier van justitie dat een gevangenisstraf een te zware strafmodaliteit is. De rechtbank acht voor dit feit een werkstraf op zijn plaats.
Verdachte is vrachtwagenchauffeur en heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk. Om die reden zal de rechtbank de ontzegging van de rijbevoegdheid, conform de eis van de officier van justitie, voorwaardelijk opleggen. Gelet op dit laatste acht de rechtbank, teneinde de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen, echter wel een geldboete op zijn plaats.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A.
het verrichten van een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 30 (dertig) dagen.
Een betaling van een geldboete van € 1000,- (duizend euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 20 dagen hechtenis.
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en mr. W.L.J.M. Duijst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 augustus 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant[verbalisant] van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district De Waarden, Team Geldermalsen Wijk Lingewaal, opgemaakt proces-verbaal, dossiernummer PL083D 2012064971, gesloten op 12 november 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het door de rechtbank doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 14
3.Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 5
4.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 augustus 2013
5.Een schriftelijk bescheid, zijnde een geneeskundige verklaring, p. 13
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 augustus 2013